Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3A:6 Toepassing van afwikkelingsbesluiten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
28-11-2018, Stb. 2018, 489 (uitgifte: 21-12-2018, kamerstukken: 34842)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, Stb. 2018, 491 (uitgifte: 21-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Een besluit ingevolge dit hoofdstuk, met uitzondering van afdeling 3A.1.2, alsmede de voorbereiding en uitvoering van dat besluit, is niet onderworpen aan enig instemmingsvereiste ingevolge de wet, de statuten of tussen de entiteit en haar aandeelhouders of leden overeengekomen regelingen ten aanzien van de besluitvorming door de algemene vergadering, met uitzondering van het vereiste van instemming van de verkrijger bij overgang van eigendomsinstrumenten, activa of passiva.
2.
Onverminderd het bepaalde ingevolge de artikelen 81 en 83 van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, is een besluit ingevolge dit hoofdstuk alsmede de voorbereiding en uitvoering ervan, met uitzondering van afdeling 3A.1.2, niet onderworpen aan enig kennisgevingsvereiste of procedureel voorschrift ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
3.
Een besluit tot afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten, toepassing van een afwikkelingsinstrument of omzetting van de rechtsvorm van de entiteit in afwikkeling, alsmede de voorbereiding en uitvoering van dat besluit, is niet onderworpen aan enige andere beperking uit hoofde van de wet, statuten of overeenkomst.
4.
Een besluit tot afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten of toepassing van een afwikkelingsinstrument vermeldt het tijdstip waarop het in werking treedt. De desbetreffende eigendomsinstrumenten, activa of passiva gaan over op dit tijdstip, tenzij in het besluit anders is bepaald.