Hof 's-Hertogenbosch, 29-01-2020, nr. 20-002184-18
ECLI:NL:GHSHE:2020:1166
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-01-2020
- Zaaknummer
20-002184-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2020:1166, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑01‑2020; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:965
Uitspraak 29‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep. Medeplegen van oplichting. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van oplichting van slachtoffer – die te goeder trouw via Marktplaats zijn Rolex-horloge wilde verkopen – door zich voor te doen als bonafide koper. De verdachte is samen met zijn medeverdachte in een gehuurde BMW X5 naar de afgesproken plek gereden en heeft het horloge van aangever gecontroleerd. De medeverdachte heeft voor de koop van de Rolex gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp.
Parketnummer : 20-002184-18
Uitspraak : 29 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 juni 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-222797-17 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte]
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in diens vordering - strekkende tot vergoeding van geleden materiële schade tot een bedrag van € 11.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente - omdat de politierechter de verdachte heeft vrijgesproken. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in hoger beroep schriftelijk gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij de vordering mondeling ingetrokken. Deze vordering is in hoger beroep derhalve niet meer aan de orde.
De benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] hebben hun vordering in hoger beroep gehandhaafd. De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft dat niet gedaan, zodat deze vordering derhalve in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en, te dien aanzien, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van – kort gezegd – de ten laste gelegde oplichtingen van de navolgende personen: [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 5] . Het hof is van oordeel dat dit beschermde vrijspraken zijn.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
hij (telkens) in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 te Ommen en/of te Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Explorer II 216570, serienummer [serienummer] ) en/of,
- [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Date Just [serienummer 2] ),
althans (telkens) voornoemde perso(o)n(en) heeft bewogen tot afgifte van enig(e) goed(eren),
door zich voor te doen als bonafide koper van dat/die horloge('s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde perso(o)n(en) en/of,
- een nep/valse betalingsapp heeft/hebben opgemaakt en/of,
- die nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en/of,
- een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en/of zijn mededader(s), te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en/of in die betalingsapp en/of,
- een vals en/of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en/of,
- ( vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde perso(o)n(en) en/of,
- ( vervolgens) in die nep/ valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (respectievelijk 5.050,00 euro en/of 2.500,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en/of,
- ( vervolgens) die genoemde perso(o)n(en) heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse en/of niet bestaande rekening
waardoor voornoemde [benadeelde 4] en/of [benadeelde 3] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde oplichting van [benadeelde 3] .
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van medeplegen van oplichting van [benadeelde 3] . Daartoe heeft hij – op gronden als in de pleitnota weergegeven – kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte niet bij het oplichten van aangever [benadeelde 3] betrokken is geweest.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de inhoud van het procesdossier volgt dat in de periode van 24 juli 2016 tot en met 1 juli 2016 verschillende personen zijn opgelicht - waaronder aangever [benadeelde 3] - toen zij hun dure merkhorloge via Marktplaats wilden verkopen, doordat de ‘kopers’ gebruik maakten van een valse ING-betalingsapp.
Aangever [benadeelde 3] heeft na voormelde oplichting via Facebook contact gezocht met medeslachtoffers en kwam zo in contact met aangeefster [benadeelde 2] . Samen besloten zij opnieuw een Rolex op Marktplaats aan te bieden. Op deze advertentie werd door wederom door [naam A] gereageerd. Er werd een afspraak gemaakt en op 17 juli 2016 om 21:30 uur is aangever [benadeelde 3] samen met onder meer aangeefster [benadeelde 2] in zijn bedrijfspand te Etten-Leur zodat deze ‘verkoop’ plaats zou kunnen vinden. Er meldde zich een jongeman die aangaf namens zijn broer te zijn gekomen (politiedossier p. 131-132).
Aangever [benadeelde 3] verklaart hierover bij de politie “Toen wij de kantine ingelopen kwamen, zag ik een man zitten. Dit was niet dezelfde man die mij vorige keer had opgelicht.” (politiedossier p.136). Ook aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij haar man en [naam B] (het hof begrijpt: aangever [benadeelde 3]) heeft verteld dat [naam A] in de kantine zit en dat hij er niet uitzag als de vorige keer (politiedossier p. 142).
