ABRvS, 17-12-2014, nr. 201309823/1/R1
ECLI:NL:RVS:2014:4546
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
17-12-2014
- Zaaknummer
201309823/1/R1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:4546, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 17‑12‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Wet ruimtelijke ordening
- Vindplaatsen
JOM 2015/590
Uitspraak 17‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 18 juni 2013 heeft de deelraad het bestemmingsplan "Bijlmerweide en omgeving" vastgesteld.
201309823/1/R1.
Datum uitspraak: 17 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Vereniging van huiseigenaren Groot Geerdinkhof en anderen, gevestigd onderscheidenlijk wonend te Amsterdam,
appellanten,
en
de deelraad van het stadsdeel Zuidoost (thans: de raad van de gemeente Amsterdam),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2013 heeft de deelraad het bestemmingsplan "Bijlmerweide en omgeving" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de vereniging en anderen beroep ingesteld.
De deelraad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2014, waar de vereniging en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. F.J. Jacobs, advocaat te Amsterdam, en de deelraad, vertegenwoordigd door mr. K. Veenendaal en drs. H.M. Misset, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ter zitting hebben de vereniging en anderen hun beroep ingetrokken voor zover gericht tegen de bestemmingen "Waarde - Archeologie" en "Maatschappelijk - 3" en de bestemming "Groen" voor zover het betreft de beroepsgrond dat deze bestemming tot parkeeroverlast leidt.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de deelraad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de deelraad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de deelraad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. De vereniging en anderen richten zich tegen de bestemmingen "Groen" en "Natuur" met de dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" toegekend aan de gronden behorend tot de Bijlmerweide.
De vereniging en anderen betogen dat het begrip "ecologische waarden" onvoldoende duidelijk is. Zij betogen dat dit begrip verduidelijking behoeft door het opnemen van de wezenlijke kenmerken en waarden van de Bijlmerweide in de planregels, teneinde de bescherming ervan in de regels te borgen. In dit kader betogen de vereniging en anderen dat de ter plaatse aanwezige natuurwaarden onvoldoende zijn onderzocht. De vereniging en anderen betogen dat ten onrechte de aanbevelingen uit het in hun opdracht opgestelde rapport "Natuur en Groen: analyse wezenlijke kenmerken en waarden van de Bijlmerweide. Advies voor borging in het bestemmingsplan Bijlmerweide" van november 2013, opgesteld door Wildernistrek, ecologisch advies (hierna: rapport Wildernistrek), niet zijn opgenomen in het plan. Voorts betogen zij dat artikel 19, tweede lid, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, vastgesteld bij besluit van 21 juni 2010 en gewijzigd bij besluit van 23 mei 2011 door provinciale staten van Noord-Holland (hierna: PRVS) is geschonden omdat een beschrijving in de plantoelichting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de Bijlmerweide ontbreekt.
Voorts voeren zij aan dat de regels met betrekking tot de bestemmingen "Natuur" en "Groen" onvoldoende bescherming bieden voor de ecologische waarden die aanwezig zijn in de Bijlmerweide. Zij betogen dat ten onrechte bouwmogelijkheden op grond van deze regels zijn toegestaan. In ieder geval had niet dezelfde bestemming "Groen" aan de Bijlmerweide moeten worden toegekend als de bestemming "Groen" die is toegekend aan het groen in het aangrenzende woongebied.
De vereniging en anderen voeren voorts aan dat de desbetreffende gronden ook bestemd moeten worden voor faunapassages en fauna uittreed passages.
3.1. De deelraad licht toe dat de gronden die behoren tot de Ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS), waar de natuurfunctie is gerealiseerd en die ecologische waarden hebben, zijn voorzien van de bestemming "Natuur" met de dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" en het groen buiten de EHS is bestemd als "Groen".
In de regels is bepaald dat de gronden die voor "Waarde - Ecologie" zijn aangewezen, mede zijn bestemd voor het behoud, bescherming en versterking van de ecologische waarden. Op deze wijze zijn de ecologische belangen in voldoende mate beschermd, aldus de deelraad.
De deelraad stelt zich verder op het standpunt dat de bestemmingen "Natuur" en "Groen" goed aansluiten bij het gebruik van de gronden ter plaatse van de Bijlmerweide. De deelraad voert aan dat uitsluitend gebouwd mag worden ten dienste van de bestemming "Groen", onderscheidenlijk de bestemming "Natuur" en dat de maximale bouwhoogte slechts 3 m bedraagt.
