Rb. 's-Gravenhage, 09-08-2012, nr. 10/765062-10
ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4810
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
09-08-2012
- Zaaknummer
10/765062-10
- LJN
BX4810
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4810, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 09‑08‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 09‑08‑2012
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het langdurig in bezit hebben van een zeer grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. Verdachte is eerder veroordeeld voor hetzelfde feit. Gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Algemene voorwaarden: medewerking verlenen aan vaststelling identiteit. Bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, meldingsgebod, behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en begeleiding door de Stichting Elckerlyc. De rechtbank geeft opdracht krachtens het bepaalde bij art. 14d, tweede lid Sr. dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan het laten uitvoeren van controles door de politie van zijn ICT middelen, in de ruimste zin van het woord, met name, maar niet uitputtend, personal computers, laptops, tablet computers, smartphones, (andere) digitale gegevensdragers, waarbij de controles niet plaatsvinden dan nadat de officier van justitie daarvoor een opdracht heeft gegeven.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
ZITTING HOUDENDE TE 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 10/765062-10
Datum uitspraak: 9 augustus 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Rotterdam, zitting houdende te 's-Gravenhage, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1968 te [plaats],
adres: [adres verdachte].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 juli 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.J.P. Lambrichts en van hetgeen door de raadsman van verdachte
mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij,
in of omstreeks de periode van 15 juni 2005 tot en met 02 september 2010 te Vlaardingen, in elk geval in Nederland,
één of meermalen (telkens) een of meer (in totaal 126.053) afbeelding(en), te weten 124.955 foto('s) en/of 1098 film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) (te weten een computer en/of 4 harddisk(s) en/of (een) cd-rom(s) en/of (een) DVD('s))
heeft verspreid en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit gehad en/of
(in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 02 september 2010)
heeft aangeboden en/of verworven en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de penis en/of de mond/tong)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed en/of opgemaakt is/zijn en/of in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte) houding(en) poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
(art. 240b Wetboek van Strafrecht)
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding
Naar aanleiding van uit Luxemburg ontvangen informatie over websites waarvan vanaf Nederlandse IP-adressen kinderpornografisch materiaal is gedownload heeft onderzoek plaatsgevonden aan gegevensdragers van verdachte. Op een aantal van deze gegevensdragers is kinderpornografisch materiaal aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij voert daartoe aan dat de vordering tot uitlevering van voor inbeslagname vatbare voorwerpen op grond van artikel 551 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) onrechtmatig is gedaan. Onduidelijk is hoe de verdenking tegen verdachte tot stand is gekomen. Zo is niet duidelijk wat de aanleiding van het onderzoek in Luxemburg is geweest. Voorts ontbreken in het dossier de in de Luxemburgse rapporten genoemde "logdata". Ten slotte is de vordering op grond van artikel 126na Sv gedateerd op 3 juli 2009, terwijl in het proces-verbaal van 20 november 2009 is vermeld dat de informatie uit Luxemburg eerst op 7 juli 2009 is ontvangen. Dit alles dient te leiden tot uitsluiting van het door genoemde vordering verkregen bewijs en al hetgeen daaruit is voortgevloeid.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat indien de rechtbank toch komt tot een bewezenverklaring van het bezit van kinderpornografie, niet de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden. Zijn cliënt is van medio 2005 tot medio 2008 dakloos geweest. In die periode is zijn huisraad, waaronder zijn gegevensdragers, opgeslagen. Hij kon niet vrijelijk over deze spullen beschikken. Naar de mening van de raadsman zou de bewezenverklaarde periode moeten ingaan vanaf de datum dat verdachte zijn huidige woning heeft betrokken en weer over zijn spullen heeft kunnen beschikken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging1
Onrechtmatig verkregen bewijs
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal van 20 november 2009, waarbij als bijlage de twee rapporten van Interpol Luxemburg zijn gevoegd, volgt dat de Luxemburgse politie naar aanleiding van meldingen over de verspreiding van kinderpornografisch materiaal, gegevens heeft verkregen betreffende IP-adressen via welke genoemd materiaal is gedownload. Uit onderzoek van de Nederlandse politie is gebleken dat één van die IP-adressen op naam van verdachte stond. Op grond hiervan kon een verdenking tegen verdachte als bedoeld in artikel 551 Sv ontstaan. Nog daargelaten dat in beginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van de Luxemburgse onderzoeksresultaten, is niet gebleken van enige onrechtmatigheid in dat onderzoek dan wel het Nederlandse onderzoek dat daarop is gevolgd. Dat de vordering op grond van artikel 126na Sv is gedateerd vóór het moment waarop de rapporten uit Luxemburg zouden zijn ontvangen, maakt dat niet anders. De discrepantie in data moet naar het oordeel van de rechtbank zijn oorzaak vinden in ofwel een verschrijving ofwel het verschil tussen collegiale uitwisseling van gegevens en de datum van ontvangst van de officiële rapporten. Uit de vordering van 3 juli 2009 volgt immers dat de opsteller daarvan reeds beschikte over de onderzoeksgegevens uit Luxemburg. Het verweer zal dan ook worden verworpen, zodat de resultaten van de inbeslagneming voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Bewijsoverwegingen
Op bij de verdachte op 2 september 2010 in beslag genomen gegevensdragers2 zijn 126.053 afbeeldingen, waarvan 124.9553 foto's en 1.098 films4 met een kinderpornografisch karakter5 aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij kinderpornografisch materiaal in bezit had en heeft bekeken en met de computer kinderpornografie heeft gedownload, bekeken en bewaard6.
