type:coll:
Rb. Amsterdam, 20-02-2015, nr. C/13/579586 / KG ZA 15-49 MvW/SvE
ECLI:NL:RBAMS:2015:847
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
20-02-2015
- Zaaknummer
C/13/579586 / KG ZA 15-49 MvW/SvE
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Internationaal publiekrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2015:847, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 20‑02‑2015; (Kort geding)
- Wetingang
art. 551 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
JV 2015/79
Uitspraak 20‑02‑2015
Inhoudsindicatie
De Staat mag na 1 mei 2015 overgaan tot ontruiming van ‘de Vluchtgarage’ in Amsterdam Zuidoost.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/579586 / KG ZA 15-49 MvW/SvE
Vonnis in kort geding van 20 februari 2015
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. R.K. Uppal te Amsterdam,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
advocaten mr. R.K. Uppal en mr. P. Fischer te Amsterdam,
eisers bij dagvaarding van 20 januari 2015,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 30 januari 2015 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, hierna de Staat, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en een pleitnota overgelegd. Na verder debat is de zaak pro forma aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. Bij faxbericht van 4 februari 2015 heeft mr. Ten Broeke, onder verwijzing naar een brief van de burgemeester van Amsterdam mr. E.E. van der Laan d.d. 4 februari 2015, verzocht vonnis te wijzen. Bij faxbericht van 9 februari 2015 heeft mr. Uppal, onder overlegging van een raadscommissieverslag van de gemeente Amsterdam van 29 januari 2015, op het faxbericht van mr. Ten Broeke gereageerd. Vervolgens is vonnis bepaald op 20 februari 2015. Op 12 februari 2015 heeft mr. Uppal de voorzieningenrechter nog een faxbericht gestuurd, waarop mr. Ten Broeke, onder verwijzing naar een brief van de burgemeester van 12 februari 2015, bij faxbericht van 12 februari 2015 heeft gereageerd. Mr. Uppal heeft hierop bij faxbericht van 12 februari 2015 nog een reactie gestuurd.
Ter terechtzitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
aan de zijde van eisers: eisers, bijgestaan door E.O. Tackey, tolk, en mrs. Uppal en Fischer;
aan de zijde van de Staat: twee medewerkers van de gemeente Amsterdam met mr. Ten Broeke.
2. De feiten
2.1.
De gemeente Amsterdam is eigenaresse van de parkeergarage aan de Kralenbeek 100 te Amsterdam Zuidoost (hierna ook: de parkeergarage). De parkeergarage is in het verleden voor een deel heringericht voor gebruik als winkels en kantoren. Eén van de kantoorruimtes is op 13 december 2013 gekraakt door – onder meer – eisers.
2.2.
Eisers maken onderdeel uit van de groep uitgeprocedeerde asielzoekers die zich ‘We Are Here’ noemt.
2.3.
Op 10 februari en 17 oktober 2014 heeft de gemeente aangifte gedaan van huisvredebreuk. In het proces-verbaal van aangifte van 17 oktober 2014 staat, voor zover van belang, het volgende:
“Op 13 december 2013 kreeg ik van een medewerker het bericht dat een aantal personen een pand dat wij voor de gemeente Amsterdam in beheer hebben was binnengedrongen. Het betreft hier het pand Kralenbeek 100 te Amsterdam Zuidoost. Van oudsher waren de ruimtes in gebruik als winkel of kantoorruimte. (…) Ik heb op 10 februari 2014 (…) aangifte gedaan van dit voorval (…) Ik zou graag een aanvullende aangifte willen doen van bovengenoemd feit. Dit in verband met het feit dat ik een nauwkeurige omschrijving wilt geven van het plan tot slopen van Kralenbeek 100 te Amsterdam zuid-oost. (…) Ik kan u verklaren dat op 01 december 2014 de sleutel van Kralenbeek, waaronder Kralenbeek 100 a tot en met 100 z, aan de nog te selecteren aannemer, overhandigd zal worden. Dit zijn op dit moment 5 concrete aannemers, welke de sloop kunnen realiseren en waarvan een de opdracht zal krijgen. De heringebruikname zal bestaan uit de verbetering van de K – buurt, door de sloop van dit gebouw. Het gebouw heeft thans een negatieve uitstraling op de buurt. De instandhouding van dit normaalgesproken vrijwel leegstaande gebouw, heeft een kostenplaatje van ongeveer 30.000 euro per jaar. (…)”
2.4.
