Einde inhoudsopgave
Wet op het onderwijstoezicht
Artikel 20 Vaststelling van inspectierapporten
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De inspectie legt haar oordelen en bevindingen naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 11, dan wel artikel 12a, vast in een inspectierapport. In het inspectierapport wordt onderscheid aangebracht tussen oordelen op grond van de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedoelde taak en bevindingen op grond van de in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, bedoelde taak.
2.
De inspectie vermeldt ten aanzien van de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedoelde taak, op welke bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschriften haar oordeel betrekking heeft. Indien de inspectie oordeelt dat een bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschrift niet is nageleefd, vermeldt zij dit in het rapport.
3.
Alvorens een rapport vast te stellen, stelt de inspectie het bestuur in de gelegenheid van het ontwerp-rapport kennis te nemen en daarover overleg te voeren.
4.
Indien in het overleg geen overeenstemming is bereikt over door het bestuur gewenste wijzigingen van het ontwerp-rapport, wordt de zienswijze van het bestuur in een bijlage bij het inspectierapport opgenomen.
5.
De inspectie zendt het inspectierapport na vaststelling daarvan onverwijld aan het bestuur.
6.
Het inspectierapport waarin de inspectie tot het oordeel komt dat de kwaliteit van het onderwijs of de opleiding zeer zwak is, als bedoeld in artikel 10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 19a van de Wet op de expertisecentra, artikel 2.94, eerste en derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, en de artikelen 6.1.4b en 6.2.2a van de Wet educatie en beroepsonderwijs geldt na vaststelling als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.