Gelet op de bovenstaande verklaringen kan uit de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende worden afgeleid dat sprake is van betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde oplichting van aangever [benadeelde 3] op 29 juni 2016. Anders dan de advocaat-generaal, maar met de verdediging is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte bij gebreke aan voldoende wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde medeplegen van oplichting van [benadeelde 3] dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
- [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Explorer II 216570, serienummer [serienummer] )
door zich voor te doen als bonafide koper van dat horloge, waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s),
- onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde persoon en,
- een nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en,
- een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en zijn mededader(s), te weten [naam 1] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en/of in die betalingsapp en,
- een vals en/of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en,
- ( vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde persoon en,
- ( vervolgens) in die nep/ valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (5.050,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en,
- ( vervolgens) die genoemde persoon heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse en/of niet bestaande rekening
waardoor voornoemde [benadeelde 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij – op gronden als in de pleitnota weergegeven – kort gezegd, primair bepleit dat er geen betrouwbare herkenning van de verdachte heeft plaatsgevonden en subsidiair – indien het hof van oordeel is dat er wel een betrouwbare herkenning heeft plaatsgevonden – bepleit dat er geen sprake is van medeplegen van oplichting door de verdachte, nu de verdachte enkel de chauffeur van de bij de oplichting gebruikte BMW is geweest.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De enkele omstandigheid dat een herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een door aangever [benadeelde 3] aan aangever [benadeelde 4] gemailde foto, leidt er niet toe dat het daaruit verkregen bewijs reeds om die reden buiten beschouwing dient te worden gelaten. Dat neemt echter niet weg dat die herkenning met behoedzaamheid op haar betrouwbaarheid dient te worden getoetst voordat deze tot bewijs kan worden gebezigd.
In dat verband heeft te gelden dat uit het proces-verbaal van bevindingen (politiedossier p. 28) volgt dat aangever [benadeelde 4] , toen hem een foto van de verdachte werd toegezonden, hem met 100% zekerheid heeft herkend als de bestuurder van de personenauto die is gebruikt bij de oplichting.
Op 11 juni 2018 is aangever [benadeelde 4] door de rechter-commissaris gehoord en heeft hij verklaard: “Ik zag 2 personen in een BMW-X. Een donkere auto. Die de transactie deed was een dikke, forse blonde man met uitslag op de arm, ik denk dat hij psoriasis had. Die nam het horloge in ontvangst en die liet zien dat er betaald was met een app. Hij was de bijrijder. De chauffeur was een getinte jongen, die had een zwart petje op, en die bleef in de auto. Die kon ik zo aankijken. Die bestuurder zat op ongeveer 3 meter van mij vandaan. Die moest controleren of het horloge echt was. Ik zag hem door het zijraam. Dat raam was dicht. Ik denk dat het rond 15:00-15:30 uur was. Het was licht, en het was droog.
U vraagt mij om die jongen met de pet verder te omschrijven.
Hij was jong. Ik denk 27 a 28 jaar oud. Die controleerde het horloge. Hij zei dat het goed
was. Die hebben daar na de transactie nog even gestaan want ze kregen de auto niet aan de praat. Ze hebben er nog zo’n 5 minuten gestaan. De transactie duurde in totaal 20 minuten.”.
Aangever [benadeelde 4] heeft met redenen omkleed verklaard dat hij de chauffeur van zeer korte afstand goed heeft kunnen waarnemen, hem heeft aangekeken vanaf een afstand van ongeveer 3 meter, bij goed zicht door het zijraam van de auto waarin, naar het hof begrijpt, de verdachte op de bestuurdersstoel zat. [benadeelde 4] heeft vervolgens een gedetailleerd signalement gegeven omtrent de leeftijd, uiterlijk en kleding van de dader, welk signalement overeenkomt met dat van de verdachte. Met betrekking tot de herkenning zelf geldt dat [benadeelde 4] , toen hem enkele dagen na het feit een foto van de verdachte werd getoond door aangever [benadeelde 3] , hij deze voor 100% heeft herkend als de door hem omschreven chauffeur.
Op grond daarvan is het hof van oordeel dat de gewraakte herkenning als betrouwbaar dient te worden aangemerkt. Het hof bezigt die dan ook tot het bewijs.
Het hof overweegt ten aanzien van het verweer over medeplegen het volgende.
