Rb. Zutphen, 13-08-2008, nr. 94879 / KG ZA 08-216q
ECLI:NL:RBZUT:2008:BD9999
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
13-08-2008
- Zaaknummer
94879 / KG ZA 08-216q
- LJN
BD9999
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2008:BD9999, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 13‑08‑2008; (Kort geding)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JHV 2008/218 met annotatie van Cor Goudriaan
Uitspraak 13‑08‑2008
Inhoudsindicatie
De door woningcorporatie gevorderde ontruiming wordt geweigerd in Laatste Kansbeleid ondanks herhaalde huurachterstanden. De door de woningcorporatie gestelde tekortkomingen van de huurders zijn niet dermate zwaarwegend dat deze het vooruitlopen op een van de bodemrechter gevraagde ontruiming rechtvaardigen. Spoedeisend belang niet groot, nu bodemprocedure al loopt.
Partij(en)
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 94879 / KG ZA 08-216
Vonnis in kort geding van 13 augustus 2008
in de zaak van
de stichting WONINGSTICHTING DE GOEDE WONING,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
procureur mr. A.J. Zeyl,
advocaat mr. M.J. Seijbel te Zwolle,
tegen
1. [gedaagde 1],
en
2. [gedaagde 2],
beiden wonende te Apeldoorn,
gedaagden,
procureur mr. P.P. Verdoorn.
Partijen zullen hierna De Goede Woning respectievelijk [gedaagde 1] (gedaagde sub 1), [gedaagde 2] (gedaagde sub 2 ) en het [gedaagden 1 en 2] (gedaagden gezamenlijk) genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding,
- -
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling,
- -
de pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
2. De feiten
2.1.
Vanaf maart 2007 heeft het [gedaagden 1 en 2] van De Goede Woning een flatwoning aan de [adres 1] te Apeldoorn gehuurd.
2.2.
Het [gedaagden 1 en 2] heeft vier jonge kinderen.
2.3.
Tussen maart 2007 en augustus 2007 heeft het [gedaagden 1 en 2] een huurachterstand laten ontstaan, als gevolg waarvan De Goede Woning het [gedaagden 1 en 2] op 31 augustus 2007 heeft gedagvaard voor de sector kanton, locatie Apeldoorn van deze rechtbank. In die procedure vorderde De Goede Woning onder meer ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand.
2.4.
Bij verstekvonnis van 12 september 2007 zijn de vorderingen van De Goede Woning toegewezen.
2.5.
De Goede Woning heeft vervolgens het [gedaagden 1 en 2] de ontruiming van de woning aangezegd tegen 17 oktober 2007.
2.6.
De gezinssituatie van het [gedaagden 1 en 2] gaf De Goede Woning (contactpersoon mevrouw [naam contactpersoon]) aanleiding om te beoordelen of zij in aanmerking konden komen voor het plaatselijke Laatste Kansbeleid, inhoudende dat het [gedaagden 1 en 2] een andere woning zou worden aangeboden, onder nader te stellen voorwaarden, waaronder het aangaan van een begeleidingsovereenkomst.
2.7.
De aangezegde ontruiming is vervolgens in afwachting van een eventuele deelname van het [gedaagden 1 en 2] aan het Laatste Kansbeleid opgeschort.
2.8.
Bij brief van 30 oktober 2007 heeft De Goede Woning [gedaagde 2] medegedeeld dat zij akkoord gaat met deelname van het [gedaagden 1 en 2] aan het Laatste Kansbeleid. In de brief deelt De Goede Woning mee dat het dossier van het [gedaagden 1 en 2] wordt voorgelegd aan Het Vierde Huis te Utrecht, zijnde de instantie die in concrete gevallen het Laatste Kanstraject feitelijk uitzet en coördineert.
2.9.
Op 10 december 2007 hebben het [gedaagden 1 en 2], De Goede Woning, het Leger des Heils en zorginstelling Iris Zorg de Begeleidingsovereenkomst Laatste Kansbeleid Apeldoorn (hierna: de begeleidingsovereenkomst) gesloten, onder meer inhoudende dat het [gedaagden 1 en 2] zal worden begeleid door het Leger des Heils en Iris Zorg, dat de begeleidingsovereenkomst onderdeel is van de huurovereenkomst betreffende de woning aan de [adres 1] te Apeldoorn, dat de begeleiding wordt gegeven met als doel dat het [gedaagden 1 en 2] positief zal meewerken aan de sanering van de ontstane schuldenlast, dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] werken aan hun persoonlijke ontwikkeling, dat zij de maandelijkse huurpenningen voldoen en dat zij geen overlast zullen veroorzaken.
