1 | Ratificatie door de Europese Unie onder de volgende verklaring: Declaration of Competences by the European Union in respect of matters covered by the Protocol to Eliminate Illicit Trade
in Tobacco Products (pursuant to Article 44 of the Protocol)
The European Union (EU) submits, in accordance with Article 44 of the Protocol to Eliminate Illicit Trade in Tobacco Products to the World Health Organisation's Framework Convention on Tobacco Control ("FCTC Protocol"), the following Declaration of
Competences specifying the categories and policy areas in respect of which the Member States of the EU have conferred competences
upon the EU in the areas covered by the FCTC Protocol.
- 1.General Principles
The categories and areas of Union competence are set out in Articles 2 to 6 TFEU. When the Treaties confer on the EU exclusive competence in a specific area, only the EU may legislate and adopt legally
binding acts, the Member States being able to do so themselves only if so empowered by the EU or for the implementation of
EU acts. When the Treaties confer on the EU a competence shared with the Member States in a specific area, the EU and the
Member States may legislate and adopt legally binding acts in that area. The Member States shall exercise their competence
to the extent that the EU has not exercised its competence. The Member States shall again exercise their competence to the
extent that the EU has decided to cease exercising its competence.
As regards the conclusion of international agreements, for the policy areas listed in Article 3(1) TFEU, only the EU has the competence to act. For the policy areas listed in Article 4(2) TFEU the EU and its Member States share competence, but only the EU has the competence to act when the envisaged action is
necessary to enable the Union to exercise its internal competence, or insofar as the provisions in the agreement may affect
common rules or alter their scope within the meaning of Article 3(2) TFEU; insofar as this is not the case (i.e. the conditions of Article 3(2) TFEU are not met), Member States may exercise
their competence to act in these policy areas.
Competences not attributed to the EU by the Treaties fall within the competences of the Member States of the EU. The EU will duly notify any substantial modification of the extent of its competences, in accordance with Article 44 of the Protocol, without this constituting a prerequisite for the exercise of its competence in matters covered by the FCTC Protocol.
- 2.Exclusive competence of the EU
- 2.1.
The EU has exclusive competence to act with respect to the matters covered by the FCTC Protocol that fall under the scope of the common commercial policy of the EU (Article 207 TFEU).
- 2.2.
In addition, the EU has exclusive competence to act with regard to matters covered by the FCTC protocol that fall under the scope of customs cooperation (Article 33 TFEU), approximation of laws in the internal market (Articles 113 and 114 TFEU), judicial cooperation in criminal matters (Article 82 TFEU) and definition of criminal offences (Article 83 TFEU), only insofar as the provisions of a Union act establish common rules that may be affected or altered in scope by provisions
of the FCTC protocol.
The list of Union acts below illustrates the extent to which the Union has exercised its internal competence in these fields
in accordance with the Treaty on the Functioning of the European Union. The extent of Union exclusive competence ensuing from these acts must be assessed by reference to the precise provisions
of each measure, and in particular the extent to which these provisions establish common rules that risk to be affected or
altered in scope by the provisions of the FCTC Protocol or an act adopted in implementation thereof.
- –
Directive 2014/40/EU of the European Parliament and of the Council of 3 April 2014 on the approximation of the laws, regulations and administrative
provisions of the Member States concerning the manufacture, presentation and sale of tobacco and related products and repealing
Directive 2001/37/EC (OJ L 127, 29.4.2014, p. 1);
- –
Directive 2005/60/EC of the European Parliament and of the Council of 26 October 2005 on the prevention of the use of the financial system for
the purpose of money laundering and terrorist financing (OJ L 309, 25.11.2005, p. 15);
- –
Regulation (EU) No 952/2013 of the European Parliament and of the Council of 9 October 2013 laying down the Union Customs Code (OJ L 269, 10.10.2013, p. 1);
- –
Council Directive 2008/118/EC of 16 December 2008 concerning the general arrangements for excise duty and repealing Directive 92/12/EEC (OJ L 9, 14.1.2009, p. 12);
- –
Council Directive 2011/64/EU of 21 June 2011 on the structure and rates of excise duty applied to manufactured tobacco (OJ L 176, 5.7.2011, p. 24);
- –
Council Framework Decision 2001/500/JHA of 26 June 2001 on money laundering, the identification, tracing, freezing, seizing and confiscation of instrumentalities
and the proceeds of crime (OJ L 182, 5.7.2001, p. 1);
- –
Council Act of 26 July 1995 drawing up the Convention on the protection of the European Communities' financial interests (OJ C 316, 27.11.1995, p. 48).
- 3.Competence of the Member States
For other matters covered by the FCTC Protocol not mentioned in sections 2.1 and 2.2, for which the EU has not exclusive competence to act, the Member States remain
competent to act.
