Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 07-08-2004
- Bronpublicatie:
29-04-2004, PbEU 2004, L 261 (uitgifte: 06-08-2004, regelingnummer: 2004/81/EG)
- Inwerkingtreding
07-08-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2004, PbEU 2004, L 261 (uitgifte: 06-08-2004, regelingnummer: 2004/81/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Richtlijn van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, eerste alinea, punt 3,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (3)
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De ontwikkeling van een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat de omschrijving van de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf van vreemdelingen alsmede maatregelen ter bestrijding van de illegale immigratie omvat, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen.
- (2)
De Europese Raad heeft tijdens zijn speciale bijeenkomst van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 verklaard dat hij vastbesloten is om de illegale immigratie bij de bron aan te pakken, meer bepaald door de strijd aan te binden met diegenen die zich met mensensmokkel en economische uitbuiting van migranten bezighouden. De lidstaten werd verzocht hun inspanningen te richten op het opsporen en ontmantelen van de betrokken criminele netwerken en ervoor te zorgen dat de rechten van de slachtoffers worden gewaarborgd.
- (3)
De toenemende internationale bezorgdheid over dit verschijnsel blijkt uit het feit dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een Verdrag tegen de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, alsmede een Aanvullend Protocol ter voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, inzonderheid handel in vrouwen en kinderen, en een Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht heeft aangenomen. De Gemeenschap en de vijftien lidstaten hebben deze in december 2000 ondertekend.
- (4)
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bescherming die overeenkomstig het internationale vluchtelingenrecht wordt verleend aan vluchtelingen, rechthebbenden op subsidiaire bescherming en aanvragers van internationale bescherming. Zij doet evenmin afbreuk aan de andere instrumenten betreffende mensenrechten.
- (5)
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan andere bepalingen betreffende de bescherming van slachtoffers, getuigen of bijzonder kwetsbare personen. Zij doet evenmin afbreuk aan de prerogatieven van de lidstaten inzake het om humanitaire of andere redenen toegekende recht van verblijf.
- (6)
In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend, in aanmerking genomen.
- (7)
De lidstaten passen deze richtlijn toe zonder onderscheid naar geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale herkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of wereldbeschouwing, politieke of andere overtuigingen, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicaps, leeftijd of seksuele gerichtheid.
- (8)
Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (4)en Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 inzake de bestrijding van de mensenhandel (5) hebben tot doel de preventie en de bestrijding van bovengenoemde delicten te versterken.
- (9)
Bij deze richtlijn wordt voor slachtoffers van mensenhandel of, indien de lidstaten de werkingssfeer van de richtlijn wensen te verruimen, voor onderdanen van derde landen die hulp hebben gekregen bij illegale immigratie een verblijfstitel ingesteld die voor de betrokkenen een voldoende prikkel moet zijn om samen te werken met de bevoegde autoriteiten en waaraan, om misbruik te voorkomen, bepaalde voorwaarden zijn verbonden.
- (10)
Daartoe dienen de criteria voor de afgifte van een verblijfstitel, de voorwaarden voor verblijf en de gronden voor niet-verlenging of intrekking te worden vastgesteld. Het aan deze richtlijn ontleende recht van verblijf is van voorlopige aard en verbonden aan voorwaarden.
- (11)
De betrokken onderdanen van derde landen moeten in kennis worden gesteld van de mogelijkheid deze verblijfstitel te verkrijgen en zij dienen bedenktijd te krijgen. Dit moet hen in staat stellen met kennis van zaken te beslissen of zij, gezien de eventueel daaraan verbonden risico's, bereid zijn samen te werken met de bevoegde autoriteiten (politie, het openbaar ministerie en de rechterlijke autoriteiten), zodat zij hun medewerking op vrijwillige basis verlenen en deze derhalve doeltreffender is.
- (12)
Gelet op hun kwetsbaarheid dienen de betrokken onderdanen van derde landen de hulp te krijgen waarin deze richtlijn voorziet. Deze hulp moet hen in staat stellen om te herstellen en zich aan de invloed van de daders van de strafbare feiten te onttrekken. De medische behandeling voor onderdanen van derde landen die onder deze richtlijn vallen, omvat zo nodig ook psychotherapeutische zorg.
- (13)
Het besluit inzake de afgifte van een verblijfstitel met een geldigheidsduur van ten minste zes maanden, of de verlenging daarvan, wordt genomen door de bevoegde autoriteiten, die tevens nagaan of aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan.
- (14)
De toepassing van deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de werkzaamheden van de bevoegde autoriteiten in enig stadium van de desbetreffende nationale procedure, met name het onderzoek van de strafbare feiten in kwestie.
- (15)
De lidstaten dienen in overweging te nemen om op andere gronden, overeenkomstig hun nationale wetgeving, toestemming voor verblijf te verlenen aan onderdanen van derde landen die weliswaar binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, maar niet of niet langer voldoen aan de daarin gestelde voorwaarden, aan leden van hun familie of aan personen die als familieleden behandeld worden.
- (16)
Teneinde de betrokken onderdanen van derde landen in staat te stellen hun onafhankelijkheid te verwerven en niet naar het criminele netwerk terug te keren, dienen de houders van de verblijfstitel, onder de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden, toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt en tot beroepsopleiding en onderwijs. Bij het verlenen van toegang tot beroepsopleiding en onderwijs aan de houder van een verblijfstitel dienen de lidstaten met name rekening te houden met de vermoedelijke verblijfsduur.
- (17)
De deelname van de betrokken onderdanen van derde landen aan bestaande of geplande programma's en regelingen moet hen helpen om weer een normaal sociaal leven op te bouwen.
- (18)
Wanneer een betrokken onderdaan van een derde land een ander soort verblijfstitel aanvraagt, nemen de lidstaten een besluit op grond van het gewone vreemdelingenrecht. Bij de behandeling van een dergelijke aanvraag houden de lidstaten rekening met het feit dat aan de betrokken onderdaan van een derde land uit hoofde van deze richtlijn een verblijfstitel is afgegeven.
- (19)
De lidstaten dienen de Commissie in verband met de uitvoering van deze richtlijn de informatie te verschaffen die is verkregen in het kader van de werkzaamheden betreffende de verzameling en verwerking van statistische gegevens met betrekking tot zaken die onder Justitie en Binnenlandse Zaken vallen.
- (20)
Aangezien de doelstelling van de voorgenomen richtlijn, namelijk een verblijfstitel in te voeren voor de betrokken onderdanen van derde landen die hun medewerking verlenen aan de bestrijding van de mensensmokkel, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang van de actie, beter of communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, dat in hetzelfde artikel is opgenomen, gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om die doelstelling te bereiken.
- (21)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van genoemd protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van de onderhavige richtlijn en zijn de bepalingen daarvan niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaten.
- (22)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de onderhavige richtlijn en zijn de bepalingen daarvan niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: