Rb. Rotterdam, 09-01-2008, nr. 222609 / HA ZA 04-2330
ECLI:NL:RBROT:2008:BC4119
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
09-01-2008
- Zaaknummer
222609 / HA ZA 04-2330
- LJN
BC4119
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2008:BC4119, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 09‑01‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 09‑01‑2008
Inhoudsindicatie
verzekeringsrecht, schending meldingsplicht vervolg op LJN: AV6536
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 222609 / HA ZA 04-2330
Uitspraak: 9 januari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat en procureur mr. A.P.M. Henket,
- tegen -
1. de naamloze vennootschap AMEV SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur: mr. P.H.C.M. van Swaaij,
advocaat: mr. O.P. van Tricht,
en
2. de besloten vennootschap CRAWFORD & COMPANY (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. J. de Bliek,
advocaat: mr. A. Stendahl.
Partijen blijven hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "Amev" en "Crawford".
1. Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- -
tussenvonnis van deze rechtbank van 21 juni 2006 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- -
processen-verbaal van de op 18 december 2006 en 2 april 2007 gehouden getuigenverhoren;
- -
incidentele vordering en akteverzoek van [eiser] houdende overlegging van stukken en een incidentele vordering ex artikelen 843a en 843b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met producties;
- -
conclusie van antwoord in het incident van Amev, met producties;
- -
conclusie van repliek in het incident;
- -
conclusie van dupliek in het incident van Amev;
- -
antwoordakte tevens houdende conclusie van dupliek in het incident van Crawford.
2. Het geschil in het incident
[eiser] vordert dat Amev de onder 3.1 hierna gespecificeerde bescheiden in het geding brengt en dat Crawford de onder 3.2 hierna gespecificeerde bescheiden in het geding brengt.
Amev en Crawford hebben de vordering van [eiser] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de kosten van het incident.
3. De beoordeling in het incident
3.1
Van Amev vordert [eiser] overlegging van:
- a.
een kopie en/of Brand Acceptatie Systeem (B.A.S.) uittreksel van AMEV polis 31089024 per 1 juni 1992 t.n.v. Hatral Leidschendam B.V., huurder van "gebouw 1";
- b.
een B.A.S. uittreksel van AMEV polis 31089024 per 27 maart 1995 t.n.v. [eiser] c.s.;
- c.
een kopie van het B.A.S. uittreksel van AMEV polis 31089024 dat na de calamiteit aan EMN Expertise B.V. te Nieuwegein werd verstrekt ten behoeve van de Akte van Benoeming Experts;
- d.
een kopie en/of B.A.S. uittreksel van AMEV polis 31089026 per datum calamiteit t.n.v. Hatral Leidschendam BV., huurder van "gebouw 1", inzake goederen/inventaris;
- e.
een kopie en/of B.A.S. uittreksel van Amev polis 31068857 per datum calamiteit t.n.v. de heer [X] (in 2006 overleden) als de eigenaar van 1/3 gedeelte van "gebouw 1".
- f.
een B.A.S. uittreksel van de AMEV polis van de brandverzekering van het woonhuis van [eiser], dat toen als straatadres had [straatadres];
- g.
alle informatie die Amev via haar Brand Acceptatie Systeem heeft over de hierboven genoemde polissen;
[eiser] wijst er in dit verband op dat de heer [Y] van AMEV als getuige onder andere heeft verklaard:
"Mr. Henket toont mij productie 8 bij dagvaarding. Dit is een kopie van een polisblad. Achter het woord "constructie" staat vermeld "gebouw van steen in staalconstructie met golfplaten". Ik weet niet of dit door de acceptant zo is ingevuld. Dat wil zeggen, ik weet niet of dit een variabele of vaste tekst is. Dit zou wel kunnen worden uitgezocht."
- h.
de toelichting die volgens de getuigenverklaring van de heer [Y] nodig is om een uitdraai uit het Brand Acceptatie Systeem goed te kunnen lezen;
- i.
het volledige schadedossier.
3.2
Van Crawford vordert [eiser] overlegging van:
- j.
een kopie van de in 1997 door beide experts getekende akte van taxatie;
- k.
een kopie van het in de getuigenverklaring van de heer [Z] aangehaalde faxbericht. Citaat uit die verklaring:
"Voor mij was duidelijk dat het taxatie rapport de grondslag was voor de schadevaststelling. Dat is bij het verlenen van de opdracht duidelijk gemaakt en dat is omstreeks begin oktober van dat jaar nog een keer bevestigd in een fax van Hatral."
