Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren 2022/C 80/01 staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2022
396
Geldend
Geldend vanaf 18-02-2022
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging en inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
18-02-2022, PbEU 2022, C 80 (uitgifte: 18-02-2022, regelingnummer: 2022/C 80/01)
- Inwerkingtreding
18-02-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-2022, PbEU 2022, C 80 (uitgifte: 18-02-2022, regelingnummer: 2022/C 80/01)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
Energierecht / Algemeen
Afdeling 3.2.2 is niet van toepassing op steun ten behoeve van stadsverwarming of stadskoeling. De Commissie is van oordeel dat steun voor de aanleg, upgrade of exploitatie van systemen voor stadsverwarming en stadskoeling die gebruikmaken van de meest vervuilende fossiele brandstoffen, zoals kolen, bruinkool, aardolie en diesel, negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer hebben die waarschijnlijk niet zullen worden gecompenseerd, tenzij elk van de volgende voorwaarden is vervuld:
- a)
de steun blijft beperkt tot investeringen in het distributienetwerk;
- b)
het is reeds mogelijk om met het distributienetwerk warmte of koude te transporteren die met hernieuwbare energiebronnen, afvalwarmte of koolstofneutrale bronnen is geproduceerd;
- c)
de steun resulteert niet in een toegenomen productie van energie uit de meest vervuilende fossiele brandstoffen (bv. door extra klanten aan te sluiten) (1);
- d)
er is een duidelijk tijdsschema met harde toezeggingen voor een transitie weg van de meest vervuilende fossiele brandstoffen, in het licht van het klimaatdoel van de Unie voor 2030 en het streefdoel om de Unie tegen 2050 klimaatneutraal te maken (2).
Voetnoten
De lidstaten moeten aantonen dat er maatregelen zijn genomen om duurzame verwarmingsbronnen aan het systeem toe te voegen om extra afnemers te kunnen bedienen.
De lidstaten moeten bijvoorbeeld aantonen dat de betrokken stadsverwarmingssystemen deel uitmaken van een nationaal of lokaal decarbonisatieplan, dan wel van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1999 betreffende de noodzaak om nieuwe infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling uit hernieuwbare bronnen op te zetten om het in artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgestelde streefdoel van de Unie te halen, en zich ertoe verbinden de overgang van fossiele brandstoffen naar klimaatneutraliteit tegen 2050 te bewerkstelligen door tussentijdse en einddoelen na te streven.