Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Protocol
Geldend
Geldend vanaf 03-10-1993
- Bronpublicatie:
08-05-1990, Trb. 1990, 86 (uitgifte: 15-06-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-10-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-1993, Trb. 1993, 143 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
bij de overeenkomst tussen het koninkrijk der nederlanden en de italiaanse republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, heden tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek gesloten, zijn de ondergetekenden overeengekomen, dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.
1. Ad artikel 2
Indien in Italië na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst een belasting naar het vermogen wordt ingevoerd, kan Italië zich tot Nederland wenden met betrekking tot de opname van genoemde belasting in de heden gesloten Overeenkomst.
2. Ad artikel 4
- a.
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een van de Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar dat schip zijn thuishaven heeft.
- b.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een van de Staten in de andere Staat of in een derde Staat en die onderdaan is van de zendstaat, geacht inwoner van de zendstaat te zijn, indien hij daarin aan dezelfde verplichtingen ter zake van belastingen naar het inkomen en het vermogen is onderworpen als inwoners van die Staat.
3. Ad artikel 7
- a.
Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een van de Staten in de andere Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, voor de toepassing van het eerste en tweede lid de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van de vergoedingen die aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening zijn toe te rekenen.
Bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst, maar slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.
De voordelen die betrekking hebben op dat deel van de overeenkomst dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de onderneming inwoner is.
- b.
Met betrekking tot artikel 7, derde lid, worden onder ‘kosten die ten behoeve van die vaste inrichting zijn gemaakt’ verstaan kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de werkzaamheden van de vaste inrichting.
4. Ad artikel 9
- a.
Het is wel verstaan dat de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals ‘costsharing’-overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten voor of gebaseerd op de toerekening van de kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, de kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in artikel 9.
- b.
Indien een van de Staten de door een persoon verschuldigde belasting herziet overeenkomstig het in dit artikel neergelegde beginsel, herziet de andere Staat, in zoverre deze erkent dat die herziening is gebaseerd op voorwaarden die zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke personen, dienovereenkomstig de belasting die verschuldigd is door de met eerstbedoelde persoon gelieerde personen die zijn onderworpen aan de fiscale jurisdictie van die andere Staat; deze herziening zal slechts plaatsvinden in overeenstemming met de regeling voor onderling overleg, als bedoeld in artikel 26 van de Overeenkomst en onderdeel 11 van dit Protocol.
5. Ad artikelen 10, 11 en 12
Internationale organisaties, hun organen en functionarissen die zich op het grondgebied van een van de Staten bevinden, hebben in de andere Staat geen recht op de verminderingen of vrijstellingen van belasting voorzien in de artikelen 10, 11 en 12 met betrekking tot uit die andere Staat afkomstige dividenden, interest en royalty's, indien die inkomsten in de eerstbedoelde Staat niet aan een belasting naar het inkomen zijn onderworpen.
6. Ad artikelen 10, 11, 12 en 22
Wat betreft artikel 10, zesde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vierde lid, en artikel 22, tweede lid, mag de laatste zin die daarin is opgenomen, niet zo worden uitgelegd dat deze de in de artikelen 7 en 14 van deze Overeenkomst neergelegde beginselen buiten beschouwing laat.
7. Ad artikelen 11 en 12
Bij de vaststelling van de hoogte van de bronheffingspercentages waarin artikel 11, tweede lid, en artikel 12, tweede lid, voorzien, is rekening gehouden met de omstandigheid dat Nederland geen speciale bronbelasting heft op interest en royalty's die worden betaald aan niet-inwoners.
8. Ad artikel 16
De uitdrukking ‘lid van de raad van beheer of van de raad van toezicht’ betekent:
- a.
in het geval van een lichaam dat inwoner is van Nederland een ‘bestuurder’ of ‘commissaris’;
- b.
in het geval van een lichaam dat inwoner is van Italië een lid van de ‘consiglio d'amministrazione’ of van de ‘collegio sindacale’.
9. Ad artikel 19
- a.
De bepalingen van artikel 19, eerste en tweede lid, zijn ook van toepassing op beloningen en pensioenen toegekend aan hun personeel door de volgende Italiaanse diensten en organisaties:
- —
de Italiaanse Spoorwegen (F.S.);
- —
de Diensten van de Post en de Telecommunicatie (PP.TT);
- —
het Italiaans Nationaal Bureau voor Toerisme (E.N.I.T.);
- —
het Instituut voor Buitenlandse Handel (I.C.E.);
- —
de Italiaanse Bank.
- b.
Indien, ingevolge de bepalingen van artikel 19, beloningen of pensioenen die een inwoner van een van de Staten ontvangt, in die Staat zijn vrijgesteld van belasting, mag deze niettemin bij de berekening van het bedrag van de belasting over de overige inkomsten of het vermogen van die inwoner rekening houden met de vrijgestelde beloningen en pensioenen.
10. Ad artikel 24
Het is wel verstaan dat voor de berekening van de vermindering vermeld in het tweede lid van artikel 24 rekening wordt gehouden met de waarde van de in het eerste lid van artikel 23 bedoelde vermogensbestanddelen verminderd met de waarde van de schulden verzekerd door hypotheek op dat vermogen en met de waarde van de in het tweede lid van artikel 23 bedoelde vermogensbestanddelen verminderd met de waarde van de tot de vaste inrichting of het vaste middelpunt behorende schulden.
11. Ad artikel 26
- a.
Met betrekking tot artikel 26, eerste lid, betekent de uitdrukking ‘ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving voorziet’ dat het aanvangen van onderling overleg geen alternatief is voor de nationale rechtsgang, waartoe men in elk geval eerst zijn toevlucht moet nemen, als het geschil betrekking heeft op de toepassing van de Italiaanse belastingen op een wijze die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst.
- b.
Een herziening van belastingen op grond van dit artikel kan slechts plaatsvinden vóór de definitieve vaststelling van die belastingen.
12
- a.
Wat Italië betreft worden voor de toepassing van deze Overeenkomst de belastingen die worden geheven bij wege van inhouding aan de bron naar de in de Italiaanse nationale wetgeving vastgestelde tarieven, op verzoek van belanghebbende teruggegeven, indien het recht om die belastingen te heffen wordt beperkt door de bepalingen van de Overeenkomst. Verzoeken om teruggaaf moeten worden ingediend binnen de daarvoor in de Italiaanse wetgeving gestelde termijnen en dienen te worden vergezeld van een officiële verklaring van de bevoegde Nederlandse autoriteiten, waaruit blijkt dat aan de vereiste voorwaarden voor het genieten van de in de Overeenkomst voorziene vrijstellingen of verminderingen, is voldaan. Deze bepaling sluit niet uit, dat de bevoegde Italiaanse autoriteiten andere procedures kunnen vaststellen voor de toepassing van de belastingverminderingen waarop de Overeenkomst recht geeft.
- b.
Wat Nederland betreft moeten verzoeken om teruggaaf van Nederlandse belasting die niet in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst is geheven, worden ingediend bij de bevoegde autoriteit die de belasting heeft geheven, binnen de daarvoor in de Nederlandse wetgeving gestelde termijnen.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te, 's-Gravenhage, de 8e mei 1990 in tweevoud, in de Nederlandse, de Italiaanse en de Franse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. Ingeval de Nederlandse en de Italiaanse tekst verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Franse tekst beslissend.