Rb. Noord-Holland, 01-09-2014, nr. HAA 13/2577
ECLI:NL:RBNHO:2014:8908
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
01-09-2014
- Zaaknummer
HAA 13/2577
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2014:8908, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 01‑09‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
NTFR 2014/2682 met annotatie van Mr. I.R.J. Thijssen
Uitspraak 01‑09‑2014
Inhoudsindicatie
De informatiebeschikking is niet genomen met het oog op een voor het jaar 2006 op te leggen navorderingsaanslag, maar teneinde de sanctie van de omkering en de verzwaring van de bewijslast “overeind te kunnen houden. Verweerder was daarom niet bevoegd een informatiebeschikking te nemen met het oog op de beslissing op het bezwaar van eiseres tegen de haar opgelegde aanslag. De informatiebeschikking moet worden vernietigd.
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 13/2577
Uitspraakdatum: 1 september 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in het geding tussen
[X] , wonende te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr.drs. S. Bharatsingh,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.
13/1509
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft met dagtekening 8 april 2013 op naam van eiseres een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) genomen met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor het belastingjaar 2006.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de informatiebeschikking gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2014. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen J.G.A. de Ruiter enC. Alma. Op dezelfde zitting zijn behandeld de beroepen van eiseres geregistreerd onder de zaaknummers 13/1509, 13/771, 13/772 en 13/4730.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1.
Eiseres is gehuwd geweest met [A]. De heer [A] (hierna: de echtgenoot) is overleden op [DATUM].
2.2.
Bij brief van 18 februari 2005 heeft de Belgische Bijzondere Belastinginspectie in het kader van spontane uitwisseling van inlichtingen op grond van de EG-richtlijn van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (77/799/EEG) gegevens verstrekt aan de FIOD ECD/Team Internationaal te Haarlem. De gegevens bestaan uit een nota met twaalf bijlagen, aangeduid als B. 1 tot en met B. 12. De bijlagen bestaan elk uit ongeveer zestig pagina’s en bevatten een groot aantal gegevens zoals namen, data, nummers en bedragen. In de nota is vermeld dat het rekeninggegevens betreft van Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA.
2.3.
In de bijlage B. 1 komen de volgende gegevens voor:
“Date: 9/05/96(…)
RACINE NAME CCY CURRENT ACCOUNTS
[NUMMER] [X] NLG 248.89
DEPOSITS BONDS SHARES / OPTIONS INV. FUNDS TOTAL.00 343,070.00 .00 3,849.24 347,168.13P”
2.4.
In de bijlage B. 2 komen de volgende gegevens voor:
“Date: 11/28/96(…)
RACINE NAME CCY CURRENT ACCOUNTS
[NUMMER] [X] NLG 248.89
DEPOSITS BONDS SHARES / OPTIONS INV. FUNDS TOTAL.00 356,825.00 .00 3,875.58 360,949.47A”
2.5.
Ter zake van deze rekening is in bijlage B. 6 – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“5 [NUMMER] [X] 941221 NLG 339309,52 38,49 0 0 0 0P 18.364”
2.6.
De combinatie van de achternamen van de echtgenoot ([A]) en eiseres ([X]) komt slechts éénmaal voor in het geautomatiseerde systeem Beheer van Relaties (BVR) van de Belastingdienst. Het betreft hier dan ook een unieke naam-naam combinatie. Naar aanleiding van deze gegevens is eiseres door verweerder als rekeninghoudster geïdentificeerd.
2.7.
Eiseres heeft in haar aangifte ib/pvv voor het jaar 2006 geen melding gemaakt van in het buitenland aangehouden rekeningen.
2.8.
Bij brief van 26 augustus 2009 heeft verweerder aangekondigd van de aangifte te zullen afwijken en de grondslag sparen en beleggen te zullen verhogen met € 529.455.
2.9.
Met dagtekening 1 oktober 2009 is de aanslag ib/pvv voor het jaar 2006 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.004 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 41.830. Gelijktijdig is een vergrijpboete opgelegd.
2.10.
Met dagtekening 1 oktober 2009 heeft eiseres daartegen bezwaar gemaakt.
2.11.
Bij brief van 8 februari 2013 heeft verweerder eiseres verzocht het bezwaar te motiveren. In reactie hierop heeft eiseres bij brief van 12 februari 2013 de gronden van het bezwaar ingediend.
2.12.
Bij brief van 20 februari 2013 heeft verweerder vragen gesteld aan eiseres onder toezending van twee inlichtingenformulieren. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 11 maart 2013 met betrekking tot het jaar 2006 vragen gesteld, wederom onder toezending van twee inlichtingenformulieren. Hierop heeft eiseres niet gereageerd. In aansluiting hierop heeft verweerder de in geschil zijnde informatiebeschikking genomen.
3. Geschil
3.1.
In geschil is of de informatiebeschikking terecht is genomen.
3.2.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de beschikking. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Bij Wet van 27 mei 2011, Stb. 2011, 265, is artikel 52a van de AWR ingevoerd, welk artikel met ingang van 1 juli 2011 in werking is getreden. Op grond van het eerste lid van artikel 52a van de AWR kan de inspecteur, indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge – onder meer – artikel 47 van de AWR, dit vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking).
4.2.
Verweerder heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat de thans in geschil zijnde informatiebeschikking niet is genomen met het oog op een voor het jaar 2006 op te leggen navorderingsaanslag, maar teneinde de sanctie van de omkering en de verzwaring van de bewijslast “overeind te kunnen houden”. Hieruit en uit de handelwijze van verweerder leidt de rechtbank af dat verweerder stelt bevoegd te zijn geweest om in de bezwaarfase betreffende de aanslag 2006 een informatiebeschikking te nemen.
4.3.
Ter beslechting van de in geschil zijnde vraag ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag gesteld of verweerder bevoegd was de onderhavige informatiebeschikking te nemen. De rechtbank overweegt dat hiertoe van belang is vast te stellen welke betekenis toekomt aan de term ‘beschikking’ zoals vervat in de diverse leden van artikel 52a van de AWR. De rechtbank is van oordeel dat hieronder uitsluitend dient worden begrepen een ‘primaire’ beschikking en niet ook een beslissing op bezwaar. In de AWR wordt een beslissing op bezwaar immers steevast aangeduid als ‘uitspraak’ en wordt de term ‘beschikking’ voorts uitsluitend gebezigd in de woordcombinatie ‘voor bezwaar vatbare beschikking’.
4.4.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verweerder niet bevoegd was een informatiebeschikking te nemen met het oog op de beslissing op het bezwaar van eiseres tegen de haar opgelegde aanslag. De informatiebeschikking kan dan ook hierom niet in stand blijven. De rechtbank zal het beroep derhalve gegrond verklaren en de informatiebeschikking vernietigen.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.217 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar alsmede de informatiebeschikking;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.217;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 44 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, mr. A.A. Fase enmr. R. van Scharrenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.