Rb. Rotterdam, 22-12-2010, nr. 318599 / HA ZA 08-2753
ECLI:NL:RBROT:2010:BP0039
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
22-12-2010
- Zaaknummer
318599 / HA ZA 08-2753
- LJN
BP0039
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2010:BP0039, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 22‑12‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JRV 2011/323
JOR 2012/55
Uitspraak 22‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Artt. 2:6 BW en 179 en 193 Fw. Incident ontvankelijkheid curator. De wijze waarop faillissement eindigt is limitatief door Faillissementswet bepaald, wat er ook wordt gepubliceerd. Artikel 193 lid 1 Fw bepaalt dat het faillissement eindigt door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. De slotuitdelingslijst wordt verbindend, nadat de door de rechter-commissaris goedgekeurde slotuitdelingslijst ter inzage is gelegd ter griffie van de rechtbank en de verzettermijn van tien dagen is verstreken zonder dat verzet is gedaan. De omstandigheid dat dit – zoals in deze zaak – anders is gepubliceerd in het Centraal Insolventieregister maakt het voorgaande niet anders. Immers, de Faillissementswet bepaalt limitatief op welke manieren een faillissement kan eindigen en de bewuste publicatie valt daar niet onder. Voor beantwoording van de vraag of het faillissement van de Stichting Wiedus op 7 mei 2009 is geëindigd, dient de rechtbank aldus te beoordelen of op 7 mei 2009 een slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Nu de beschikking van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 3 april 2009 het expliciet heeft over een tussentijdse uitdelingslijst op basis waarvan uitdeling wordt bevolen, staat voor de rechtbank vast dat op 27 april 2009 een tussentijdse uitdelingslijst ter inzage is gelegd die op 7 mei 2009 verbindend is geworden. De Stichting Wiedus verkeert dus nog steeds in staat van faillissement en de curator is in functie. Het beroep van JMH op de juistheid en volledigheid van het handelsregister kan niet slagen. Klaarblijkelijk doet JMH daarmee een beroep op de bescherming die artikel 2:6 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) biedt. Artikel 2:6 lid 5 BW bepaalt echter dat deze bescherming niet opgaat voor rechterlijke uitspraken die in het faillissementregister zijn ingeschreven. De strekking van deze bepaling is dat de curator te allen tijde een beroep moet kunnen doen op de staat van faillissement, wat daarover ook is gepubliceerd.
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 318599 / HA ZA 08-2753
Uitspraak: 22 december 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
Mr. Bruno Joannes TIDEMAN, handeldende in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de stichting STICHTING WIEDUS,
kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. R. Le Grand,
- tegen -
1. de stichting STICHTING DERDENBELANGEN,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. R. Slotboom,
2. de maatschap JMH MAATSCHAP VAN ADVISEURS,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.J. Nauta,
3. [gedaagde sub 3 in de hoofdzaak],
wonende te Kalmthout, België,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. R. Slotboom,
4. [gedaagde sub 4 in de hoofdzaak],
wonende te Zwijndrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. R. Slotboom,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FINANCIËLE DIENSTVERLENING ROTTERDAM (F.D.R.) B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gevoegde partij aan de zijde van gedaagde sub 2,
advocaat mr. J. Kneppelhout,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KHIVA B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gevoegde partij aan de zijde van gedaagde sub 2,
advocaat mr. J. Kneppelhout.
Partijen in het incident worden hierna aangeduid als de curator en JMH.
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het vonnis van deze rechtbank van 17 november 2010, waarbij een comparitie van
partijen is gelast, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief van mr. R. le Grand van 23 november 2010, met bijlage;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 17 december 2010.