3.3
[eiser] grondt zijn vordering op de stelling dat de gevraagde stukken en bestanden bewijsmiddelen vormen die hij nodig heeft. [eiser] stelt dat Amev en Crawford over die stukken beschikken.
vordering tegen Crawford
3.4
De tegen Crawford gerichte incidentele vordering dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 8 maart 2006 onder 3.13 beslist dat de vordering (in de hoofdzaak) van [eiser] tegen Crawford - bij eindvonnis - zal worden afgewezen. Vanaf dat moment werd de procedure in materiële zin nog slechts voortgezet tussen [eiser] en Amev en stond het [eiser] niet langer vrij in de formeel nog tussen [eiser] en Crawford aanhangige procedure een tegen Crawford gerichte incidentele vordering zoals de onderhavige in te stellen. De tegen Crawford gerichte incidentele vordering zal derhalve worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het incident.
vordering tegen Amev
3.5
Bij tussenvonnis van 21 juni 2006 van deze rechtbank is [eiser] - in het geschil met Amev - opgedragen te bewijzen dat vanaf 6 februari 1995 uitsluitend nog het hoofdgebouw was verzekerd, zulks voor een bedrag dat op 11 augustus 1992 (het vonnis vermeldt abusievelijk 1991) was getaxeerd voor de drie opstallen gezamenlijk, te weten fl. 1.310.000,00, maar exclusief de opruimingskosten en zonder indexeringsclausule.
3.6
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [eiser] getuigen doen horen en bescheiden overgelegd. De rechtbank begrijpt dat [eiser] de bescheiden waarvan hij in dit incident overlegging door Amev vordert van belang acht in het kader van voornoemde bewijsvoering.
3.7
Artikel 843a, lid 1, Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande rechtsbetrekkingen waarbij hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Lid 4 van het artikel bepaalt dat degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
3.8
Artikel 843b, lid 1 Rv bepaalt dat hij die een bewijsmiddel heeft verloren, van degene die de beschikking heeft over bescheiden die tot bewijs kunnen dienen van enig feit waarop het verloren bewijsmiddel betrekking had, of die zodanige bescheiden onder zijn berusting heeft, kan vorderen daarvan te zijnen behoeve op zijn kosten, voor zover nodig, inzage, afschrift, of uittreksel te verschaffen.
3.9
Artikel 843b Rv is naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing. [eiser] heeft immers niet gesteld dat de bescheiden waarvan hij vordert dat Amev die in het geding zal brengen, kunnen dienen tot bewijs van een feit waarop een bewijsmiddel dat [eiser] heeft verloren betrekking had.
3.10
Artikel 843a, lid 1, Rv biedt in beginsel geen basis voor een vordering van [eiser] tot overlegging door Amev van bescheiden aangaande rechtsbetrekkingen tussen Amev en derden waarin noch [eiser] noch enige rechtsvoorganger van hem partij is. Bijzondere omstandigheden waaruit zou kunnen voortvloeien dat hier in dit geval anders over dient te worden gedacht, zijn gesteld noch gebleken. Dit betekent dat de incidentele vordering voor zover betrekking hebbend op de in 3.1 onder a, d en e genoemde bescheiden, dient te worden afgewezen.
3.11
Het in 3.1 onder b genoemde stuk is door Amev overgelegd als productie 3 bij conclusie van antwoord in het incident. [eiser] stelt weliswaar dat deze productie een onjuiste tussenpersoon vermeldt, maar de rechtbank acht aannemelijk dat dit ermee te maken heeft dat de tussenpersoon "Van Calcar" is opgegaan in "Meeùs". [eiser] heeft, nu Amev het gevorderde stuk heeft overgelegd, geen belang meer bij beoordeling van dit onderdeel van de incidentele vordering.
3.12
Het in 3.1 onder c genoemde stuk betreft een kopie van het B.A.S. uittreksel van AMEV polis 31089024 dat in de visie van [eiser] na de calamiteit aan EMN Expertise B.V. te Nieuwegein werd verstrekt. Amev voert aan dat voor haar niet meer is na te gaan of destijds inderdaad een uittreksel aan EMN Expertise B.V. is verschaft. Amev acht het niettemin waarschijnlijk dat een dergelijk uittreksel is verstrekt - omdat dit de gebruikelijke gang van zaken was - en is van oordeel dat de inhoud daarvan dan zal overeenstemmen met de polis zoals die gold voor de brand en die deel uitmaakt van de stukken.