2.10.
De Goede Woning heeft vervolgens met het [gedaagden 1 en 2] afgesproken dat het een andere woning zou gaan betrekken, zijnde de eengezinswoning aan de [adres 2] te Apeldoorn. Op 12 februari 2008 hebben de Goede Woning en [gedaagde 2] de “huurovereenkomst laatste kans” ondertekend. Deze huurovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
“(…) in aanmerking nemende:
- -
dat (huurder) vanaf 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008 de woning [adres 1] te Apeldoorn gehuurd heeft, voor welke woning huurder een huurschuld heeft opgelopen, hetgeen geresulteerd heeft in ontbinding van de huurovereenkomst per 12 oktober 2008;
- -
dat verhuurder zich ten doel stelt om zoveel mogelijk huisuitzettingen te voorkomen als gevolg van huurschuld en zodoende bereid is om in samenwerking met hulpverlenende instanties te werken aan beheersing van de problematiek van huurder en bereid is om huurder een laatste kans te geven door huurder een nieuwe woning aan te bieden;
- -
dat verhuurder echter uitsluitend deze laatste kans aan huurder wenst te geven onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat huurder een begeleidingsovereenkomst aangaat met instelling “het Vierde Huis”;
(…)
Artikel 1
Verhuurder verhuurt aan huurder die in huur aanneemt de woning, plaatselijk bekend [adres 2] te Apeldoorn (…).
(…)
Artikel 3
De overeenkomst gaat in op 12 februari 2008 en wordt aangegaan voor bepaalde tijd en wel voor de duur van 3 jaar (…).
2.11.
Voordat het [gedaagden 1 en 2] de woning aan de [adres 2] kon betrekken, dienden in die woning verscheidene werkzaamheden te worden verricht. Overeengekomen was dat gedaagde sub 1 (“[voornaam gedaagde 1]”) hiervan ook het nodige voor zijn rekening zou nemen.
2.12.
Bij brief van 26 mei 2008 heeft De Goede Woning de begeleidingsovereenkomst ontbonden.
2.13.
Op 20 mei 2008 had mevrouw H. Walinga, gezinscoach bij “10 voor Toekomst”, zijnde onderdeel van het Leger des Heils, een verslag opgesteld genaamd “Evaluatie Laatste Kans Beleid”. Dit verslag houdt onder meer het volgende in:
“(…) Sinds een paar weken is het het huis opgeleverd. Toch verloopt het een en ander zeer moeizaam met name door onduidelijke afspraken en het ontbreken van een contactpersoon bij de Goede Woning. (…) De verschillende, elkaar tegensprekende, medewerkers die zijn gesproken vormden een ander onderdeel van de problemen.
De Goede Woning wil dat het gezin zo snel mogelijk de nieuwe woning betrekt, dit wil het gezin ook, maar zij lopen tegen een aantal problemen aan. Zo is er momenteel geen geld voor vloerbedekking, behang, koelkast en kinderkamer. Hiervoor kan bijzondere bijstand aangevraagd worden, maar hier is nog geen mogelijkheid toe geweest omdat het gezin de papieren niet kan vinden. Tevens zijn er een aantal problemen geweest omtrent de gezondheid van de kinderen en was er de schoolvakantie waardoor er minder in het huis gewerkt kon worden.
Na het gesprek van afgelopen vrijdag met mevrouw [naam contactpersoon] (bedoeld zal zijn: [naam contactpersoon]), is [voornaam gedaagde 1] bijna dag en nacht in het huis aan het schilderen omdat hij alles alleen moet doen. Daardoor moeten er keuzes gemaakt worden: het zand van de Goede Woning is op het trottoir gestort, maar [voornaam gedaagde 1] kon het op dat moment niet wegscheppen omdat er andere dingen waren. (…) Het gezin wil zo graag het nieuwe huis dat zij er nu alles aan doen om er zo snel mogelijk in te gaan (…).
Meerdere keren is er door [voornaam gedaagde 1] en/of [voornaam gedaagde 2] contact opgenomen met de Goede Woning om het een en ander te overleggen. Op achtergelaten berichten wordt niet gereageerd, maar dat wordt blijkbaar wel van het gezin verwacht.