Uit het voorhanden zijnde dossier volgt dat er in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in totaal vijf personen voor forse bedragen zijn opgelicht bij de verkoop van hun dure merkhorloges via Marktplaats (pagina’s 07, 31-35 politiedossier). Daarbij is door de ‘koper(s)’ telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp (pagina’s 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Uit het procesdossier volgt dat er sprake is van een samenwerkingsverband van wisselende personen die tot oogmerk hebben om Rolex- cq. Cartier-horlogebezitters op te lichten. Hierbij is gebruik gemaakt van eenzelfde modus operandi: de daders hebben telkens contact gezocht met de verkopers van dure horloges met gebruikmaking van een valse naam en hebben zich gelegitimeerd met een valse legitimatie (pagina’s 31-35, 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Zij hebben bij de betaling telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp die geïnstalleerd was op een Samsung S5 (pagina’s 34-35, 85 politiedossier), waarbij met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 1] geld overgemaakt zou worden naar de verkoper (pagina’s 81, 83-85, 102, 118, 134 politiedossier). Het geld werd echter nooit gestort op de rekening van de verkopers. Ook is telkens door de daders gebruik gemaakt van een gehuurde BMW X5 met kenteken [kenteken] (pagina’s 69-70, 80-81, 90, 98, 101-102, 112 politiedossier), waarvan de verdachte ten minste éénmaal de bestuurder is geweest. Daarnaast heeft de verdachte bij de verkoop door aangever [benadeelde 4] de Rolex gecontroleerd voordat over werd gegaan tot het gebruik van de valse ING-app door zijn medeverdachte. Naar het oordeel van het hof is er sprake van een professionele werkwijze, gelet op de voorbereidingen en de identieke wijze van handelen door de verdachten. Gelet op de voormelde werkwijze staat voor het hof vast dat alle deelnemers aan het samenwerkingsverband op de hoogte waren van deze handelwijze en is de verdachte naar het oordeel van het hof één van de deelnemers aan dit samenwerkingsverband. Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van oplichting van [benadeelde 4] – die te goeder trouw via Marktplaats zijn Rolex-horloge wilde verkopen – door zich voor te doen als bonafide koper. De verdachte is samen met zijn medeverdachte in een gehuurde BMW X5 naar de afgesproken plek gereden en heeft het horloge van aangever gecontroleerd. De medeverdachte heeft voor de koop van de Rolex gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp. Het feit is door de verdachte en zijn mededader goed voorbereid en zij zijn hierbij zeer professioneel te werk gegaan, gelet op het gebruik van de valse betalingsapp en het huren van een BMW X5. Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof gelet op de mate waarin het vertrouwen van consumenten in verkoop via internet op bijvoorbeeld Marktplaats geschaad wordt door de bewezen verklaarde gedraging als die van de verdachte, de mate waarin door het bewezen verklaarde aan [benadeelde 4] financieel nadeel is toegebracht en de omstandigheid dat de verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 november 2019 en de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. Alles overziende is het hof van oordeel dat, in verband met de ernst van het feit geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.900,00, bestaande uit een bedrag van € 2.400,00 ter zake van geleden materiële schade en € 500,00 aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2016 en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van de hem ten laste gelegde oplichting waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij [benadeelde 3] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.200,00, bestaande uit een bedrag van € 5.050,00 ter zake van geleden materiële schade en € 150,00 aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2016 en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof overweegt dat, nu de gevorderde materiële schade van € 5.050,00 voldoende is onderbouwd en ook overigens niet is betwist, deze voor toewijzing gereed ligt. Verdachte is hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2016 (zijnde de datum van het delict), met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij € 150,00 immateriële schade heeft geleden door ‘Rente die ik ben misgelopen’ en ‘Tijd die ik er in moet stoppen’. Naar het oordeel van het hof is dit onvoldoende onderbouwing voor het ontstaan van immateriële schade. Nader onderzoek daarnaar en behandeling van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans voor dat deel in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 4] is toegebracht tot een bedrag van € 5.050,00. De verdachte en zijn mededader(s) zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het hof zal daarbij bevelen dat gijzeling voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.750,00, ter zake van geleden materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de politierechter de verdachte heeft vrijgesproken. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte door de eerste rechter is vrijgesproken en de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep ten aanzien van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, komt het hof niet toe aan het beoordelen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] en kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen. Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak ter zake van oplichting van de navolgende personen: [benadeelde 2] , [benadeelde 5] en [benadeelde 1] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.050,00 (vijfduizend vijftig euro) bestaande materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.050,00 (vijfduizend vijftig euro) bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 60 (zestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 24 juni 2016.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. J.J. van der Kaaden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 29 januari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van der Kaaden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.