In twee beslissingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten (hierna: ECSR) van 1 juli 2014 (gepubliceerd op 10 november 2014) inzake Conference of European Churches (CEC) v. the Netherlands (No. 90/2013) en European Federation of National Organisations working with the Homeless (FEANTSA) v. the Netherlands (No. 86/2012) heeft het ECSR geconcludeerd dat het onthouden van voedsel, water, onderdak en kleding aan niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen een schending is van de rechten zoals deze zijn beschermd in de artikelen 13, vierde lid, en 31 van het Europees Sociaal Handvest.
2.5.
Onder de gedingstukken bevindt zich een brief van de burgemeester van Amsterdam van 3 december 2014 (productie 10 van de Staat), gericht aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam. In de brief staat onder meer:
“Bij de begrotingsbehandeling 2015 is op 5 november jl. een bijna raadsbrede motie aangenomen waarin het College van Burgemeester en Wethouders wordt verzocht om, bij wijze van overbrugging tot het kabinet met een reactie op de uitspraak van de ECSR komt een Bed Bad Brood-voorziening in te richten. Hiermee wordt een humanitaire ondergrens gewaarborgd aan personen zonder verblijfsstatus. (…) Middels deze brief informeert het College u (…) over de invulling van de BBB-voorziening (…)
De tijdelijke basisvoorziening wordt ingericht voor de duur van 3 maanden. Het gaat om een laagdrempelige vorm van nachtopvang die 7 dagen per week is geopend vanaf het einde van de middag tot de volgende ochtend. Toegang geschiedt nadat personen zich hebben gemeld bij een elders gesitueerde inschrijfbalie, alwaar zij een toegangspas naar een BBB-locatie krijgen.
Bezoekers die gebruik willen maken van de BBB- voorziening krijgen een avondmaaltijd, de mogelijkheid om te douchen, een bed en de volgende ochtend ontbijt. Er wordt niet voorzien in dagbesteding. (…)”
2.6.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in twee uitspraken van 17 december 2014 een ordemaatregel getroffen voor de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers in Amsterdam. Op grond van deze uitspraken moet de gemeente Amsterdam hen nachtopvang, een douche, ontbijt en een avondmaaltijd bieden. De voorzieningenrechter heeft dit besloten omdat hij niet uitsluit dat de twee hiervoor onder 2.4 genoemde beslissingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) van 1 juli 2014van invloed kunnen zijn op de inhoud van het Nederlandse opvangrecht. De ordemaatregel dat de gemeente Amsterdam sobere opvang moet bieden geldt tijdelijk en loopt door tot twee maanden nadat het Comité van Ministers van de Raad van Europa standpunt heeft ingenomen over de beslissingen van het ECSR.
2.7.
Bij brief van 13 januari 2015, gericht aan ‘allen die wonen of vertoeven in het pand: Kralenbeek 100’, heeft de Officier van Justitie van het Arrondissementsparket te Amsterdam aangekondigd dat al degenen die thans wonen of vertoeven in het pand zijn aangemerkt als verdachten van overtreding van (een van de) artikel(en) 138, 138a en/of 139 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en dat het voornemen bestaat het pand te ontruimen, binnen acht weken na dagtekening, derhalve voor 11 maart 2015.
2.8.
Onder de gedingstukken (producties 3, 4 en 12 van de Staat) bevinden zich een ‘uitvoeringsplanning sloop’, een bestek met betrekking tot het slopen van de parkeergarage Kralenbeek, beide gedateerd 7 oktober 2014, en een Memo Kralenbeek d.d. 28 januari 2015.
3. Het geschil
3.1.
Eisers vorderen – samengevat – de Staat en via hem de Officier van Justitie te Amsterdam, te verbieden op strafrechtelijke gronden tot ontruiming van de garage aan de Kralenbeek 100 te Amsterdam Zuidoost over te gaan, daaronder begrepen het verlenen van medewerking aan overhandiging van het pand aan derden dan wel het niet optreden tegen huisvredebreuk jegens eisers gedurende hun afwezigheid, op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.
