Rb. Breda, 03-08-2009, nr. AWB 08/5669
ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ7886
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
03-08-2009
- Magistraten
Mr. A.A. den Hartog
- Zaaknummer
AWB 08/5669
- LJN
BJ7886
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Pensioenen (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ7886, Uitspraak, Rechtbank Breda, 03‑08‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2011:BO0391, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in (sprong)cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BO0391
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2009/22.6
Uitspraak 03‑08‑2009
Inhoudsindicatie
Tijdstip waarop declausulering van een kapitaalverzekering tot stand komt. X heeft - met tussenkomst van zijn tussenpersoon- op 31 december 2002 een verzoek tot declausulering van zijn kapitaalverzekering met lijfrenteclausule bij zijn verzekeraar neergelegd. Volgens X is daarmee de declausulering tot stand gekomen. De inspecteur is het niet met hem eens en meent dat nu de administratieve afwikkeling door de verzekeraar pas in 2003 heeft plaatsgevonden, de declausulering pas in 2003 tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat het door X ingevulde verzoek tot declausulering heeft te gelden als aanvaarding van een aanbod van de verzekeraar tot wijziging van de kapitaalverzekering, zodat de declausulering tot stand is gekomen op 31 december 2002, het tijdstip waarop het verzoek de verzekeraar heeft bereikt. De omstandigheid dat de clausule eerst in de loop van 2003 daadwerkelijk uit de polis is verwijderd en gerenseigneerd, maakt dit niet anders.
Mr. A.A. den Hartog
Partij(en)
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiserer], wonende te [adres eiser] (België),
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Goes,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2003 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 157.757. Bij afzonderlijke op het aanslagbiljet vermelde beschikkingen is aan heffingsrente € 12.618 en aan revisierente € 22.520 berekend.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 november 2008 de aanslag gehandhaafd, de heffingsrente verminderd tot € 9.092 en de beschikking revisierente vernietigd.
1.3.
Belanghebbende heeft bij brief van 4 december 2008, ontvangen bij de rechtbank op 5 december 2008, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2009 te Bergen op Zoom. Aldaar zijn verschenen en gehoord [gemachtigde eiser], verbonden aan ESJ Accountants & Belastingadviseurs te Roosendaal, als gemachigde van belanghebbende, alsmede namens de inspecteur, [inspecteur].
1.6.
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van de wederpartij wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende heeft op 1 december 1984 een kapitaalverzekering, met polisnummer [nummer], bij (voorheen) de Zwolsche Algemene afgesloten. In 1986 is deze verzekering voorzien van een lijfrenteclausule. Op 23 december 2002 heeft belanghebbende een formulier ingevuld en ondertekend inhoudende het verzoek tot declausulering van de kapitaalverzekering, met polisnummer [nummer]. Het formulier heeft de verzekeraar (thans) Allianz Nederland, door tussenkomst van belanghebbendes tussenpersoon, op 31 december 2002 bereikt. De administratieve afwikkeling door de verzekeraar heeft op 4 juli 2003 plaatsgevonden, waarbij is uitgegaan van een declausulering per 31 december 2002. De polis heeft dan een waarde van € 33.189.
2.2.
Tot de gedingstukken behoort een kopie van de Algemene voorwaarden van de verzekeraar. Hierin staat in artikel 17:
‘De contractant heeft het recht de verzekering tussentijds te wijzigen. Indien een wijziging van de verzekering ertoe leidt dat de Zwolsche Algemeene een groter overlijdensrisico loopt, kan zij van de verzekerde gezondheidswaarborgen eisen, die voor de Zwolsche Algemeene voldoende zijn om tot wijziging over te gaan.’
2.3.
Belanghebbende heeft op 1 oktober 1990 een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule, polisnummer [nummer], bij Delta Lloyd Levensverzekeringen afgesloten. Op 23 december 2002 heeft belanghebbende een formulier ingevuld en ondertekend inhoudende het verzoek tot declausulering van de kapitaalverzekering, polisnummer [nummer]. Het formulier heeft de verzekeraar, door tussenkomst van belanghebbendes tussenpersoon, op 31 december 2002 bereikt. De administratieve afwikkeling door de verzekeraar heeft op 1 augustus 2003 plaatsgevonden, waarbij is uitgegaan van een declausulering per 31 december 2002. De polis heeft dan een waarde van € 79.415.
2.4.