(…)
Het gezin heeft een intake gehad bij OBIN, beschermingsbewind. (…) Tevens is er momenteel geen geld om het huis in te richten en deurwaarders te betalen waardoor het gezin ervoor heeft gekozen OBIN nog heel even af te wachten totdat ze in het nieuwe huis zitten, daarna kan alles in één keer geregeld worden. Het gezin geeft aan erg graag via OBIN alles geregeld te hebben omdat het hun dan de rust, ruimte en zekerheid kan geven die ze nodig hebben. (…)
Conclusie
(…) [voornaam gedaagde 1] probeert zoveel mogelijk in het huis af te krijgen en de wil van beiden om het nieuwe huis te betrekken is er nog steeds, zelfs de auto hebben ze hiervoor verkocht. (…) Ook de nieuwe start die daar kan worden gemaakt aangaande financiën en gezinsleven is erg hoopvol. (…) Zowel [voornaam gedaagde 1] als [voornaam gedaagde 2] doen hun uiterste best om de gemaakte afspraken na te komen. (…)
2.14.
In juli 2008 heeft R.A.M. Kok, hulpverlener bij Iris Zorg, een verslag opgesteld genaamd “Verloop traject Laatste Kans Beleid fam. [gedaagde 1]-[gedaagde 2]”. Dit verslag houdt onder meer het volgende in:
“(…) Conclusie
In de tijd dat ik de heer [gedaagde 1] heb leren kennen, zie ik dat hij zich positief wil ontwikkelen in zijn gedrag. Naast dat ik ingang heb bij de heer en goed met hem kan praten is een behandeling voor zijn agressie en softdrugsgebruik noodzakelijk. Er is hier sprake van een lang traject (…) waarvoor de heer inmiddels intern gemotiveerd (…) is. Naar mijn inzien(…) zullen er positieve vorderingen kunnen komen, maar tijd is het sleutelwoord in deze casus. (…)”
2.15.
De Goede Woning heeft het [gedaagden 1 en 2] gedagvaard in een bodemprocedure bij de sector kanton, locatie Apeldoorn van deze rechtbank, waarin zij onder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vordert. Voormelde procedure staat voor conclusie van antwoord op 20 augustus 2008.
3. Het geschil
3.1.
De Goede Woning vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- 1.
het [gedaagden 1 en 2] zal veroordelen de woning met toebehoren gelegen aan de [adres 2] te Apeldoorn met al het hunne en de hunnen en met alle goederen te ontruimen, te verlaten en ontruimd te laten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van De Goede Woning te stellen, zulks binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, althans een in goede justitie te bepalen termijn, met machtiging van De Goede Woning om bij gebreke hiervan de met een gedwongen ontruiming gemoeide kosten op het [gedaagden 1 en 2] te verhalen, en wel hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd;
- 2.
het [gedaagden 1 en 2] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan De Goede Woning te betalen de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, daaronder begrepen een post voor nasalaris ten belope van EUR 199,00.
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De Goede Woning heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het [gedaagden 1 en 2] zich niet aan de afspraken heeft gehouden, die in het kader van het Laatste Kansbeleid waren gemaakt. De Goede Woning heeft hiertoe aangevoerd dat sinds de ondertekening van de begeleidingsovereenkomst een nieuwe huurachterstand is ontstaan. Vanaf 10 maart 2008 heeft zij geen betaling meer mogen ontvangen. Ten aanzien van de woning aan de [adres 2], waar het [gedaagden 1 en 2] per 1 mei 2008 zijn intrek zou nemen, hebben zij nog geen huurtermijnen betaald. De huurachterstand betreffende de [adres 2] betreft de maanden mei, juni en juli 2008.
Voorts heeft De Goede Woning aangevoerd dat het [gedaagden 1 en 2] eerst op 23 juni 2008 de sleutel van de woning aan de [adres 1] bij De Goede Woning heeft ingeleverd, terwijl zij dit uiterlijk 1 mei 2008 hadden moeten doen. Hierdoor dient het [gedaagden 1 en 2] voor die woning over de maanden mei en juni 2008 eveneens huur dan wel schadevergoeding te betalen.
Daar komt bij dat het [gedaagden 1 en 2] overlast bezorgt aan omwonenden door gedragingen die door deze omwonenden als hinderlijk en storend worden ervaren, aldus De Goede Woning. Ook is er sprake van het bedreigen van medewerkers van De Goede Woning door gedaagden.
4.2.
Vooropgesteld moet worden dat de gevorderde ontruiming in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure, die thans voor conclusie van antwoord staat, bij toewijzing zeer ingrijpende en vrijwel niet terug te draaien gevolgen zal hebben voor het [gedaagden 1 en 2] en hun vier jonge kinderen. Om tot toewijzing van de onderhavige vordering te kunnen komen dient er dan ook een grote mate van zekerheid te bestaan dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden en ontruiming zal bevelen.
