Burgerlijk Wetboek Boek 1
Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 1:Artikel 377 [Verjaring]
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 377 [Verjaring]
Geldend
Documentgegevens:
Geldend vanaf 01-01-1992
- Bronpublicatie:
15-11-1989, Stb. 1989, 541 jo Stb. 1991, 605 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
15-11-1989, Stb. 1989, 541 jo Stb. 1991, 605 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken: 17725 )
- Inwerkingtreding
01-01-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-1990, Stb. 1990, 90 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Elke rechtsvordering op grond van het gevoerde voogdijbewind — zowel van de zijde van de minderjarige als van die van de voogd — verjaart door verloop van vijf jaren na de dag, waarop de voogdij van laatstgenoemde is geëindigd.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.