HR 11 mei 1999, LJN ZD1460, NJ 1999/526; HR 5 juli 2011, LJN BQ5731, NJ 2011/452 m. nt. J.M. Reijntjes.
HR, 23-10-2012, nr. 11/00947
ECLI:NL:PHR:2012:BX6752
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-10-2012
- Zaaknummer
11/00947
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BX6752
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BX6752, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑10‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX6752
ECLI:NL:PHR:2012:BX6752, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑10‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX6752
Uitspraak 23‑10‑2012
Inhoudsindicatie
Artt. 360.1, 360.4 en 344a.3 Sv. HR herhaalt de relevante overwegingen uit HR LJN ZD1460 over de motiveringseisen t.a.v. het gebruik voor het bewijs van een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt. Het Hof heeft tot het bewijs gebezigd een p-v van politie houdende de weergave van telefonisch aan de politie verstrekte informatie van een persoon die anoniem wil blijven. Dit p-v moet worden aangemerkt als schriftelijk bescheid a.b.i. art. 344a.3 Sv. Het Hof heeft in strijd met art. 360.1 Sv nagelaten het gebruik van dit bewijsmiddel nader te motiveren; dit leidt tot nietigheid.
Partij(en)
23 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 11/00947
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 februari 2011, nummer 22/004534-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-Oost, locatie Maashegge" te Overloon.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof voor het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde gebruik heeft gemaakt van een schriftelijk bescheid houdende een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, zonder dit gebruik naar de eis der wet te motiveren.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 06 december 2009 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag toebehorende aan [A] welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- -
betreden van dat filiaal met een bivakmuts op het hoofd en
- -
zichtbaar aanwezig hebben van een of meer vuurwapen(s), althans daarop gelijkende voorwerpen en een breekijzer en
- -
beetpakken van [betrokkene 3] en
- -
vastpakken om de nek en het meetrekken van [betrokkene 4] en
- -
drukken van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp tegen de nek van [betrokkene 4] en
- -
uiten van de woorden: "Overval, overval!" en "Niemand bewegen! Handen omhoog!" en "Geld. Doe al het geld in die zak" en "Ik wil alles hebben. Maak de kluis open" en "Ik zie geen briefjes. Maak die onderkant open" en "Je moet meehelpen" en "Niets drukken/geen knop indrukken, handen omhoog" en "Open de kassa's" en "Ik wil jullie geen pijn doen' en "Ik wil (alleen) briefjes" en "Waar is de kluis" en "Geef geld" en "Doe er geld in" en "Beweeg niet" en "Ik wil jullie echt niets doen" en "Sneller, sneller" en
- -
drukken van een voorwerp op het hoofd van [betrokkene 1] en
- -
richten van een vuurwapen op [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en [betrokkene 3]
- -
vasthouden van [betrokkene 4]."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel:
"1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2009 van de politie Haaglanden, nr. 2009032336-2, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, deel uitmakend van het Zakendossier "overval [A] 06 december 2009". Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaar (blz. 57):
Op 13 december 2009 komt er een anonieme melding binnen bij de landelijke meldlijn. Er zijn op zondag 6 december (het hof begrijpt: 2009) 3 jongens gezien bij de [A] met (bivak)mutsen op. Een van die jongens is herkend als [medeverdachte], een Marokkaanse jongen die bij de [A] heeft gewerkt als manager rond september '09. De auto waar ze uitstapten was een donkergroene Renault."
2.2.3.
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Bewijsverweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig zijn pleitaantekeningen - betoogd verkort en zakelijk weergegeven dat de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] het enige directe bewijs is dat de verdachte betrokken is geweest bij het onder 1 tenlastegelegde strafbare feit en dat die verklaringen voor wat de betrokkenheid van de verdachte betreft, onbetrouwbaar zijn en van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman. Anders dan de raadsman kennelijk meent zijn er naast de verklaringen van [medeverdachte] meerdere betrouwbare wettige bewijsmiddelen in het dossier aanwezig. Verder blijkt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen dat er melding is gemaakt van het feit dat - verkort en zakelijk weergegeven - er door de daders gebruik is gemaakt van een groene Renault, dat de verdachte in het bezit was van een dergelijke auto en dat verbalisanten op 9 december 2009 in deze auto een plastic tas hebben aangetroffen met eenzelfde opschrift zoals die volgens getuige [betrokkene 2] is gebruikt bij de overval.
(...)
