NJB 2024/506:Plegen van strafbare voorbereiding door het voorhanden hebben van een voorwerp, art. 46 Sr: daarvoor is vereist dat de verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. De Hoge Raad gaat in op de eisen van bewustheid van en feitelijke macht over het voorwerp. Medeplegen van strafbare voorbereiding door het voorhanden hebben van een voorwerp, art. 46 jo 47 Sr: daarvoor moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die is gericht op het voorhanden hebben van zo’n voorwerp. Ook dan zijn bewustheid van en feitelijke macht over het voorwerp vereist. In casu kon het hof oordelen dat de verdachte tezamen en in vereniging met mededaders vuurwapens met patronen, een motor en PGP-telefoons voorhanden heeft gehad die bestemd waren tot het begaan van de liquidatie te Berlijn, erop gelet dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van de voorbereidingsmiddelen en dat de verdachte samen met zijn medeverdachten feitelijke macht hierover heeft kunnen uitoefenen.