4.3.
Het [gedaagden 1 en 2] heeft betwist dat er een huurachterstand bestaat. Ter zitting heeft het [gedaagden 1 en 2] een betalingsbewijs overgelegd betreffende een - door De Goede Woning niet betwiste - huurbetaling van EUR 800,00 van 29 juli 2008.
De resterende door De Goede Woning geclaimde huurachterstand van ongeveer
EUR 300,00 betwist het [gedaagden 1 en 2] onder verwijzing naar een rapportage, opgesteld door de contactpersoon van het [gedaagden 1 en 2] bij de gemeente Apeldoorn, betreffende een telefoongesprek dat zij met mevrouw [naam contactpersoon], werkzaam bij De Goede Woning heeft gevoerd. Die rapportage luidt onder meer als volgt:
“(…) Dit is echter niet de reden dat er mogelijk tot huisuitzetting zal worden overgegaan. Essentiële reden is het feit dat er geen afspraken nagekomen worden, terwijl er volgens mw. [naam contactpersoon] zeer coulant is omgegaan met het een en het ander (bijvoorbeeld 1 maand geen huur betalen). (…)”
Ter zitting heeft De Goede Woning betwist dat van haar zijde een toezegging is gedaan dat een maand huur niet betaald hoefde te worden.
Wat van vorenstaande ook zij, zelfs indien de huurachterstand ten aanzien van de [adres 2] – zoals door De Goede Woning gesteld – ongeveer EUR 300,00 zou bedragen, rechtvaardigt dat niet de ingrijpende maatregel van ontruiming. Te minder, nu de begeleiding van het [gedaagden 1 en 2] feitelijk nog doorloopt en uit de rapportages van Kok en Walinga valt af te leiden dat vorderingen worden gemaakt in de begeleiding en dat stappen in de richting van een beschermingsbewind worden gezet.
4.4.
Het [gedaagden 1 en 2] heeft verklaard dat er onduidelijke afspraken waren gemaakt over de werkzaamheden die het in de woning aan de [adres 2] diende te verrichten en de werkzaamheden die De Goede Woning op zich zou nemen.
Uit de verslagen van de begeleiders blijkt dat de communicatie tussen partijen niet optimaal is verlopen en dat het [gedaagden 1 en 2] door gebrek aan financiën de noodzakelijke spullen voor de nieuwe woning niet kon aanschaffen. Dat de vertraging in de verhuizing – en als gevolg daarvan de te late inlevering van de sleutels van de woning aan de [adres 1] - geheel aan het [gedaagden 1 en 2] te wijten is, is onvoldoende aannemelijk geworden.
4.5.
Het [gedaagden 1 en 2] heeft betwist dat het overlast veroorzaakt. Nu in het overgelegde “Aanmeldings-/registratieformulier t.b.v. het Laatste Kansbeleid Apeldoorn” is opgenomen dat er geen meldingen van overlast zijn vastgelegd en De Goede Woning haar stelling niet nader heeft onderbouwd, is onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van door het [gedaagden 1 en 2] aan hun nieuwe buren berokkende overlast.
4.6.
Uit hetgeen De Goede Woning ten aanzien van het Laatste Kansbeleid heeft aangevoerd valt af te leiden dat het in zijn algemeenheid wenselijk is om aan derden te laten zien dat laatste-kansovereenkomsten strikt dienen te worden nagekomen. De gestelde tekortkomingen van het [gedaagden 1 en 2] zijn echter niet dermate zwaarwegend dat deze het vooruitlopen op een van de bodemrechter gevraagde ontruiming rechtvaardigen. Aan het belang van generale preventie kan dit niet ondergeschikt worden gemaakt.
4.7.
Op grond van het vorenstaande is het niet geboden, gelet op het ingrijpende karakter van een voorziening tot ontruiming, de vordering van het De Goede Woning
- -
vooruitlopend op de bodemprocedure - toe te wijzen. Dit klemt temeer nu het spoedeisende belang van De Goede Woning bij de ontruiming niet groot is. De bodemprocedure loopt immers al. De vorderingen van De Goede Woning zullen dan ook worden afgewezen.
4.8.
De Goede Woning zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het [gedaagden 1 en 2] worden begroot op:
- -
betaald vast recht EUR 63,50
- -
in debet gesteld vast recht 190,50
- -
salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op EUR 1.070,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer [nummer] ten name van arrondissement Zutphen onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Vrieze en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2008.