Art. 2:145 luidt: “Hij die, na op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van zijn vrijheid te zijn beroofd, zich daaraan, al dan niet met behulp van derden, onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
HR, 04-11-2014, nr. 13/05708
ECLI:NL:HR:2014:3102
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-11-2014
- Zaaknummer
13/05708
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3102, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑11‑2014; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1935, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:1935, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3102, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑11‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Partij(en)
4 november 2014
Strafkamer
nr. 13/05708 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 18 juni 2013, nummer H 91/2013, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2014.
Conclusie 07‑10‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Nr. 13/05708 Zitting: 7 oktober 2014 | Mr. Spronken Standpunt/conclusie inzake: [verdachte] |
Het cassatieberoep richt zich tegen een arrest Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam heeft tijdig een middel van cassatie voorgesteld, inhoudende dat het bewezenverklaarde onderdeel van de tenlastelegging dat verdachte na zijn ontvluchting uit een transportbus zich ‘vervolgens verborgen heeft gehouden voor politie en justitie’ niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Het hof heeft het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 2 april 2013, met daarin onder andere de bewezenverklaring van feit 1 onder parketnummer 500.01066/12 (onttrekking aan vrijheidsstraf) bevestigd, behoudens ten aanzien van de bewijsconstructie.
Het Gerecht heeft bewezen verklaard dat verdachte:
“in de periode van 13 januari 2012 tot en met 6 september 2012 te Curaçao opzettelijk na krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van zijn vrijheid te zijn beroofd, zich, daaraan heeft onttrokken, immers is verdachte, onderweg naar het gerechtsgebouw uit de transportbus gevlucht en aan de (gevangen)bewaarder(s) en/of de beveiligers van de Lands Beveiligings Dienst ontkomen en heeft hij zich (vervolgens) verborgen gehouden voor politie en justitie.”
5. Uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen 31 tot en met 37 kan inderdaad niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte zich na de ontvluchting uit de transportbus verborgen heeft gehouden voor politie en justitie. Dit behoeft echter niet tot cassatie te leiden omdat het zich verborgen houden voor politie en justitie geen bestanddeel is van het delict dat is strafbaar gesteld in art. 2:145 van het Wetboek van Strafrecht Curaçao.1.Het zinsdeel ‘en heeft hij zich (vervolgens) verborgen gehouden voor politie en justitie’ kan worden weggestreept waarbij het overblijvende deel van de bewezenverklaring op zichzelf alle bestanddelen bevat om te kunnen leiden tot de kwalificatie van dit feit zoals blijkt uit p. 19 van het arrest:
“Opzettelijk zich, na op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van zijn vrijheid te zijn beroofd, daaraan onttrekken, strafbaar gesteld bij artikel 2:145 van het Wetboek van Strafrecht”
6. De Hoge Raad zou de bewezenverklaring verbeterd kunnen lezen en het ten onrechte opgenomen zinsdeel kunnen schrappen. Hierdoor wordt de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet aangetast.
7. Nu de klacht een overbodig onderdeel van de tenlastelegging betreft, heeft verdachte onvoldoende belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak op die grond.
8. Het standpunt is dat verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep op de voet van artikel 80a RO omdat verdachte hierbij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑10‑2014