ABRvS, 17-06-2015, nr. 201409844/1/R3
ECLI:NL:RVS:2015:1857
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
17-06-2015
- Zaaknummer
201409844/1/R3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2015:1857, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 17‑06‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Wet ruimtelijke ordening; Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
JOM 2016/361
Uitspraak 17‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 14 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "HOV-baan Aalsterweg" vastgesteld.
201409844/1/R3.
Datum uitspraak: 17 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
De vereniging "Bewonersvereniging Eikenburg de Roosten", gevestigd te Eindhoven,
appellante,
en
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "HOV-baan Aalsterweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Bewonersvereniging beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Bewonersvereniging en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2015, waar de Bewonersvereniging, vertegenwoordigd door P.A. van Leeuwen, en de raad, vertegenwoordigd door R. Martens, ing. R.E.M. Stevens en ing. R.P. Schepers, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen is ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in de aanleg van een zogenoemde hoogwaardig openbaar vervoerbaan (hierna: HOV-baan) op de Aalsterweg van de Antoon Coolenlaan tot aan de A67. De HOV-baan maakt deel uit van een groter hoogwaardig openbaar vervoer-netwerk in Eindhoven dat onder meer de binnenstad en de campus van de Technische Universiteit met elkaar verbindt. Ten westen van de voorziene HOV-baan liggen de Genneper Parken, waarin diverse sportvoorzieningen, zoals het nationaal zwemcentrum De Tongelreep (hierna: De Tongelreep), het Indoor Sportcentrum Eindhoven en de Fontys Sporthogeschool staan. Ten oosten van de voorziene HOV-baan ligt de wijk Eikenburg-de Roosten.
3. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep niet is gericht tegen de in het plan voorziene HOV-baan, maar tegen de wijze waarop de parkeerplaatsen, die door de aanleg van de HOV-baan verloren zullen gaan, zullen worden gecompenseerd. Nu het beroep niet is gericht tegen het plan als zodanig dient dit volgens de raad niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.1. Niet in geschil is dat door de aanleg van de HOV-baan 148 parkeerplaatsen zullen verdwijnen. De Bewonersvereniging voert in haar beroepschrift onder andere aan dat als deze parkeerplaatsen zullen verdwijnen, het parkeertekort en de parkeeroverlast in de wijk Eikenburg-de Roosten zullen toenemen. De verwachte toename van het parkeertekort is volgens haar een gevolg van de aanleg van de HOV-baan. Het beroep is daarmee gericht tegen het plan en de mogelijke gevolgen hiervan. Derhalve bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is.
4. De Bewonersvereniging betoogt dat de raad ten onrechte het plan heeft vastgesteld. Zij voert daartoe aan dat de raad is uitgegaan van een onjuiste structuurvisie en dat het plan in strijd is met de uitgangspunten van de gemeentelijke structuurvisie "Genneper Parken 2004" die voor het gebied geldt. Deze structuurvisie is volgens haar opgesteld om bescherming te bieden aan de waardevolle landschappen en natuurwaarden in het gebied. Verder vreest de Bewonersvereniging ernstige parkeeroverlast in haar wijk als gevolg van het plan. Daarbij wijst zij er op dat door de bouw van de Sporthogeschool reeds parkeerplaatsen verloren zijn gegaan, er reeds sprake is van een parkeertekort en dat niet wordt voldaan aan de geldende parkeernormen. Met de aanleg van de HOV-baan zullen er nog eens 88 plaatsen verloren gaan. In dit verband wijst zij er op dat de vervangende parkeervoorzieningen onvoldoende en niet verzekerd zijn. Zo wijst zij er op dat de vervangende parkeerplaatsen bij De Tongelreep liggen in een gebied met de bestemming "Sportvoorzieningen" en de aanduiding "zwembad" en dat parkeren daar alleen in het kader van deze sportvoorziening mag plaatsvinden. Met het publiek toegankelijk maken van dit parkeerterrein wordt de aanwezige vleermuispopulatie verstoord. Verder betoogt de Bewonersvereniging dat de afstand tussen de vervangende parkeervoorziening en het Indoor Sportcentrum, onderscheidenlijk de Sporthogeschool, meer dan 300 m, onderscheidenlijk meer dan 175 m, bedraagt. Uit de gemeentelijke parkeernormen volgt volgens haar dat parkeergelegenheid binnen een straal van 100 m van sportvoorzieningen moet worden gerealiseerd. Bovendien ligt de wijk Eikenburg-de Roosten op een kortere afstand van deze voorzieningen dan de vervangende parkeerplaats bij De Tongelreep.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de parkeerplaatsen die verloren zullen gaan elders gecompenseerd zullen worden in de Genneper Parken. Eerst zal de compensatie hiervoor worden gevonden op een zogenoemd overloopterrein met 110 parkeerplaatsen nabij De Tongelreep en op termijn zullen er drie gebouwde parkeervoorzieningen worden gerealiseerd, waarvan de parkeergarage van de Sporthogeschool de eerste zal zijn. In het verweerschrift heeft de raad hieraan toegevoegd dat voor zover het overloop- en parkeerterrein bij De Tongelreep niet mag worden gebruikt als multifunctioneel parkeerterrein er reeds een aanvraag is gedaan tot afwijking van het bestemmingsplan. Over de vleermuispopulatie stelt de raad dat in de nabijheid van de parkeerplaats langs de Theo Koomenlaan essentiële delen van het leefgebied van vleermuizen voorkomen, maar dat de openstelling van deze parkeerplaats gedurende piekmomenten niets verandert aan de bestaande inrichting en het bestaande gebruik als parkeerplaats, zodat van strijd met de Flora- en faunawet (hierna:
Ffw) geen sprake is.
