Einde inhoudsopgave
Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI
2.3.1.4 Ontvankelijkheids- en bevoegdheidsvragen in vorderingsprocedures
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2019
- Redactionele toelichting
De dag van de datum van afkondiging is gezet op 01.
- Bronpublicatie:
01-10-2018, Stcrt. 2019, 10137 (uitgifte: 25-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-10-2018, Stcrt. 2019, 10137 (uitgifte: 25-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Het hof kan onmiddellijk na indiening van de procesinleiding de eiser en de verweerder, indien deze is verschenen, in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid van de eiser en de bevoegdheid van het hof.
Voor het indienen van deze akten wordt eenmaal een termijn van twee weken verleend. Het hof beslist vervolgens binnen vier weken.
De behandeling van de in de eerste zin bedoelde vragen ontslaat de eiser en de verschenen verweerder niet van hun verplichting het griffierecht tijdig te betalen. Indien al een termijn is gegeven voor het indienen van de gronden van het hoger beroep als bedoeld in artikel 2.3.1.3 of voor het indienen van het verweerschrift, loopt deze termijn door.