Ten aanzien van de aanvang van de pleegperiode overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij na een veroordeling in 2004 is doorgegaan met het downloaden van kinderpornografisch materiaal7 en dat hij na die veroordeling nog kinderpornografisch materiaal op cd's en dvd's had, dat hij daar weer naar is gaan kijken en dit materiaal op een harde schijf van een computer heeft gezet8. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderpornografisch materiaal in bezit heeft gehad vanaf (in ieder geval) 15 juni 2005. Dat de huisraad van verdachte, waaronder gegevensdragers, gedurende een deel van de ten laste gelegde pleegperiode opgeslagen is geweest maakt dat niet anders. Aangenomen wordt dat de huisraad ten behoeve van verdachte opgeslagen is geweest. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat, hoewel daar moeilijk over werd gedaan, hij wel toegang tot zijn spullen had. Aldus had hij over de gegevensdragers, die hem toebehoorden, een zekere beschikkingsmacht. Hiermee is sprake van bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer van de raadsman op dit punt faalt derhalve.
Gelet op de lange periode van bezit en het grote hoeveel materiaal acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van het bezit van kinderpornografisch materiaal een gewoonte heeft gemaakt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad dat:
hij,
in de periode van 15 juni 2005 tot en met 02 september 2010 te Vlaardingen,
(in totaal 126.053) afbeeldingen, te weten 124.955 foto's en 1098 films in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de penis en/of de mond/tong)
en
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong)
en
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed en/of opgemaakt is/zijn en/of in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte) houding(en) poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
en
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden wordt opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding, ook als dit inhoudt een meldingsgebod en een behandelverplichting en voorts andere voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte, bestaande uit het gedurende de proeftijd meewerken aan het laten uitvoeren van controles van zijn ICT middelen, in de ruimste zin van het woord, met name, maar niet uitputtend, personal computers, laptops, tablet computers, smart phones, (andere) digitale gegevensdragers, kortom, alles wat in het bezit van verdachte is, op stroom werkt en waar kinderporno op zou kunnen worden bewaard. Deze controles worden uitgevoerd door de politie, zonder dat daarvoor een concrete verdenking noodzakelijk is. Er kunnen voorwaarden worden gesteld aan de controles:
- 1.
de controle vindt niet plaats nadat de officier van justitie daarvoor een opdracht heeft gegeven;
- 2.
de controles kunnen op willekeurige momenten, onaangekondigd en in aanwezigheid van de verdachte plaatsvinden, met uitzondering van de tijdstippen gelegen tussen 22.00 uur en 07.00 uur;
- 3.
Verdachte verschaft de ambtenaren van de politie die op last van de officier van justitie de controle uitvoeren toegang tot de woning waar hij op dat moment woont dan wel zijn verblijf heeft. De politie heeft toegang tot plaatsen waar dergelijke gegevensdragers zich zouden kunnen bevinden;
- 4.
de woon- of verblijfplaats van verdachte wordt op een discrete manier betreden en verlaten;
- 5.
controle van de gegevensdragers geschiedt zo snel mogelijk zodat verdachte zijn apparatuur niet nodeloos lang hoeft te missen;
- 6.
Indien de proeftijd door de rechtbank wordt gesteld op vijf jaar dan kan het aantal controles zoals hier is bedoeld worden gemaximeerd op vijf controles in totaal, die niet noodzakelijkerwijs in gelijke mate over de vijf jaren proeftijd hoeven te worden verdeeld. Het gaat om de mogelijkheid om tot vijf keer toe een korte en zeer beperkte inbreuk te maken op het huisrecht en het recht op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte;
7.
de controles vinden plaats in het bijzijn van de verdachte.
Ten slotte heeft de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd.
