M en R 2017/35
Het door appellante geopperde alternatief maakt meer mogelijk dan de doelstelling van het project, bevat onzekerheden en brengt extra kosten met zich. Vanwege die redenen is geen sprake van een redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatief in het kader van het (project-)MER. Dat het bevoegd gezag aan appellante een termijn van zes maanden heeft gegeven om het door haar gewenste alternatief te onderzoeken, maakt niet dat het alternatievenonderzoek van het MER onvolledig dan wel onzorgvuldig tot stand is gekomen.
ABRvS 09-11-2016, ECLI:NL:RVS:2016:2988, m.nt. M.A.A. Soppe
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
9 november 2016
- Magistraten
Van Ettekoven, Michiels en Van den Broek
- Zaaknummer
201602003/1/R6
- Noot
M.A.A. Soppe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS925794:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2016:2988, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 09‑11‑2016
- Wetingang
(art. 7.23 lid 1 sub e Wm; art. 2.2 Waterwet)
Essentie
Het door appellante geopperde alternatief maakt meer mogelijk dan de doelstelling van het project, bevat onzekerheden en brengt extra kosten met zich. Vanwege die redenen is geen sprake van een redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatief in het kader van het (project-)MER. Dat het bevoegd gezag aan appellante een termijn van zes maanden heeft gegeven om het door haar gewenste alternatief te onderzoeken, maakt niet dat het alternatievenonderzoek van het MER onvolledig dan wel onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Samenvatting
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 21 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ4039, is de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.