Hof Amsterdam, 23-11-2021, nr. 200.296.019/01
ECLI:NL:GHAMS:2021:3739
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
23-11-2021
- Zaaknummer
200.296.019/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:3739, Uitspraak, Hof Amsterdam, 23‑11‑2021; (Hoger beroep, Beschikking)
Uitspraak 23‑11‑2021
Inhoudsindicatie
Vernietiging bestreden beschikking waarbij betrokkene onder curatele is gesteld. Ambtshalve benoeming bewindvoerder en mentor.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.296.019/01
zaaknummer rechtbank: 9115446 \ CB VERZ 21-38 SB
beschikking van de meervoudige kamer van 23 november 2021 inzake
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] , verblijvende te [verblijfplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. R.M.G. Sussenbach te Amsterdam,
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- GGZ inGeest, gevestigd te Haarlem;
- [belanghebbende A] en [belanghebbende B] ;
- [belanghebbende C] .
Als informant is aangemerkt:
- BeauFin B.V. h.o.d.n. Beaufin Bewindvoering & Budgetbeheer, gevestigd te Amsterdam (hierna: de curator).
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de mondelinge uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) van 21 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, schriftelijk uitgewerkt op 30 juni 2021.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Betrokkene is op 23 juni 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
GGZ inGeest heeft op 7 september 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- de brief van 23 juli 2021 van de zijde van betrokkene met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum;
- een e-mailbericht van de zijde van betrokkene van 22 september 2021;
- een faxbericht van de zijde van betrokkene van 11 oktober 2021 met bijlagen, bestaande uit een verklaring van betrokkene en een verklaring van [belanghebbende B] .
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 13 oktober 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van betrokkene;
- [belanghebbende A] ;
- de curator, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] , in aanwezigheid van een stagiaire.
Betrokkene heeft via zijn advocaat laten weten geen gebruik te maken van de mogelijkheid om fysiek dan wel door middel van een videoverbinding bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.
3. De feiten
3.1
Betrokkene is geboren [in] 1997. Betrokkene is de zoon van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] , betrokkene is de broer van [belanghebbende C] .
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, op verzoek van GGZ inGeest, betrokkene onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van de curator.
4.2
Betrokkene verzoekt met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen.
4.3
GGZ inGeest heeft verweer gevoerd en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van betrokkene in de kosten van deze procedure.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Op grond van artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van: a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik, en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
De rechter voor wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is, kan bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan op grond van artikel 1:432 lid 3 BW ambtshalve overgaan tot instelling van bewind en op grond van artikel 1:451 lid 3 BW ambtshalve overgaan tot instelling van mentorschap.
5.3
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van: a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Op grond van artikel 1:450 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
5.4
Betrokkene kan zich niet verenigen met de beschikking waarvan beroep en voert daartoe het volgende aan.
Ten eerste is de curatele niet nodig omdat betrokkene geen gevaar vormt voor zichzelf of anderen. Voor zover hij hulp behoeft, loopt er een zorgmachtiging die de hulpverlening in staat stelt om betrokkene de noodzakelijk zorg te bieden. Ten tweede kan betrokkene duurzaam zijn eigen belangen waarnemen. Betrokkene heeft langere tijd geen hulp nodig gehad omdat hij in staat is om goed te functioneren. Na een incident bij het RIBW is hij in korte tijd echter meerdere keren overgeplaatst en heeft hij een langere periode in een separeercel verbleven met grote ontregeling tot gevolg. De noodzaak voor een dergelijke verstrekkende maatregel als de ondercuratelestelling ontbreekt echter. Betrokkene kan zelf zijn financiën beheren. Hij heeft zelfs een spaarsaldo kunnen opbouwen van zijn Wajong-uitkering. Betrokkene heeft dan ook bezwaar tegen het wegnemen van zijn autonomie. Met de betrokkenheid van een mentor zal kunnen worden volstaan, zodat die hem begeleidt bij het maken van keuzes met betrekking tot de WLZ-indicatie (wet langdurige zorg). Ook kan worden gedacht aan het afgeven van een machtiging aan een derde die de WLZ-indicatie voor betrokkene beheert. Verder betwist betrokkene dat hij zou functioneren op het niveau van een drie- of vierjarige. Uit het rapport van het CCE (centrum voor consultatie en expertise) blijkt juist dat niveaubepaling bij betrokkene niet mogelijk is. Voor zover het hof overweegt om de ondercuratelestelling te bekrachtigen, verzoekt betrokkene alvorens definitief te beslissen, een onderzoek te gelasten naar het functioneringsniveau van betrokkene.