3.2. Aan de gronden ter plaatse van de Bijlmerweide zijn onder meer de bestemmingen "Groen" en "Natuur" met de dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" toegekend.
Ingevolge artikel 8, lid 8.1, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. groenvoorzieningen met bijbehorende verhardingen;
b. afvalinzamelingssystemen;
c. fiets- en voetpaden;
d. nutsvoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. (natuurvriendelijke) oevers;
g. faunapassages;
h. water;
i. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Ingevolge lid 8.2.1 mag op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
Ingevolge lid 8.2.2 gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
a. maximum bouwhoogte: 3 m.
Ingevolge artikel 12, lid 12.1, zijn de voor "Natuur" aangewezen gronden bestemd voor:
groenvoorzieningen;
b. speelvoorzieningen;
c. fiets- en voetpaden;
d. (natuurvriendelijke) oevers;
e. faunapassages;
f. water;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Ingevolge lid 12.2.1 mag op de in lid 12.1 genoemde gronden uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
Ingevolge lid 12.2.2 gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
a. maximum bouwhoogte: 3 m.
Ingevolge artikel 21, lid 21.1, zijn de voor "Waarde - Ecologie" aangewezen gronden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 28, lid 28.1, van de planregels mede bestemd voor het behoud, bescherming en versterking van de ecologische waarden.
Ingevolge lid 21.2 kan het bevoegd gezag, indien de ecologische waarde direct aanleiding geeft, nadere eisen stellen aan bouwplannen die kunnen strekken tot:
a. de afmetingen van bouwwerken;
b. de situering van bouwwerken.
Ingevolge lid 21.3.1 is het op de in lid 21.1, van de planregels genoemde gronden verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de navolgende werken, niet zijnde de oprichting van bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen, waartoe onder meer wordt gerekend:
1. het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
2. het aanleggen, verbreden en dempen van water;
b. het aanbrengen van drainage;
c. het aanbrengen van kabels en leidingen;
d. het verlagen van het waterpeil;
e. het aanleggen van verharding;
f. het aanleggen van oeverbeschoeiing;
g. het aanleggen of wijzigen van taluds;
h. het verwijderen van houtopstanden en bossen.
Ingevolge lid 21.3.2 wordt de omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) slechts verleend indien de ecologische belangen niet onevenredig worden aangetast en het behoud van de ecologische waarde(n) voldoende worden gewaarborgd.
3.3. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de PRVS beschrijft de toelichting van het bestemmingsplan in aanvulling op het eerste lid:
a. de wezenlijke kenmerken en waarden van het desbetreffende deel van de EHS of de Ecologische Verbindingszone, zoals aangegeven in het Natuurbeheerplan;
b. hoe de wezenlijke kenmerken en waarden worden beschermd en;
c. hoe negatieve effecten op deze wezenlijke kenmerken en waarden worden voorkomen.
3.4. In het rapport Wildernistrek staat dat de waarde van natuur en groen in de Bijlmerweide door de gemeente wordt onderkend, maar dat dit niet goed verankerd is in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan moet een basisbescherming bieden voor natuur en groen. Deze bescherming is nu onvoldoende en de regels van het bestemmingsplan moeten dus worden aangepast. De ambitie van het natuurplan moet geborgd worden in het bestemmingsplan door:
1. wezenlijke kenmerken en waarden op te nemen en
2. door een koppeling op te nemen van de "nee, tenzij" toets in het bestemmingsplan: plannen, projecten en initiatieven die de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS aantasten zijn niet toegestaan, tenzij er redenen zijn van groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Voorts wordt in het rapport Wildernistrek een aantal aanbevelingen gedaan, namelijk het aanleggen van minimaal twee grote, ondiepe amfibieënpoelen en minstens twee grote overwinteringshopen, de ontwikkeling van nieuwe recreatie die natuurwaarden aantasten niet mogelijk maken binnen de bestemming "Natuur" en nieuw recreatief medegebruik binnen de bestemming "Natuur" voorkomen, geen nieuwe tuinuitbreidingen mogelijk maken, de oppervlakte van de bestemming "Natuur" in het bestemmingsplan vergroten, al het kleine water bestemmen als "Natuur", alle bestaande bedrijvigheid binnen de bestemming "Natuur" afbouwen en alle initiatieven binnen de bestemming "Natuur" verplicht toetsen door een ter zake kundige ecoloog.