4.2. Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wegen, straten, met in totaal niet meer dan 4 rijstroken, alsmede opstelstroken, in- en uitvoegstroken en op- en afritten;
b. een hoogwaardig openbaar vervoerbaan (HOV-baan) in de vorm van een busbaan, met in totaal niet meer dan 1 rijstrook, alsmede opstelstroken, in- en uitvoegstroken en op- en afritten.
4.3. De beroepsgrond over de vleermuispopulatie bij het parkeerterrein bij De Tongelreep dient, gelet op artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), buiten behandeling te worden gelaten. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant. De Afdeling begrijpt de beroepsgrond aldus dat de Bewonersvereniging betoogt dat als de Ffw in de weg staat aan het publiek toegankelijk maken van het parkeerterrein bij De Tongelreep dit de uitvoerbaarheid van het plan raakt, aangezien in dat geval niet kan worden voorzien in compenserende parkeerplaatsen. De ingeroepen normen uit de Ffw strekken tot bescherming van bepaalde planten- en dierensoorten en hun nesten en vaste rust- of verblijfplaatsen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (in onder meer haar uitspraak van 15 januari 2014, in zaak nr. 201306580/1/R6) behoeft niet in alle gevallen op voorhand uitgesloten te worden geacht dat de Ffw met de bescherming van diersoorten tevens bescherming biedt aan het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van de directe leefomgeving van omwonenden. Dit geval doet zich echter niet voor, gelet op het feit dat het belang van de Bewonersvereniging is gelegen in het belang bij het behoud van het woon- en leefklimaat in het in haar statuten beschreven werkgebied in de wijk Eikenburg-de Roosten en het bedoelde parkeerterrein daar niet ligt. De ingeroepen normen uit de Ffw strekken derhalve kennelijk niet tot bescherming van het belang van de Bewonersvereniging, zodat deze beroepsgrond buiten behandeling wordt gelaten.
4.4. Over het betoog dat de raad een onjuiste structuurvisie heeft betrokken bij de vaststelling van het plan overweegt de Afdeling dat de raad rekening heeft gehouden met de Interimstructuurvisie 2009, maar ook met recenter gemeentelijk beleid, zoals het "Masterplan Genneper Parken Zuidoost" uit maart 2010, dat een uitwerking is van de structuurvisie "Genneper Parken 2004". De Bewonersvereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad van gemeentelijk beleid is uitgegaan dat niet meer geldt. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat de raad het plan heeft vastgesteld in strijd met voormelde structuurvisies. Uit de structuurvisie Genneper Parken 2004 volgt dat onder andere wordt beoogd om in de Genneper Parken ruimte te bieden voor de aanleg en het onderhoud van sport- en recreatievoorzieningen. Met het oog op de bereikbaarheid van dit stadspark met sportvoorzieningen ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de aanleg van een HOV-baan onverenigbaar zou zijn met dit beleid. Het betoog faalt.
4.5. Naar aanleiding van het betoog dat door het plan en bijbehorend verlies aan parkeerplaatsen ernstige parkeeroverlast zal ontstaan ziet de Afdeling zich geplaatst voor de vraag of voldoende kan worden voorzien in vervangende parkeerplaatsen. Daarbij is van belang dat uit het parkeeronderzoek "Genneper Parken Eindhoven" van april 2014, het bijbehorende memo van 20 juni 2014 en de ter zitting getoonde overzichtskaart volgt dat door de aanleg van de HOV-baan 60 parkeerplaatsen bij de Sporthogeschool en 28 parkeerplaatsen bij het Indoor Sportcentrum zullen verdwijnen. Daarnaast zullen 60 parkeerplaatsen aan de Toon Schröderlaan verdwijnen. Volgens het memo is het niet noodzakelijk om deze laatstgenoemde parkeerplaatsen te compenseren omdat deze uitsluitend worden ingezet als overloopterrein. Dit is door de Bewonersvereniging niet betwist. De parkeerplaatsen die bij het Indoor Sportcentrum verloren gaan moeten volgens de raad en de Bewonersverenging wel worden gecompenseerd. Ter compensatie wil de raad op een terrein nabij De Tongelreep en de Willem Elsschotlaan voorzien in een voor publiek toegankelijk parkeerterrein met ongeveer 110 parkeerplaatsen. De Afdeling stelt echter vast dat dit terrein in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Sportvoorzieningen" en de aanduiding "zwembad" heeft en dat, gelet op artikel 8, lid 8.1, aanhef, onder a en b, van de regels van dat plan alleen bijbehorende parkeervoorzieningen mogelijk zijn, zodat parkeren los van de sportvoorziening ter plaatse niet is toegestaan. In het verweerschrift en ter zitting heeft de raad erkend dat de huidige bestemming van het terrein het beoogde gebruik niet toestaat. Gelet hierop heeft de raad het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid vastgesteld. Het betoog slaagt.