5.5
GGZ inGeest verweert zich in haar verweerschrift als volgt.
Uit de brief van mevrouw P.A.M. Starcke, psychiater, van 15 februari 2021 volgt dat bij betrokkene sprake is van een uitgebreide behandel-voorgeschiedenis in de jeugd GGZ vanwege pestervaringen, ADHD, dyslexie, verhoogde gevoeligheid voor kritiek, faalangst, niet komen tot sociale contacten op school, sociaal terugtrekgedrag en conflicten. Betrokkene laat agressief gedrag zien en er hebben vele heftige incidenten plaatsgevonden. De psychiater acht betrokkene wilsonbekwaam. Zij heeft geconcludeerd dat betrokkene als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is om op adequate wijze voor zichzelf te zorgen, om zijn financiën te overzien en te regelen en om zijn belangen op het gebied van zijn medische behandeling te behartigen. Zijn wilsbekwaamheid wordt beperkt door zijn verstandelijke beperking en lage niveau van sociaal emotioneel functioneren. Dat betrokkene op kleuterleeftijd functioneert blijkt uit de bevindingen van de heer Nijhof, gedragsexpert bij het CCE. De psychiater verwacht verder dat een ondercuratelestelling het algehele functioneren en toekomstperspectief van betrokkene ten goede zou komen.
Bovendien kan betrokkene pas worden aangemeld bij een WLZ-instelling wanneer hij een WLZ-indicatie heeft, welke hij enkel kan krijgen via een aanvraag door de curator. Deze aanmelding dient geen vertraging op te lopen. Bovendien is met een plaatsing op een WLZ-instelling zeer veel geld gemoeid. GGZ inGeest acht het onverantwoord als betrokkene daar zeggenschap over zou krijgen. Ook bestaat er bij betrokkene een vermoeden van alcoholmisbruik.
Betrokkene verblijft momenteel bij kliniek [de kliniek] . Hier kan hij gedurende drie tot zes maanden verblijven. Er wordt op dit moment gezocht naar een passende vervolgkliniek indien de WLZ-indicatie na die maanden nog niet is gerealiseerd. Het is moeilijk om met betrokkene constructief in gesprek te gaan over een passende woonplek, omdat hij alleen terug wil naar het RIBW en wil stoppen met de medicatie. Dit is voor betrokkene echter onmogelijk gebleken. Er wordt met betrekking tot betrokkene multidisciplinair samengewerkt door RIBW (Regionale Instelling voor Beschermend en Begeleid Wonen), Gemeente, OvJ, GGZ en CCE, in de hoop dat dit gaat leiden tot plaatsing op de juiste plek. RIBW en GGZ informeren de curator hierover. Bovendien heeft betrokkene zijn hoger beroep nauwelijks feitelijk onderbouwd, aldus GGZ inGeest in haar verweerschrift.
5.6
[belanghebbende A] heeft ter zitting in hoger beroep verteld dat betrokkene het belangrijk vindt om zelf te kunnen beslissen over zijn eigen toekomst. Hij ziet daar ook het belang van in. Toen hij afgelopen jaar voor een langere periode in een separeercel verbleef en dwangmedicatie ontving, was hij niet zichzelf. Daardoor kon van hem op dat moment niet worden verwacht dat hij zou meewerken aan de aanvraag van een WLZ-indicatie. Inmiddels gaat het beter met betrokkene en verwacht [belanghebbende A] dat hij zal meewerken aan de aanvraag van een WLZ-indicatie als hij daarover goed wordt geïnformeerd. Bij het beheren van de verstrekkingen op grond van de WLZ zal betrokkene vrijwillige hulp kunnen gebruiken, aldus [belanghebbende A] .