Bevoegdheidsverklaring door de Europese Unie voor aangelegenheden die vallen onder het protocol betreffende de uitbanning
van illegale handel in tabaksproducten (overeenkomstig artikel 44 van het protocol)
Overeenkomstig artikel 44 van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie
inzake tabaksontmoediging (hierna „het FCTC-protocol” genoemd) geeft de Europese Unie (EU) de volgende bevoegdheidsverklaring
af betreffende de specifieke categorieën en beleidsgebieden waarvoor de lidstaten van de EU bevoegdheden hebben verleend aan
de EU in aangelegenheden die onder het FCTC-protocol vallen.
- 1.Algemene beginselen
De categorieën en gebieden van bevoegdheden van de Unie zijn opgenomen in de artikelen 2 tot en met 6 VWEU. In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een exclusieve bevoegdheid aan de EU wordt toegedeeld,
kan alleen de EU wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen, en kunnen de lidstaten zulks slechts zelf
doen als zij daartoe door de EU gemachtigd zijn of ter uitvoering van de handelingen van de EU. In de gevallen waarin bij
de Verdragen op een bepaald gebied een bevoegdheid aan de EU wordt toegedeeld die zij met de lidstaten deelt, kunnen de EU
en de lidstaten wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit
voor zover de EU haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid weer uit voor zover de EU besloten
heeft haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen.
Voor de in artikel 3, lid 1, VWEU genoemde beleidsgebieden is de EU exclusief bevoegd om internationale overeenkomsten te sluiten. Voor de in artikel 4, lid 2, VWEU genoemde beleidsgebieden hebben de EU en de lidstaten een gedeelde bevoegdheid, maar is de EU overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU exclusief bevoegd om op te treden wanneer het voorgenomen optreden noodzakelijk is om de Unie in staat te stellen haar
interne bevoegdheid uit te oefenen of voor zover overeenkomstbepalingen gevolgen kunnen hebben voor gemeenschappelijke regels
of de strekking daarvan kunnen wijzigen; voor zover dit niet het geval is (dat wil zeggen als de voorwaarden van artikel 3,
lid 2, VWEU niet vervuld zijn), kunnen de lidstaten hun bevoegdheid uitoefenen om in deze beleidsgebieden op te treden.
Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de EU worden toegekend, zijn bevoegdheden van de lidstaten van de EU. De EU zal materiële wijzigingen in de mate van haar bevoegdheden overeenkomstig artikel 44 van het protocol naar behoren melden, zonder dat dit een absolute voorwaarde is voor de uitoefening van haar bevoegdheid
in aangelegenheden die door het FCTC-protocol worden bestreken.
- 2.Exclusieve bevoegdheid van de EU
- 2.1.
De EU is exclusief bevoegd om op te treden inzake de aangelegenheden die onder het FCTC-protocol vallen en behoren tot de
werkingssfeer van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de EU (artikel 207 VWEU).
- 2.2.
Voorts is de EU enkel exclusief bevoegd op te treden voor aangelegenheden die onder het FCTC-protocol vallen en behoren tot
de werkingssfeer van de douanesamenwerking (artikel 33 VWEU), de onderlinge aanpassing van de wetgevingen in de interne markt (artikelen 113 en 114 VWEU), de justitiële samenwerking in strafzaken (artikel 82 VWEU) en de definitie van strafbare feiten (artikel 83 VWEU) indien de bepalingen van een handeling van de Unie gemeenschappelijke regels vaststellen die door bepalingen van het
FCTC-protocol kunnen worden beïnvloed of gewijzigd op het vlak van de werkingssfeer.
Uit de onderstaande lijst van Uniehandelingen blijkt in welke mate de Unie haar interne bevoegdheid in deze gebieden heeft
uitgeoefend overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De omvang van de exclusieve bevoegdheid van de Unie die uit deze handelingen voortvloeit, moet worden beoordeeld volgens
de precieze bepalingen van elke maatregel, en in het bijzonder volgens de mate waarin deze bepalingen gemeenschappelijke regels
vaststellen die op het vlak van de werkingssfeer kunnen worden beïnvloed of gewijzigd door de bepalingen van het FCTC-protocol
of een handeling ter uitvoering daarvan.
- —
Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot
intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1);
- —
Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor
het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15);
- —
Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1);
- —
- —
Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikanten (PB L 176 van 5.7.2011, blz. 24);
- —
Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie
van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven (PB L 182 van 5.7.2001, blz. 1);
- —
Akte van de Raad van 26 juli 1995 tot vaststelling van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen
van de Europese Gemeenschappen (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48).
- 3.Bevoegdheid van de lidstaten
De lidstaten blijven bevoegd voor andere onder het FCTC-protocol vallende aangelegenheden die niet zijn vermeld in de punten
2.1 en 2.2, en waarvoor de EU niet exclusief bevoegd is.
|
---|
2 | Ratificatie door Costa Rica onder de volgende verklaring: In the case of the Republic of Costa Rica, for the purposes of the implementation of article 27 of the Protocol, the Ministries of the Treasury, Public Health, Economic Affairs, Trade and Industry, the Interior and Police,
and Public Security shall be responsible for proposing any amendments to domestic laws, regulations and rules in general that
might be required for compliance with this Protocol, within their competencies and powers, and without prejudice to the constitutional
powers vested in the legislative and executive branches.
|
---|