- 6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gezien het tijdsverloop sinds september 2010 en hetgeen zijn cliënt in de tussentijd heeft opgebouwd op het gebied van behandeling, huisvesting, werk en financiën, niet passend is. Verdachte heeft een huis en sinds 20 juni 2012 een baan. Voorts is gewezen op het feit dat verdachte tijdens detentie door een celgenoot is verwondt en verkracht. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden te houden.
- 6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het langdurig in bezit hebben van een zeer grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. Bij de vervaardiging van kinderpornografisch materiaal dat op internet beschikbaar is, worden vele kinderen daadwerkelijk seksueel misbruikt. Verdachte heeft door zijn handelen dit misbruik bevorderd en in stand gehouden. Kinderen die daar het slachtoffer van zijn ondervinden vaak hun leven lang de zwaarwegende (psychische) gevolgen van dat misbruik. Verdachte heeft zich kennelijk het lot van deze kinderen niet aangetrokken en heeft zijn eigen genot voorop gesteld. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Uit een hem betreffend uittreksel van de Justitiële Documentatie van 2 juli 2012 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor hetzelfde feit.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport betreffende verdachte, d.d. 26 september 2011. Hieruit volgt onder meer dat verdachte dakloos is geweest maar sinds juli 2008 weer een huis heeft. Verdachte heeft schulden en verricht vrijwilligerswerk met behoud van uitkering. Als gevolg van de schulden en een dreigende uithuiszetting ervaart verdachte veel stress. Daarnaast geeft hij aan getraumatiseerd te zijn door gebeurtenissen in de penitentiaire inrichting. Verdachte lijkt zich ervan bewust dat zijn gedrag afwijkt en een probleem vormt, maar lijkt onvoldoende inzicht te hebben in de oorzaken hiervan. Verdachte wil een terugval voorkomen, maar lijkt dit niet alleen te kunnen en wordt belemmerd door zijn angst om naar buiten te gaan.
Sinds 2006 is verdachte in behandeling bij De Waag. Op dit moment volgt hij een vrijwillige behandeling, hij is echter ambivalent gemotiveerd en belt regelmatig afspraken af. Zijn huidige behandelaar ziet meerwaarde in reclasseringstoezicht voor de behandeling, omdat op die manier gekeken kan worden naar gedrag buiten De Waag en daarnaast extra controle plaatsvindt. Verdachte neemt voorts deel aan "Het Laatste Kans Project" van Stichting Elckerlyc met als doel aanpak van schulden en het behouden van huisvesting.
De rapporteur ziet enige mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld en het risico op onttrekking aan voorwaarden als laag gemiddeld. De rapporteur adviseert om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringtoezicht, inhoudende een meldingsgebod, behandelverplichting en begeleiding door de Stichting Elckerlyc. De rechtbank houdt bij de vaststelling van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf rekening met de oriëntatiepunten die door het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) zijn vastgesteld. Het oriëntatiepunt voor het een gewoonte maken van het bezit van kinderpornografie is een gevangenisstraf voor de duur van één jaar onvoorwaardelijk, waarbij aspecten als recidive en het aantal afbeeldingen strafverzwarend werken.
De rechtbank acht mede gelet op dat oriëntatiepunt, ondanks het feit dat de verdachte in de afgelopen tijd veel vooruitgang heeft geboekt op het gebied van werk, financiën en huisvesting, het opleggen van (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf onvermijdelijk. Verdachte heeft gedurende lange tijd zeer veel kinderpornografie in zijn bezit gehad. Daar komt bij dat hij reeds eerder voor hetzelfde feit veroordeeld is en daarbij een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen. De voorwaardelijke gevangenisstraf is echter (gedeeltelijk) tenuitvoergelegd omdat verdachte zich niet aan één van de gestelde bijzondere voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank ziet echter, gelet op het door de reclassering ingeschatte recidiverisico en de ambivalente motivatie van verdachte voor vrijwillige behandeling, wel de noodzaak van hulp en begeleiding van verdachte in een verplicht kader.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte meewegen dat hij blijk heeft gegeven van inzicht in zijn gedrag en bereidheid tot verandering daarvan, waarbij hij vrijwillig behandeling ondergaat en situaties vermijdt die aanleiding kunnen geven tot recidive. Voorts zal de rechtbank rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak.