3.5. Met betrekking tot het betoog dat artikel 19, tweede lid, van de PRVS is geschonden overweegt de Afdeling als volgt. De deelraad is in de plantoelichting in paragraaf 4.3 ingegaan op de wezenlijke kenmerken en waarden van het desbetreffende deel van de EHS, zoals aangegeven in het Natuurbeheerplan 2013 waarbij is betrokken de wijze waarop de wezenlijke kenmerken en waarden worden beschermd. Het betoog mist derhalve feitelijke grondslag.
3.6. De planregels voor de dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" brengen mee dat het op deze gronden ingevolge artikel 21, lid 21.3.1, verboden is om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, niet zijnde de oprichting van bouwwerken, of werkzaamheden genoemd in lid 21.3.1, sub a tot en met h, uit te voeren. Van dat verbod zijn zelfs niet uitgezonderd werkzaamheden, behorende tot het normale beheer of onderhoud. De aldaar vereiste omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de ecologische belangen niet onevenredig worden aangetast en het behoud van de ecologische waarden voldoende worden gewaarborgd. Naar het oordeel van de Afdeling stelt de deelraad zich terecht op het standpunt dat hiermee aan de ecologische waarden een hoge bescherming is toegekend. Niet is gebleken dat het begrip "ecologische waarden" tot onduidelijkheid zal leiden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het begrip "ecologische waarden" een gangbaar begrip is. Voorts zal, zoals de deelraad ter zitting heeft aangegeven, in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning een onderzoek naar de aldaar aanwezige actuele ecologische waarden moeten worden verricht en zullen de uitkomsten daarvan in de beoordeling van de aanvraag moeten worden betrokken. Het behoort in de regel voorts tot de beleidsvrijheid van de deelraad om de aard, omvang en daarmee ook de mate van gedetailleerdheid van een bestemmingsregeling te bepalen. Voor zover de vereniging en anderen betogen dat een wensbeeld voor de staat van deze gronden met deze bestemming in de planregels moet worden vastgelegd, overweegt de Afdeling dat een bestemmingsplan in het bijzonder ziet op hetgeen in het betrokken plangebied is toegestaan. Welke ecologische waarden ter plaatse tot ontwikkeling zouden moeten komen is een kwestie van uitvoering welke in deze procedure niet aan de orde kan komen. Gelet op het voorgaande heeft de deelraad ook in redelijkheid geen omschrijving van het begrip "ecologische waarden" in de planregels hoeven opnemen.
Voor zover de vereniging en anderen betogen dat ten onrechte de aanbevelingen uit het rapport Wildernistrek niet zijn opgenomen in de regels, overweegt de Afdeling dat de dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" niet aan verwezenlijking van de aanbevelingen uit het rapport Wildernistrek in de weg staat.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de deelraad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met de dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" de ecologische waarden van de Bijlmerweide voldoende beschermd zijn. Nader onderzoek naar de feitelijk aanwezige waarden ter plaatse was in redelijkheid ook niet nodig.
Het betoog faalt.
3.7. De planregels voor de bestemmingen "Natuur" en "Groen" voorzien in groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, (natuurvriendelijke) oevers, faunapassages, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voor de bestemming "Groen" ook nog in nutsvoorzieningen. Niet in geding is dat de desbetreffende gronden feitelijk ook gebruikt worden voor deze andere gebruiksmogelijkheden. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de deelraad een meer gedetailleerde regeling in het bestemmingsplan had moeten opnemen. Met betrekking tot de bouwmogelijkheden ter plaatse van de plandelen met de bestemmingen "Natuur" en "Groen" is van belang dat slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan van maximaal 3 m hoog. De Afdeling overweegt dat een maximale bouwhoogte van 3 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, een gangbare maat is en niet is gebleken dat deze maximale bouwhoogte in dit geval onredelijk is. Voorts hebben de vereniging en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de effecten van de overige functies en de toegestane bouwmogelijkheden zodanig zijn dat de natuurwaarden op de desbetreffende gronden worden aangetast. Nu de deelraad in redelijkheid deze bestemmingen heeft mogen toekennen, heeft de deelraad in redelijkheid niet een meer op de Bijlmerweide toegespitste bestemming aan de desbetreffende gronden behoeven toe te kennen. Voorts heeft de deelraad aan de gronden met de bestemming "Groen" in redelijkheid niet de bestemming "Natuur" met de dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" kunnen toekennen.
Het betoog faalt.