Naar het oordeel van het hof zijn de door [medeverdachte] voornoemd afgelegde verklaringen voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te worden gebezigd. Dat [medeverdachte] een reden zou hebben om de verdachte ten onrechte te belasten is weliswaar door de verdediging aangevoerd, maar is naar het oordeel van het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het dossier niet aannemelijk geworden."
2.3.
Ingevolge het ook in hoger beroep toepasselijke
art. 360, eerste en vierde lid, Sv behoort de rechter het gebruik voor het bewijs van een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, als bedoeld in art. 344a, derde lid, Sv, op straffe van nietigheid nader te motiveren. Dit betekent dat de rechter zal moeten aangeven dat aan de eisen van art. 344a, derde lid, Sv is voldaan, terwijl hij tevens blijk ervan dient te geven zelfstandig de betrouwbaarheid van de anonieme verklaring te hebben onderzocht (vgl. HR 11 mei 1999, LJN ZD1460, NJ 1999/526).
2.4.
Het Hof heeft tot het bewijs gebezigd een proces-verbaal van politie houdende de weergave van telefonisch aan de politie verstrekte informatie van een persoon die anoniem wil blijven. Dit proces-verbaal moet worden aangemerkt als een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344a, derde lid, Sv. Het Hof heeft dit bescheid voor het bewijs gebruikt, maar in strijd met art. 360, eerste lid, Sv nagelaten het gebruik van dit bewijsmiddel nader te motiveren. Dit leidt ingevolge art. 360, vierde lid, Sv tot nietigheid.
2.5.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer W.F. Groos als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 oktober 2012.
Conclusie 23‑10‑2012
Mr. Knigge
Partij(en)
Nr. 11/00947
Mr. Knigge
Zitting: 28 augustus 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 22 februari 2011 verdachte wegens 1 en 2 "afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd", 3 primair "diefstal door twee of meer verenigde personen", 4. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III" en 5. "medeplegen van handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Het arrest bevat voorts enkele bijkomende beslissingen, een en ander als in het arrest vermeld.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte heeft mr. J Kuijper, advocaat te Amsterdam, vijf middelen van cassatie voorgesteld.
4.
Het eerste middel
- 4.1.
Het middel klaagt dat het Hof een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344a lid 3 Sv tot het bewijs heeft gebezigd, maar dat het in strijd met art. 360 Sv heeft verzuimd om het gebruik van het bewijsmiddel nader te motiveren.
- 4.2.
Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 06 december 2009 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag toebehorende aan [A] welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- -
betreden van dat filiaal met een bivakmuts op het hoofd en
- -
zichtbaar aanwezig hebben van een of meer vuurwapen(s), althans daarop gelijkende voorwerpen en een breekijzer en
- -
beetpakken van [betrokkene 3] en
- -
vastpakken om de nek en het meetrekken van [betrokkene 4] en
- -
drukken van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp tegen de nek van [betrokkene 4] en
- -
uiten van de woorden: "Overval, overval!" en "Niemand bewegen! Handen omhoog!" en "Geld. Doe al het geld in die zak" en "Ik wil alles hebben. Maak de kluis open" en "Ik zie geen briefjes. Maak die onderkant open" en "Je moet meehelpen" en "Niets drukken/geen knop indrukken, handen omhoog" en "Open de kassa's" en "Ik wil jullie geen pijn doen" en "Ik wil (alleen) briefjes" en "Waar is de kluis" en "Geef geld" en "Doe er geld in" en "Beweeg niet" en "Ik wil jullie echt niets doen" en "Sneller, sneller" en
- -
drukken van een voorwerp op het hoofd van [betrokkene 1] en
- -
richten van een vuurwapen op [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en [betrokkene 3]
- -
vasthouden van [betrokkene 4]."
- 4.3.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel:
"1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2009 van de politie Haaglanden, nr. 2009032336-2, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, deel uitmakend van het Zakendossier "overval [A] 06 december 2009". Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaar (blz. 57):
Op 13 december 2009 komt er een anonieme melding binnen bij de landelijke meldlijn. Er zijn op zondag 6 december (het hof begrijpt: 2009) 3 jongens gezien bij de [A] met (bivak)mutsen op. Een van die jongens is herkend als [medeverdachte], een Marokkaanse jongen die bij de [A] heeft gewerkt als manager rond september '09. De auto waar ze uitstapten was een donkergroene Renault."
- 4.4.