4.6. In hetgeen de Bewonersvereniging heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
4.7. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb geheel in stand te laten en overweegt hiertoe het volgende. Ter zitting heeft de raad verklaard dat thans alleen gedurende enkele grote publiekstrekkende evenementen in het gebied zich een tekort aan parkeerplaatsen kan voordoen, waardoor in de naastgelegen wijk parkeeroverlast kan optreden. Uit het in opdracht van de gemeente verrichte parkeeronderzoek van april 2014 volgt dat na het opheffen van de genoemde 88 parkeerplaatsen in de omgeving van het Indoor Sportcentrum de parkeergarage bij de Sporthogeschool op reguliere werkdagen over voldoende restcapaciteit beschikt om de parkeerbehoefte in de omgeving op te vangen. Slechts op een aantal momenten per jaar gedurende evenementen ontstaat een tekort aan parkeerplaatsen. Voorts is ter zitting vast komen te staan dat ter voorkoming van mogelijke parkeeroverlast bij dergelijke evenementen het verkeer met behulp van borden en verkeersbegeleiders naar de huidige parkeerplaatsen wordt geleid en dat dit in de toekomst ook het geval zal zijn bij het terrein bij De Tongelreep, waardoor de parkeeroverlast in de wijk kan worden voorkomen. De raad heeft verklaard dat de gemeente eigenaar is van dit terrein, zodat is gewaarborgd dat dit parkeerterrein kan worden opengesteld voor publiek bij grote publieksaantrekkende evenementen. Na het bestreden besluit is door het college van burgemeester en wethouders op 2 januari 2015 een omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan verleend voor het gebruik van dit terrein als regulier parkeerterrein voor een periode van vijf jaar als de huidige parkeercapaciteit in de Genneper Parken onvoldoende is bij piekbelasting als gevolg van voormelde evenementen. Nu niet is gebleken dat tegen deze vergunning rechtsmiddelen zijn aangewend, gaat de Afdeling er vanuit dat deze vergunning inmiddels onherroepelijk is. Uit de vergunning volgt dat na deze periode drie nieuwe parkeervoorzieningen in de Genneper Parken moeten voorzien in voldoende parkeerplaatsen om de parkeerbehoefte op te vangen en dat de openstelling van het terrein bij De Tongelreep bij publieksaantrekkende evenementen zal komen te vervallen. Met deze vergunning is voor een periode van vijf jaar verzekerd dat er voldoende parkeerplaatsen zijn om in de parkeerbehoefte bij piekbelasting bij grote evenementen te voorzien. De raad heeft ter zitting verklaard dat binnen vijf jaar een herziening van het plan "Buitengebied" zal worden vastgesteld op grond waarvan nieuwe parkeervoorzieningen mogelijk zullen worden gemaakt.
Dat de afstanden van het Indoor Sportcentrum en de Sporthogeschool tot de vervangende parkeerplaatsen bij De Tongelreep groter zijn dan de afstand van deze voorzieningen tot de wijk Eikenburg - de Roosten betekent niet reeds dat de raad dit parkeerterrein om deze reden niet als tijdelijke compensatie voor de parkeerplaatsen die verloren zullen gaan heeft mogen beschouwen. Daarbij is van belang dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het terrein op aanvaardbare loopafstanden van de voorzieningen in de Genneper Parken ligt. Dat elders in de gemeente Eindhoven het gemeentelijke beleid zou zijn gericht op het realiseren van parkeervoorzieningen op een kortere afstand van sport- of onderwijsvoorzieningen vormt geen aanleiding om de rechtsgevolgen niet in stand te laten.
5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van raad van de gemeente Eindhoven van 14 oktober 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "HOV-baan Aalsterweg";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Eindhoven aan de vereniging Bewonersvereniging Eikenburg de Roosten het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.
w.g. Hagen w.g. Kegge
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015
459-656.