1.2 Vervolgens is vonnis in het incident bepaald.
2 Het geschil in het incident
2.1 JMH vordert dat de curator niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van de curator in de kosten van dit geding. Zij voert daartoe aan dat het faillissement van de Stichting Wiedus reeds is beëindigd. De slotuitdelingslijst is op 27 april 2009 ter inzage gelegd bij de griffie van de Rechtbank ’s-Gravenhage. De slotuitdelingslijst is op 7 mei 2009 verbindend geworden, waardoor het faillissement op grond van artikel 193 Faillissementswet (hierna: Fw) is geëindigd. Op 15 mei 2009 is vervolgens door de Rechtbank ‘s-Gravenhage gepubliceerd dat het faillissement op 7 mei 2009 een einde heeft genomen. Dit is ook gepubliceerd in het Centraal Insolventieregister (op rechtspraak.nl) en het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De curator is dus per 7 mei 2009 geen curator meer van de Stichting Wiedus en kan niet als procespartij optreden in de onderhavige procedure.
2.2 De curator concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van JMH in de kosten van het incident. Hij voert daartoe aan dat het faillissement van de Stichting Wiedus nog niet is beëindigd. Er is op 27 april 2009 een tussentijdse uitdelingslijst ter inzage gelegd, niet een slotuitdelingslijst. De publicatie in het Centraal Insolventieregister van het einde van het faillissement was daarom onjuist. Inmiddels is deze onjuistheid op 23 februari 2010 gecorrigeerd door een publicatie van de Rechtbank ’s-Gravenhage, als gevolg waarvan het Centraal Insolventieregister en het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn aangepast.
3 De beoordeling in het incident
3.1 De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
3.1.1 Bij vonnis van 24 mei 2006 is Stichting Wiedus in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de curator als zodanig.
3.1.2 De beschikking ex artikel 179 Fw van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 3 april 2009, waarbij een uitdeling aan de geverifieerde schuldeisers is bevolen, luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Op 30 december 2008 heeft de curator een tussentijdse uitdelingslijst naar de rechter-commissaris verzonden en verzocht de lijst goed te keuren en te deponeren ter griffie van de rechtbank.
Op 27 februari 2009 heeft de curator een aangepast lijst opgestuurd.
De rechter-commissaris verklaart akkoord te gaan met een uitdeling van 2% van de vorderingen van de erkende concurrente crediteuren en beveelt dat de curator na het verbindend worden van de lijst tot uitkering kan overgaan.
BESLISSING
De rechter-commissaris?
? bepaalt dat de curator, na het verbindend worden van de tussentijdse uitdelingslijst die op 27 april 2009 ter griffie van de rechtbank wordt gedeponeerd, aan de concurrente crediteuren 2% van hun vordering uitkeert.
(…)”
3.1.3 Op 27 april 2009 is de door de rechter-commissaris goedgekeurde uitdelingslijst ter inzage gelegd bij de griffie van de Rechtbank ’s-Gravenhage.
3.1.4 Er is geen verzet tegen de uitdelingslijst aangetekend. De uitdelingslijst is op 7 mei 2009 verbinden geworden.
3.1.5 Op 15 mei 2009
- is door de Rechtbank ’s-Gravenhage gepubliceerd:
“(…)
Bekendmakingen Insolventies – vrijdag 15 mei 2009
Rechtbank ’s Gravenhage
(…)
einde faillissementen
(…)
door verbindende uitdelingslijst
(…)
- op 07 mei 2009 inzake (F.06/416) Stichting Wiedus, vest.adr. Oslo 19 t/m 23, 2993 LD Barendrecht, KvK Rotterdam, 24312559
(…)”
- staat in het Centraal Insolventieregister vermeld:
“(…)
publicatiedatum publicatiekenmerk publicatieomschrijving
15-05-2009 sgr.06.416.F.1313.1.09 einde faillissement verbindende
uitdelingslijst op 7 mei 2009
(…)”
- en is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen:
“(…)
Op 15-05-2009 is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan, omdat er geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 07-05-2009. (…)”
3.1.6 Op 23 februari 2010
- is door de Rechtbank ’s-Gravenhage gepubliceerd:
“(…)
Bekendmakingen Insolventies – dinsdag 23 februari 2010
Rechtbank ’s Gravenhage
(…)
rectificaties
(…)
- F6/416 Stichting Wiedus, in dit faillissement is ten onrechte gepubliceerd dat het faillissement geëindigd is door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst, er lag een tussentijdse uitdelingslijst ter inzage die op 7 mei 2009 verbindend is geworden, het faillissement loopt nog.