3.8. De Afdeling stelt vast dat ingevolge artikel 8, lid 8.1, onder b, van de planregels ook nog afvalinzamelingssystemen zijn toegestaan ter plaatse van de plandelen waaraan de bestemming "Groen" is toegekend. Voorts stelt de Afdeling vast dat het bouwen van dergelijke afvalinzamelingssystemen niet in oppervlakte en omvang is begrensd. Mede gelet op het belang dat de deelraad hecht aan het beschermen van de natuurwaarden ter plaatse van het noordelijke deel van de Bijlmerweide waaraan de bestemming "Groen" is toegekend, heeft de deelraad niet in redelijkheid, zonder enige beperking in oppervlakte en omvang, afvalinzamelingssystemen ter plaatse kunnen toestaan. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt.
3.9. Voor zover de vereniging en anderen betogen dat ten onrechte niet voorzien is in faunapassages en fauna uittreed passages overweegt de Afdeling dat deze op grond van artikel 8, lid 8.1, onder g, van de planregels en artikel 12, lid 12.1, onder e, van de planregels zijn toegestaan ter plaatse van de gronden met de bestemmingen "Groen" en "Natuur". Het betoog mist feitelijke grondslag.
4. Voor zover de vereniging en anderen betogen dat niet alle fiets- en voetpaden in de Bijlmerweide waaraan de bestemmingen "Natuur" en "Groen" zijn toegekend als zodanig zijn bestemd, nu niet de bestemming "Verkeer" aan de desbetreffende plandelen is toegekend, overweegt de Afdeling als volgt. De deelraad heeft ter zitting toegelicht dat hij uitsluitend wegen voor "Verkeer" heeft bestemd indien het wegen betreft waar gemotoriseerd verkeer is toegelaten. De Afdeling acht dit uitgangspunt niet onredelijk. De Afdeling stelt vast dat ingevolge artikel 8, lid 8.1, onder c, respectievelijk artikel 12, lid 12.1, onder c, van de planregels gronden aangewezen voor "Groen", respectievelijk "Natuur" onder meer bestemd zijn voor fiets- en voetpaden. Niet in geschil is dat op de desbetreffende wegen geen gemotoriseerd verkeer is toegelaten. Gelet hierop is het bestemmingsplan op dit punt in overeenstemming met het uitgangspunt van de deelraad en heeft de deelraad in redelijkheid fiets- en voetpaden onder de bestemmingen "Natuur" respectievelijk "Groen" kunnen laten vallen.
Het betoog faalt.
5. De vereniging en anderen richten zich tegen de bestemmingen "Sport", "Tuin", "Cultuur en Ontspanning - I" en "Maatschappelijk - I". De vereniging en anderen voeren aan dat artikel 19, eerste lid, van de PRVS ertoe verplicht voor deze bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid in de planregels op te nemen die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om de toegekende bestemming naar de bestemming "Natuur" te wijzigen indien het huidige gebruik wordt beëindigd.
5.1. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de PRVS geldt voor de gronden aangeduid op kaart 4 en op de digitale verbeelding ervan, als EHS en als Ecologische Verbindingszone, dat:
a. een bestemmingsplan de gronden als "Natuur" bestemt, indien de natuurfunctie reeds is gerealiseerd;
b. een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid bevat die bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders een bestemming wijzigen in een natuurbestemming vanaf het moment dat:
1. de gronden zijn verworven of ontpacht ten behoeve van het realiseren van de natuurfunctie;
2. een overeenkomst voor functieverandering door middel van particulier natuurbeheer is gesloten; of
3. het college van gedeputeerde staten besluit dat het provinciale staten zal verzoeken om het besluit tot het verzoek tot onteigening aan de Kroon, als bedoeld in artikel 78 van de Onteigeningswet, te nemen en dat ter voorbereiding van dit besluit van provinciale staten, het college van gedeputeerde staten een kopie van hun besluit hiertoe aan het college van burgemeester en wethouders zendt met het verzoek over te gaan tot vaststelling van het wijzigingsplan.
5.2. De deelraad heeft ter zitting onweersproken gesteld dat uitgesloten moet worden geacht dat de in het plan als zodanig bestemde functies binnen de planperiode zullen worden beëindigd en dat het aldus aannemelijk is dat aan een wijzigingsbevoegdheid terzake binnen de planperiode geen toepassing zal worden gegeven. De Afdeling overweegt dat onder die omstandigheden artikel 19, eerste lid, van de PRVS niet kan verplichten tot het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid. Gelet op het voorgaande heeft de deelraad in redelijkheid kunnen afzien van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in de planregels.