5.7
[belanghebbende B] heeft in haar verklaring, ingekomen bij faxbericht van 11 oktober 2021, verklaard dat zij de ondercuratelestelling een te verstrekkende maatregel vindt. Zij is van mening dat betrokkene altijd goed met zijn geld heeft kunnen omgaan, hoewel hij wel hulp nodig heeft bij het invullen van zijn administratie en betalingen. Hierbij kan een derde hem helpen en is een curator niet nodig. Verder heeft [belanghebbende B] aangegeven niet te kunnen inschatten of een curator nodig is om betrokkene te helpen bij het krijgen van inzicht in zijn psychische toestand. In ieder geval ziet zij dat betrokkene onzeker en angstig wordt doordat de curator onbereikbaar is voor de vragen die hij heeft.
5.8
De curator heeft ter zitting in hoger beroep het volgende meegedeeld.
De curator heeft twee verschillende personen aangewezen voor de behandeling van deze zaak, de één doet de financiën en de ander de zorg. Op dit moment is er op financieel gebied niet veel aan de hand. Betrokkene beschikt door omstandigheden zelf (nog) volledig over zijn financiën en dat gaat goed. Hij is niet verkwistend en heeft spaargeld. De curator heeft echter zijn bedenkingen bij de hoge mate waarin betrokkene bezig is met zijn financiën. Toen hij nog bij het RIBW verbleef ontving hij altijd hulp bij zijn financiën.
De curator ziet dat betrokkene moeite heeft met de ondercuratelestelling en kan dat begrijpen. Maar zolang betrokkene zich verzet tegen overleg tussen de verschillende hulpverleners, is het nodig dat voor betrokkene kan worden beslist en overlegd over wat het meest in zijn belang is. Daarnaast heeft betrokkene baat bij een professional aan zijn zijde omdat hij in het verleden veel heeft meegemaakt waar hij nog steeds last van heeft. De zorgmachtiging voorziet slechts in het bieden van medische zorg en volstaat dus niet. Doordat betrokkene moeite heeft om te overzien wat in zijn belang is, is het belangrijk dat de curator betrokken blijft en kan tekenen voor de zorg die hij behoeft. De aanvraag voor de WLZ-indicatie lag ten tijde van de zitting in hoger beroep klaar voor ondertekening.
Wanneer betrokkene zelf de verstrekkingen op grond van de WLZ zou moeten beheren of het beheer eigenhandig zou overdragen aan een derde, zou betrokkene zelf altijd eindverantwoordelijk blijven voor het budget en de facturatie. Het beheer van verstrekkingen op grond van de WLZ is veel papierwerk en daarom ingewikkeld. Bovendien heeft betrokkene in het verleden meerdere keren geweigerd om te tekenen voor de aanvraag van de WLZ-indicatie, ondanks dat hij die wel nodig heeft.
Het is moeilijk om het functioneringsniveau van betrokkene vast te stellen doordat iedere dag anders is en betrokkene medicatie gebruikt. Zijn sociaal-emotioneel functioneren wordt geschat op kleuterniveau, aldus de curator.
Na afloop van de zitting in hoger beroep heeft de curator op verzoek van het hof telefonisch verklaard bereid te zijn om zowel als bewindvoerder als als mentor op te treden voor betrokkene. Mr. Sussenbach is van deze bereidverklaring telefonisch op de hoogte gesteld.
5.9
Het hof overweegt als volgt.
Betrokkene heeft een geschiedenis waarin al van jongs af aan veel wisselingen hebben plaatsgevonden. Hij is veel van school gewisseld en heeft op de Bascule en in de gesloten jeugdzorg verbleven. Eind 2020 heeft een geweldsincident plaatsgevonden op zijn toenmalige verblijfplaats in [instelling] te [plaats] , waar hij sinds begin dat jaar woonde. Naar aanleiding van dit incident is hij opgenomen geweest met een crisismaatregel in verschillende klinieken waar eveneens geweldsincidenten hebben plaatsgevonden. Na een incident in mei 2021 is betrokkene voor enkele weken in een separeercel geplaatst. Op dit moment verblijft hij voor de duur van zes maanden met een zorgmachtiging in een forensische kliniek.