3.13
[eiser] acht het ongeloofwaardig dat Amev het destijds aan de expert verschafte uittreksel niet meer heeft. Dat uittreksel zou in de visie van [eiser] deel moeten uitmaken van het nog steeds in het bezit van Amev zijnde schadedossier. [eiser] stelt dat het hem er juist om gaat wat de expert destijds precies in handen heeft gekregen.
3.14
Anders dan [eiser] acht de rechtbank het niet ongeloofwaardig dat Amev niet meer beschikt over eventuele correspondentie die ten tijde van het evenement aan de expert is verzonden. Na het evenement heeft immers een gezamenlijke taxatie door de wederzijdse experts plaatsgevonden. Het is zeer wel voorstelbaar dat correspondentie die tevoren tussen Amev en de expert heeft plaatsgevonden, niet volledig in het schadedossier is bewaard. Indien een kopie van de vigerende polis beschikbaar was, lag het ook niet zonder meer in de rede een uitdraai van een B.A.S. uittreksel van diezelfde polis in het schadedossier te bewaren. Nu Amev voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet beschikt over een kopie van het door [eiser] specifiek gevorderde stuk, dient de incidentele vordering van [eiser] voor zover betrekking hebbend op dat stuk te worden afgewezen.
3.15
Het in 3.1 onder f genoemde stuk betreft een B.A.S. uittreksel van de AMEV polis van de brandverzekering van het woonhuis van [eiser]. Zonder toelichting, die ontbreekt, is het de rechtbank onduidelijk welk belang [eiser] in het kader van het geformuleerde probandum zou kunnen hebben bij dit stuk. Dit onderdeel van de incidentele vordering zal derhalve bij gebreke van een voldoende onderbouwing worden afgewezen.
3.16
De in 3.1 onder g en i genoemde onderdelen van de incidentele vordering zijn onvoldoende bepaald en zullen derhalve eveneens worden afgewezen. Artikel 843a Rv kan de grondslag bieden voor een vordering tot het verstrekken van afschrift van bepaalde stukken, niet voor een vordering tot het door Amev in het geding brengen van alle informatie die Amev via haar Brand Acceptatie Systeem heeft over de in 3.1 onder a tot en met f genoemde stukken, of voor een vordering tot het door Amev in het geding brengen van het volledige schadedossier, dan wel tot het verschaffen van inzage in dat schadedossier.
3.17
De in 3.1 onder h genoemde toelichting op de tijdens het getuigenverhoor van de heer [Y] ter sprake gekomen uitdraai uit het Brand Acceptatie Systeem, is naar het oordeel van de rechtbank door Amev verstrekt bij conclusie van antwoord in het incident onder 2.12. De rechtbank merkt hieromtrent nog op dat [eiser] aan artikel 843a Rv niet het recht kan ontlenen dat Amev een algemene toelichting op het B.A.S. opstelt en aan [eiser] ter beschikking stelt. In de hoofdzaak is Amev uiteraard wel gehouden haar betwisting van stellingen van [eiser] voldoende te motiveren en in dat kader kan het noodzakelijk zijn dat Amev een toelichting verstrekt op de in het kader van deze procedure relevante mogelijkheden en beperkingen van het B.A.S. en op de overgelegde B.A.S. informatie.
3.18
De slotsom is dat geen van de onderdelen van de incidentele vordering voor toewijzing in aanmerking komt. De incidentele vordering zal derhalve worden afgewezen. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de kosten van het incident.
3.19
De procedure zal worden verwezen naar de rol opdat [eiser] in de hoofdzaak een conclusie na enquête kan nemen. Vervolgens zal Amev daarop kunnen antwoorden. Crawford hoeft daar, gelet op wat onder 3.4 hiervoor is overwogen, niet op te antwoorden.
4. De beslissing
De rechtbank,
in het incident:
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan salaris voor de procureur aan de zijde van Amev bepaald op € 1.421,00 en aan de zijde van Crawford bepaald op € 1.421,00;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 6 februari 2008 voor het nemen van een conclusie na enquête door [eiser];
verstaat dat alleen Amev een antwoordconclusie na enquête zal nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
- 1729.