Het betoog faalt.
6. De vereniging en anderen richten zich tegen de plandelen met de bestemming "Agrarisch", waarbij zij stellen dat één plandeel niet meer in gebruik is als weiland, nu ter plaatse niet wordt gegraasd. Voorts betogen de vereniging en anderen dat ter plaatse van deze plandelen te ruime bouwmogelijkheden zijn toegestaan die de ecologische waarden aantasten.
6.1. Aan het noordelijke deel van de Bijlmerweide is gedeeltelijk de bestemming "Agrarisch" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd voor:
a. weilanden, niet zijnde akkers;
[…]
c. groenvoorzieningen.
Ingevolge lid 3.2.2 gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:
a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de in het bestemmingsplan aangeduide bouwvlakken.
Ingevolge lid 3.2.3 gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
a. maximum bebouwingspercentage: 2;
b. maximum bouwhoogte: 2 m.
6.2. De Afdeling overweegt dat voor de beantwoording van de vraag of de bestemming "Agrarisch" verwezenlijkt wordt niet van belang is of ter plaatse van het bestreden plandeel door dieren wordt gegraasd, nu gronden met de bestemming "Agrarisch" eveneens zijn bestemd voor groenvoorzieningen en niet in geschil is dat de gronden deze functies hebben.
Met betrekking tot de bouwmogelijkheden ter plaatse van de plandelen met de bestemming "Agrarisch" is van belang dat slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 2 m en dat ter plaatse het maximum bebouwingspercentage van 2 geldt. De Afdeling overweegt dat niet aannemelijk is gemaakt dat een dergelijke planregeling ernstige schade aan ecologische waarden met zich kan brengen.
Het betoog faalt.
7. Voorts richten de vereniging en anderen zich tegen de maximale bouwhoogte ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Recreatie".
7.1. Ingevolge artikel 13, lid 13.1, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor:
a. volks- en nutstuinen.
Ingevolge lid 13.2.1 mag op de in artikel 13, lid 13.1, van de planregels genoemde gronden uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
Ingevolge lid 13.2.2 gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:
a. maximum bouwhoogte: 3 m.
Ingevolge lid 13.2.3 gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende regels:
a. maximum bouwhoogte: 3 m.
7.2. In de enkele niet nader onderbouwde stelling dat de maximale bouwhoogte ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Recreatie" te hoog is, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad niet in redelijkheid 3 m als maximale bouwhoogte voor het bouwen van gebouwen en voor het bouwen van bouwwerken aan het plandeel met de bestemming "Recreatie" heeft kunnen toekennen.
Het betoog faalt.
8. In de enkele niet nader onderbouwde stelling dat short stay ter plaatse van de plandelen met de bestemming "Wonen" tot overlast zal leiden ziet de Afdeling ook geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad niet in redelijkheid de voor "Wonen" aangewezen gronden onder meer voor short stay heeft kunnen bestemmen.
Het betoog faalt.
9. Gelet op hetgeen onder 3.8 is overwogen is het beroep van de vereniging en anderen gegrond en ziet de Afdeling aanleiding artikel 8, lid 8.1, onder b, van de planregels voor zover dit artikel van toepassing is voor de gronden met de bestemming "Groen" behorende tot het noordelijk deel van de Bijlmerweide te vernietigen.
10. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor de plandelen met de bestemming "Groen" waarop de vernietiging betrekking heeft met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
11. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de vereniging Vereniging van huiseigenaren Groot Geerdinkhof en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de deelraad van het stadsdeel Zuidoost van 18 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bijlmerweide en omgeving" voor zover het betreft de vaststelling van artikel 8, lid 8.1, onder b, van de planregels voor zover dit artikel van toepassing is voor de gronden met de bestemming "Groen" behorende tot het noordelijk deel van de Bijlmerweide, zoals nader aangeduid op de bijgevoegde kaart;
III. draagt de raad van de gemeente Amsterdam op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen voor de plandelen met de bestemming "Groen", bedoeld onder II, een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Amsterdam tot vergoeding van bij de vereniging Vereniging van huiseigenaren Groot Geerdinkhof en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Amsterdam aan de vereniging Vereniging van huiseigenaren Groot Geerdinkhof en anderen het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Bosnjakovic
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2014
410-812.