Naast de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen dat de verdachte gedurende de proeftijd dient mee te werken controles van zijn ICT-middelen, zoals door de officier van justitie geëist. Hoewel deze voorwaarde onmiskenbaar ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van verdachte, acht de rechtbank deze in dit geval, waarin sprake is van een gewoonte maken van het bezit van kinderpornografie in zeer grote aantallen en recidive, passend en geboden. Daar komt bij dat de verdachte ter terechtzitting te kennen heeft gegeven in te stemmen met een dergelijke voorwaarde. De rechtbank zal echter, zoals ook door de officier van justitie voorgesteld, aan de bevoegdheid tot controle zekere voorwaarden stellen, teneinde de nadelen voor de verdachte zo beperkt mogelijk te houden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel een proeftijd wordt verbonden van vijf jaren. Artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) - zoals dat gold ten tijde van het bewezenverklaarde - bepaalt dat de proeftijd in beginsel ten hoogste twee jaren bedraagt en dat slechts indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen een proeftijd kan worden vastgesteld van ten hoogste tien jaren. Nu uit de wetsgeschiedenis niet volgt wat onder een zodanig misdrijf dient te worden verstaan kan aansluiting worden gezocht bij artikel 38e, eerste lid Sr, dat dezelfde zinsnede bevat. Uit de Memorie van Toelichting bij deze wetsbepaling blijkt niet dat het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal valt onder de reikwijdte van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank ziet geen reden om deze uitleg niet te volgen. Immers kan niet worden aangenomen dat met het in bezit hebben van kinderporno een concreet en direct gevaar ontstaat voor een inbreuk op de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal derhalve de proeftijd vaststellen op twee jaren.
De officier heeft ook gevorderd dat de rechtbank zal bevelen dat te stellen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Op grond van artikel 14e Sr zoals dat met ingang van 1 april 2012 luidt, kan de rechter bij zijn uitspraak bevelen dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Nog daargelaten hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van het bezit van kinderpornografie, zal de rechtbank deze nieuwe wettelijke regeling in dit geval niet toepassen. Deze is minder gunstig voor verdachte dan de tot 1 april 2012 geldende bepalingen. Nu in de nieuwe regeling geen bepaling is opgenomen waarin de directe temporele werking is voorgeschreven, terwijl overgangsrecht overigens ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat de nieuwe regeling niet kan worden toegepast op (tenlastegelegde) feiten die hebben plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van deze nieuwe wet.
De rechtbank zal gelet op de hiervoor onschreven bereidheid van verdachte tot verandering, de LOVS-oriëntatiepunten en de ingrijpendheid van de controles op de ICT-middelen van de verdachte een lagere (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- -
14a, 14b, 14c, 14d en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
EEN AFBEELDING VAN EEN SEKSUELE GEDRAGING, WAARBIJ IEMAND DIE KENNELIJK DE LEEFTIJD VAN ACHTTIEN JAAR NOG NIET HEEFT BEREIKT, IS BETROKKEN OF SCHIJNBAAR IS BETROKKEN, IN BEZIT HEBBEN, TERWIJL VAN HET PLEGEN VAN DIT MISDRIJF EEN GEWOONTE WORDT GEMAAKT;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 12 (twaalf) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Stichting Reclassering Nederland, RN Adviesunit 2 Rotterdam, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod, behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en begeleiding door de Stichting Elckerlyc;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- -
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan het laten uitvoeren van controles door de politie van zijn ICT middelen, in de ruimste zin van het woord, met name, maar niet uitputtend, personal computers, laptops, tablet computers, smart phones, (andere) digitale gegevensdragers, . waarbij:- de controles niet plaatsvinden dan nadat de officier van justitie daarvoor een opdracht heeft gegeven;
- -
de controles op willekeurige momenten, onaangekondigd kunnen plaatsvinden, met uitzondering van de tijdstippen gelegen tussen 22.00 uur en 07.00 uur;
- -
verdachte de ambtenaren van de politie die op last van de officier van justitie de controle uitvoeren toegang verschaft tot de woning waar hij op dat moment woont dan wel zijn verblijf heeft en de politie toegang heeft tot plaatsen waar dergelijke gegevensdragers zich zouden kunnen bevinden;
- -
de woon- of verblijfplaats van verdachte op een discrete manier wordt betreden en verlaten;
- -
controle van de gegevensdragers zo snel mogelijk geschiedt zodat verdachte zijn apparatuur niet nodeloos lang hoeft te missen;
- -
het totaal aantal controles niet meer dan vier mag bedragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mrs. J.E. Bierling en M.J.J. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Dongen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2012.
- 1.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer 209/2010, van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, met bijlagen (doorgenummerd p. 0001 t/m 103).
- 2.
Proces-verbaal van bevindingen p. 28 en bijgevoegde beslaglijst p. 30
- 3.
Proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed, p. 63 en bijlage II bij dat proces-verbaal p. 71 t/m 78
- 4.
Bijlage IIa bij het proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed, p. 79
- 5.
Proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed, p. 63 en bijlage III bij dat proces-verbaal p. 80; bijlage I bij het proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed p. 68 t/m 70
- 6.
Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 91 t/m 95
- 7.
Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 34
- 8.
Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 89 en 93