V-N 2014/19.14
Verwijzingshof moet onderzoeken of een bv, een maatschap en een stichting voor de exploitatie van een prostitutiebedrijf gezamenlijk als één btw-ondernemer optreden
HR 11-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:838, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 april 2014
- Magistraten
Overgaauw, Van Vliet, Punt, Koopman, Van Kalmthout
- Zaaknummer
12/02808
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
CA0269
- JCDI
JCDI:ADS917813:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Fiscaal bestuursrecht / Aangifte
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑04‑2014
ECLI:NL:HR:2014:838, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:CA0269, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2013
- Wetingang
art. 7 Wet OB 1968)
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat het in gezamenlijkheid bepalen hoe de nachtclub wordt geëxploiteerd niet doorslaggevend is voor de vraag of X1 bv, X2 en X3 de economische activiteiten in gezamenlijkheid, als één ondernemer, verrichten.
Samenvatting
Bij een nachtclub waar aan bezoekers diensten door prostituees worden aangeboden, zijn een BV, een maatschap en een stichting betrokken. Aan de BV is door de gemeente Amsterdam een drankvergunning verstrekt en een vergunning om een prostitutiebedrijf uit te oefenen. De Maatschap is een niet openbare maatschap waarvan de leden gezamenlijk, in samenwerking met de BV, een relaxbedrijf uitoefenen. Leden van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.