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Bewijsverweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig zijn pleitaantekeningen - betoogd verkort en zakelijk weergegeven dat de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] het enige directe bewijs is dat de verdachte betrokken is geweest bij het onder 1 tenlastegelegde strafbare feit en dat die verklaringen voor wat de betrokkenheid van de verdachte betreft, onbetrouwbaar zijn en van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman. Anders dan de raadsman kennelijk meent zijn er naast de verklaringen van [medeverdachte] meerdere betrouwbare wettige bewijsmiddelen in het dossier aanwezig. Verder blijkt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen dat er melding is gemaakt van het feit dat - verkort en zakelijk weergegeven - er door de daders gebruik is gemaakt van een groene Renault, dat de verdachte in het bezit was van een dergelijke auto en dat verbalisanten op 9 december 2009 in deze auto een plastic tas hebben aangetroffen met eenzelfde opschrift zoals die volgens getuige [betrokkene 2] is gebruikt bij de overval.
(...)
Naar het oordeel van het hof zijn de door [medeverdachte] voornoemd afgelegde verklaringen voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te worden gebezigd. Dat [medeverdachte] een reden zou hebben om de verdachte ten onrechte te belasten is weliswaar door de verdediging aangevoerd, maar is naar het oordeel van het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het dossier niet aannemelijk geworden."
- 4.5.
Ingevolge het ook in hoger beroep toepasselijke art. 360 lid 1 en 4 Sv behoort de rechter het gebruik voor het bewijs van een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, als bedoeld in art. 344a lid 3 Sv, op straffe van nietigheid nader te motiveren. Dit betekent dat de rechter zal moeten aangeven dat aan de eisen van art. 344a lid 3 Sv is voldaan, terwijl hij tevens blijk ervan dient te geven zelfstandig de betrouwbaarheid van de anonieme verklaringen te hebben onderzocht.1.
- 4.6.
Het Hof heeft tot het bewijs gebezigd een proces-verbaal van politie houdende de weergave van telefonisch aan de politie verstrekte informatie van een persoon die anoniem wil blijven. Dit proces-verbaal kan worden aangemerkt als een schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344a lid 3 Sv.2. Het Hof heeft het bescheid voor het bewijs gebruikt, maar in strijd met art. 360 Sv nagelaten het gebruik van het bewijsmiddel nader te motiveren. Dit leidt ingevolge art. 360 lid 4 Sv tot nietigheid. Anders dan het geval was in HR 5 juli 2011, LJN BQ5731, NJ 2011/452 m. nt. J.M. Reijntjes behelst de verklaring in casu niet alleen omstandigheden die in het licht van de gehele bewijsvoering van zo ondergeschikte aard zijn dat het ontbreken van de vereiste motivering aan de toereikendheid van de bewijsmotivering niet afdoet. Voor zover de verklaring inhoudt dat op 6 december 2009 (de dag van de overval) drie jongens met bivakmutsen zijn gezien bij de [A] en dat een van hen herkend is als [medeverdachte] (bedoeld is kennelijk medeverdachte [medeverdachte]), zou misschien nog wel van omstandigheden van ondergeschikte aard kunnen worden gesproken gelet op in het bijzonder de inhoud van de bekennende verklaring van [medeverdachte] (bewijsmiddel 3). De anonieme verklaring voegt daaraan in zoverre maar weinig aan toe. Dat is echter anders voor zover de bewuste verklaring inhoudt dat de overvallers uit een donkergroene Renault stapten, een omstandigheid waarop het Hof in zijn nadere bewijsoverweging uitdrukkelijk een beroep doet. Uit de overige bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de overval eigenaar was van een groene Renault en dat in de auto van verdachte een plastic tas is aangetroffen gelijkend op de tas waarover een van de aangevers heeft verklaard. Dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval op de [A] te Wateringen heeft het Hof aldus mede afgeleid uit de anonieme verklaring.
- 4.7.
Het middel slaagt derhalve. Dit betekent dat de overige middelen, die betrekking hebben op het onder 1 bewezenverklaarde feit (middelen 2 t/m 4) en de strafoplegging (middel 5), geen bespreking behoeven aangezien de gegrondheid van het eerste middel zal moeten leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van feit 1 en de strafoplegging. Mocht uw Raad daar anders over denken dan ben ik graag bereid aanvullend te concluderen.
5.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik, mede gelet op de onder 4.7 bereikte slotsom, niet aangetroffen.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑10‑2012
HR 17 april 2001, LJN AB1271, NJ 2002/107 m.nt. Sch; HR 23 april 2002, LJN AD9181; HR 14 maart 2006, LJN AU9109, NJ 2006/209; HR 15 februari 2005, LJN AS1884.