Einde inhoudsopgave
Gedragsregels advocatuur 2018
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 14-02-2018
- Bronpublicatie:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-02-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
De Advocatenwet bevat geen uitdrukkelijke omschrijving van de inhoud van het beroep van advocaat. Buiten de traditionele werkzaamheden als het juridisch adviseren en in rechte bijstaan van rechtzoekenden, verrichten advocaten ook andere werkzaamheden. Aangezien de kernwaarden de essentie van in elk geval de beroepsuitoefening van de advocatuur inkleuren, moeten nevenwerkzaamheden die niet volledig in de kernwaarden zijn in te passen, worden beschouwd als verricht in een andere hoedanigheid dan die van advocaat. Te denken valt aan het optreden als curator of als mediator. Deze werkzaamheden vertonen weliswaar doorgaans verwevenheid met de rechtspraktijk, maar voor beide voorbeelden geldt dat de kernwaarde partijdigheid daarop niet van toepassing is.
De advocaat dient naar buiten toe duidelijkheid te verschaffen over de hoedanigheid waarin hij acteert. Zo zal een advocaat die voor zijn cliënt een voor extern gebruik bedoeld feitenonderzoek uitvoert, steeds aan betrokkenen duidelijk moeten maken of hij dat doet als advocaat van die cliënt of in een andere hoedanigheid.
De omstandigheid dat een advocaat permanent op het tableau staat ingeschreven, neemt niet weg dat de betreffende persoon (ook beroepsmatig) in een andere hoedanigheid kan optreden. Volgens vaste tuchtrechtspraak brengt het in een andere hoedanigheid optreden, bijvoorbeeld als deken, als curator of als mediator, niet mee dat de advocaat niet (meer) aan het tuchtrecht onderworpen is. Als de advocaat zich bij de vervulling van die taak zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Dit uitgangspunt leidt tot de volgende twee gedragsregels. Ten eerste dient de advocaat zich ook buiten de eigenlijke beroepsuitoefening van de advocatuur zodanig te gedragen dat hij daarmee het vertrouwen in de advocatuur niet schaadt. Wederom volgens vaste tuchtrechtspraak strekt deze regel zich tevens uit over privégedragingen. Een klacht over een privégedraging van een advocaat is steeds ontvankelijk, maar wordt slechts dan (vol) getoetst aan de in artikel 46 Advocatenwet genoemde maatstaven indien daartoe voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening zijn; in andere gevallen geldt de beperkte maatstaf of de gedraging van de advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht (HvD 6 december 2013, nr. 6752, ECLI:NL:TAHVD:2013:336).
In het geval dat de advocaat in een gegeven situatie in een andere hoedanigheid acteert en derden dat niet aanstonds begrijpen of zullen begrijpen, ligt het op de weg van de advocaat om daarover proactief duidelijkheid te verschaffen. Zo zal een advocaat die tevens curator of mediator is, steeds duidelijk moeten aangeven dat hij optreedt als advocaat dan wel als curator of mediator.