Tot de gedingstukken behoort een kopie van de polis. Hierin staat onder meer:
‘Fiscale lijfrenteclausule
(…) De verzekeringnemer heeft het recht de lijfrenteclausule te herroepen.’
2.5.
Belanghebbende is in 2003 in België woonachtig en heeft als buitenlands belastingplichtige aangifte over 2003 gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.153.
2.6.
Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning gecorrigeerd met de omzettingswaarde van de twee kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule per 31 december 2002 ten bedrage van respectievelijk € 33.189 en € 79.415. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is aldus op € 157.757 vastgesteld.
3. Geschil
3.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende de inkomsten in verband met de declausulering van de twee kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule fiscaal heeft genoten in 2002, zoals belanghebbende stelt, dan wel in 2003, zoals de inspecteur stelt.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.153. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Als elke overeenkomst komt ook de kapitaalverzekering met lijfrenteclausule tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217, eerste lid, BW). Ditzelfde heeft te gelden bij een wijziging van een bestaande overeenkomst. De desbetreffende verklaringen moeten, om hun werking te hebben, de persoon tot wie zij zijn gericht, hebben bereikt (artikel 3:37, derde lid, eerste volzin, BW). Uit het samenstel van deze beide regels volgt dat de gewijzigde overeenkomst tot stand komt op het moment waarop de aanvaarding de aanbieder bereikt.
4.2.
Bij de totstandbrenging van de wijziging van de kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een eigenhandig opgesteld schriftelijk verzoek tot declausulering. De verzoeken heeft hij —met tussenkomst van zijn tussenpersoon— neergelegd bij zijn verzekeraars. Inzending van een dergelijk verzoek tot wijziging van de verzekering door de verzekeringnemer aan de verzekeraar kan, afhankelijk niet alleen van de tekst van het verzoek maar ook van de overige omstandigheden van het geval, in het hiervoor omschreven wettelijk kader de betekenis hebben hetzij van aanvaarding door de verzekeringnemer van een aanbod van de verzekeraar, hetzij van een aanbod van de verzekeringnemer, hetzij van een uitnodiging zijnerzijds tot het doen van een aanbod.
4.3.
De inzending van het verzoek tot wijziging van de verzekering door de verzekeringnemer kan slechts gelden als aanvaarding door de verzekeringnemer van een aanbod van de verzekeraar, indien daaraan een (bindend) aanbod van de betrokken verzekeraar voorafgegaan is. In het geval van belanghebbende heeft de Zwolsche Algemeene in de algemene voorwaarden bij het aangaan van de verzekering door belanghebbende standaardcondities bekendgemaakt waarop zij — zonder nadere risicoselectie — bereid is de verzekering tussentijds te wijzigen. Delta Lloyd heeft in de polisvoorwaarden bij het aangaan van de verzekering door belanghebbende bekendgemaakt dat de verzekeringnemer het recht heeft de kapitaalverzekering met lijfrenteclausule te declausuleren.
4.4.
Zodanige bekendmakingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een (bindend) aanbod, nu de verzekeraars op voorhand hebben doen blijken van hun wil zich overeenkomstig die condities te binden jegens de verzekeringsnemer die haar een verzoek tot declausulering toezendt. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat de verzekeraars in het geval van belanghebbende op voorhand de bevoegdheid hebben prijsgegeven om een verzoek tot declausulering te weigeren.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door belanghebbende gedane verzoeken tot wijziging hebben te gelden als aanvaarding van een aanbod van de Zwolsche Algemeene en Delta Lloyd tot wijziging van de kapitaalverzekeringen, zodat de declausulering van de kapitaalverzekeringen tot stand is gekomen op het tijdstip waarop de verzoeken de verzekeraars hebben bereikt. Nu vaststaat dat de verzoeken de verzekeraars in 2002 hebben bereikt, is het tijdstip waarop de declausulering tot stand is gekomen eveneens in 2002 gelegen. De omstandigheid dat de clausules eerst in de loop van 2003 daadwerkelijk uit de polissen zijn verwijderd en zijn gerenseigneerd, maakt dit niet anders.
4.6.
Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- —
verklaart het beroep gegrond;
- —
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- —
vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.153;
- —
veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;
- —
gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan hem vergoedt.
Aldus gedaan door mr. A.A. den Hartog, rechter, en door hem en mr. M.J. van Balkom, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2009.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 11 augustus 2009
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's‑Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1 —
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
- 2 —
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.