(…)”
- staat in het Centraal Insolventieregister vermeld:
“(…)
publicatiedatum publicatiekenmerk publicatieomschrijving
23-02-2010 sgr.06.416.F.1323.1.10 Rectificatie: F6/416 Stichting Wiedus, in dit
faillissement is ten onrechte geplubliceerd dat het faillissement geëindigd is door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst, er lag een tussentijdse uitdelingslijst ter inzage die op 7 mei 2009 verbindend is geworden, het faillissement loopt nog.
(…)”
- en is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen:
“(…) De rechtspersoon is in staat van faillissement verklaard bij rechterlijke uitspraak d.d. 24-05-2006 (…)
Curator(en):
Naam mr. B.J. Tideman / 4
Adres Postbus 80504, 2508GM ’s-Gravenhage
Infunctietreding 24-05-2006
(…)”
3.2 Volgens JMH is het faillissement van Stichting Wiedus geëindigd door de publicaties (door de Rechtbank ’s-Gravenhage, in het handelsregister en in het Centraal Insolventieregister), inhoudende dat het faillissement is geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Niet relevant is overigens, aldus JMH, of er daadwerkelijk een slotuitdelingslijst is geweest. De curator heeft er in dit verband op gewezen dat JMH uitgaat van de in artikel 193 lid 1 Fw opgenomen wijze waarop een faillissement kan eindigen, te weten “zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden”. Nu er geen sprake is geweest van een slotuitdelingslijst, is het faillissement dan ook niet geëindigd. Het verweer van de curator komt er in de kern op neer dat aan de publicaties op zichzelf geen rechten kunnen worden ontleend.
3.3 Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. Artikel 193 lid 1 Fw bepaalt dat het faillissement eindigt door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. De slotuitdelings¬lijst wordt verbindend, nadat de door de rechter-commissaris goedgekeurde slotuitdelingslijst ter inzage is gelegd ter griffie van de rechtbank en de verzettermijn van tien dagen is verstreken zonder dat verzet is gedaan. De omstandigheid dat dit – zoals in deze zaak – anders is gepubliceerd in het Centraal Insolventieregister maakt het voorgaande niet anders. Immers, de Faillissementswet bepaalt limitatief op welke manieren een faillissement kan eindigen en de bewuste publicatie valt daar niet onder.
3.4 Voor beantwoording van de vraag of het faillissement van de Stichting Wiedus op 7 mei 2009 is geëindigd, dient de rechtbank aldus te beoordelen of op 7 mei 2009 een slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Nu de beschikking van de Rechtbank
’s-Gravenhage van 3 april 2009 het expliciet heeft over een tussentijdse uitdelingslijst op basis waarvan uitdeling wordt bevolen, staat voor de rechtbank vast dat op 27 april 2009 een tussentijdse uitdelingslijst ter inzage is gelegd die op 7 mei 2009 verbindend is geworden. Daarmee staat eveneens vast dat er geen slotuitdelingslijst verbindend is geworden, als gevolg waarvan het faillissement van de Stichting Wiedus is geëindigd. De Stichting Wiedus verkeert dus nog steeds in staat van faillissement en de curator is in functie.
3.5 Het beroep van JMH op de juistheid en volledigheid van het handelsregister kan niet slagen. Klaarblijkelijk doet JMH daarmee een beroep op de bescherming die artikel 2:6 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) biedt. Artikel 2:6 lid 5 BW bepaalt echter dat deze bescherming niet opgaat voor rechterlijke uitspraken die in het faillissementregister zijn ingeschreven. De strekking van deze bepaling is dat de curator te allen tijde een beroep moet kunnen doen op de staat van faillissement, wat daarover ook is gepubliceerd.
3.6 Op grond van het bovenstaande zal de vordering van JMH worden afgewezen. JMH zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vordering af;
veroordeelt JMH in de aan de zijde van de curator gevallen proceskosten, tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 452,-- aan kosten voor de advocaat;
verklaart dit vonnis, voor zover het de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 2 februari 2010 voor conclusie van antwoord aan de zijde van JMH en de aan haar zijde gevoegde partijen FDR en Khiva.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels.
Uitgesproken in het openbaar.
2057/1954/1876