5.10
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is naar oordeel van het hof vast komen te staan dat betrokkene zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk kan waarnemen. Dit blijkt uit de verklaring van de psychiater P.A.M. Starcke van 15 februari 2021, verklaring van [X] van 6 september 2021 en het adviesverslag van de GZ psycholoog G.J. Nijhof van 10 oktober 2020. Anders dan de rechtbank is het hof echter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat hij handelingsonbekwaam is. De verklaring van de psychiater dat betrokkene handelingsonbekwaam zou zijn, acht het hof daartoe, gelet op de overige verklaringen ten aanzien van het functioneren van betrokkene, waaruit nog een zeker besef van zijn financiële situatie spreekt, onvoldoende. Het hof is dan ook van oordeel dat van een ondercuratelestelling ten aanzien van betrokkene geen sprake dient te zijn.
Wel acht het hof de minder verstrekkende voorziening van een onderbewindstelling en mentorschap noodzakelijk en in het belang van betrokkene, omdat duidelijk is geworden dat, ondanks het besef van zijn financiële situatie, hulp bij het regelen en beheren van zijn financiën en het nemen van beslissingen ten aanzien van de zorg, voor betrokkene wel nodig is. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de curator in het laatste stadium van de WLZ-aanvraag was. Een dergelijke aanvraag en de beslissingen die ook daarna nog moeten worden gemaakt, zijn van grote omvang en vergen expertise. De financiën en zorgbeslissingen overlappen bij een WLZ-indicatie en er moet bij het inrichten van de zorg zicht zijn op de zorg die betrokkene nodig heeft. De combinatie van een bewindvoerder en mentor biedt de mogelijkheid om betrokkene hierbij te begeleiden, waarbij ook beslissingen kunnen worden genomen indien betrokkene zich daartegen verzet.
Daarbij acht het hof het van belang om op de merken dat er waarschijnlijk genoeg momenten zijn waarop betrokkene zich goed genoeg voelt om zijn eigen belangen tot op zekere hoogte waar te nemen, in het recente verleden zijn er echter ook momenten geweest waarin dat niet goed is gegaan. Daarom acht het hof een onderbewindstelling en mentorschap thans noodzakelijk.
Verder is uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep gebleken dat het voor betrokkene belangrijk is om het gevoel van autonomie over zijn dagelijkse financiële zaken te behouden. Het hof gaat ervan uit dat de bewindvoerder in overleg met betrokkene zijn autonomie daarin voor zover mogelijk zal erkennen en daarin met betrokkene een modus zal vinden.
5.11
Nu de beschikking waarbij de curatele is uitsproken niet wordt bekrachtigd, komt het hof niet toe aan het verzoek van betrokkene om onderzoek te doen naar zijn functioneringsniveau. Hij heeft dit verzoek gedaan voor zover de bestreden beschikking mocht worden bekrachtigd. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
5.12
Gelet op de uitkomst van de procedure ziet het hof geen aanleiding betrokkene te veroordelen in de proceskosten. Het hierop betrekking hebbende verzoek van GGZ inGeest zal worden afgewezen.
5.13
Op grond van artikel 1:390 BW worden alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, alsmede beschikkingen als in artikel 1:380 BW bedoeld, binnen tien dagen nadat zij kunnen worden ten uitvoer gelegd, door de griffier in de Staatscourant bekendgemaakt.
5.14
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister.
5.15
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 30 juni 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt met ingang van heden de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] [in] 1997, onder bewind;
benoemt tot bewindvoerder BeauFin B.V. h.o.d.n. Beaufin Bewindvoering & Budgetbeheer, gevestigd te Amsterdam;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1: 391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
stelt met ingang van heden een mentorschap in over de immateriële belangen van [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] [in] 1997;
benoemt tot mentor BeauFin B.V. h.o.d.n. Beaufin Bewindvoering & Budgetbeheer, gevestigd te Amsterdam;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 23 november 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.