Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 10
Artikel 160 [Opbrengst teboekstaand schip]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
19-05-2011, Stb. 2011, 272 (uitgifte: 08-06-2011, kamerstukken: 32137)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2011, Stb. 2011, 340 (uitgifte: 08-07-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Vervoersrecht / Binnenvaart
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
1.
Indien in Nederland in geval van faillissement of van uitwinning de opbrengst van een teboekstaand schip moet worden verdeeld, wordt de vraag of, en zo ja, tot welke omvang, een daarbij geldend gemaakte vordering bestaat, beantwoord naar het recht dat die vordering beheerst.
2.
Of een vordering als bedoeld in het voorgaande lid bevoorrecht is en welke de omvang, de rangorde en de gevolgen van dat voorrecht zijn, wordt beslist naar het recht van de staat waar het schip ten tijde van de aanvang van het faillissement of de uitwinning teboekstond. Evenwel wordt bij de bepaling van de rangorde van vorderingen slechts aan die vorderingen voorrang toegekend boven door hypotheek gedekte vorderingen, die ook naar Nederlands recht een zodanige voorrang genieten.
3.
Aan een vordering die naar het daarop toepasselijke recht niet op het schip bevoorrecht is, wordt geen voorrang toegekend.
4.
De leden 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de verhaalbaarheid van een vordering op het schip.