De Staat voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang van eisers vloeit voort uit de aard van de vordering en is overigens ook niet door de Staat betwist.
4.2.
Niet is in geschil dat de gemeente Amsterdam aan eisers geen toestemming heeft gegeven voor het gebruik van het pand en eisers ook niet over een andere titel voor het gebruik beschikken. Zij kunnen dan ook als “krakers” worden aangemerkt. Voldoende aannemelijk is voorts dat de gemeente Amsterdam bezwaar heeft tegen het gebruik door eisers van het pand, aan welk bezwaar uiting is gegeven door op 10 februari en 17 oktober 2014 aangifte te doen van een strafbaar feit. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat het Openbaar Ministerie, bij de uitoefening van de in artikel 551 Sv gegeven bevoegdheid, op goede gronden mag aannemen dat is voldaan aan de eis van wederrechtelijkheid als bedoeld in dat artikel en dat tot ontruiming kan worden overgegaan.
4.3.
De gevorderde ontruiming moet echter wel aan de eisen van proportionaliteit voldoen. De (voorzieningen)rechter zal in dit kader dienen te onderzoeken of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in het concrete geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan. Die belangenafweging kan alleen plaatsvinden als de kraker feiten of omstandigheden aanvoert en aannemelijk maakt die in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever gemaakte afweging nopen, waarbij als uitgangspunt zal hebben te gelden dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil. Weliswaar zal het doorgaans zo zijn dat in het concrete geval het belang van de eigenaar het zwaarst zal wegen, maar niet kan worden uitgesloten dat gelet op de zeer ernstige inbreuk op het huisrecht en de onomkeerbare gevolgen van een ontruiming, het belang van de kraker in het concrete geval, bijvoorbeeld voor beperkte tijd, toch zwaarder weegt (vlg. Hoge Raad 28 oktober 2011; ECLI:NL:HR:
2011:BQ9880).
4.4.
Ten aanzien van de proportionaliteit overweegt de voorzieningenrechter dat, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Staat, eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de aangezegde ontruiming zal leiden tot langdurige leegstand, zonder enig uitzicht op verandering in die situatie. De Staat heeft haar stelling dat concrete plannen bestaan om het betreffende pand te slopen en daar, in het kader van de verbetering van de uitstraling en leefbaarheid van de zogenoemde K-buurt waarin de parkeergarage gelegen is, een grasveld aan te leggen, met stukken onderbouwd (zie 2.8). Dat het hier ‘slechts’ gaat om de aanleg van een grasveld en dat de aanleg hiervan volgens eisers niet noodzakelijk is, doet aan het voorgaande niet af, nu, zoals hiervoor reeds is overwogen, uitgangspunt is dat de eigenaar het recht heeft over zijn pand te beschikken zoals hij wil. Bovendien staat de aanleg van het grasveld niet op zich, maar is het onderdeel van de verbetering van de K-buurt. De stelling van eisers dat de eigenaar en/of de Staat geen enkel belang zouden hebben bij ontruiming en ontruiming zal leiden tot langdurige leegstand is dan ook niet aannemelijk geworden.
4.5.
Eisers hebben zich er voorts op beroepen dat er zowel op landelijk als op lokaal politiek-bestuurlijk niveau ontwikkelingen gaande zijn die mogelijkerwijs kunnen leiden tot het verschaffen van enige vorm van dagopvang aan uitgeprocedeerde asielzoekers. Eisers menen dat de BBB-voorziening van de gemeente Amsterdam voor hen niet toereikend is. Volgens eisers behoort de gemeente hen om humanitaire redenen ook dagopvang te bieden, waarbij er ook een plek is voor de bezittingen die eisers inmiddels hebben vergaard. Indien er inderdaad ook dagopvang zal worden verschaft, bestaat er volgens eisers geen noodzaak meer voor hen om in de parkeergarage te blijven en zullen zij deze verlaten. Eisers wensen in het licht hiervan, en mede ter overbrugging van de winter, de uitkomst van deze ontwikkelingen af te wachten.
4.6.
Bij brief van 4 februari 2015 heeft de Staat een brief van de burgemeester d.d. 4 februari 2015 overgelegd. Hierin staat, kort gezegd, dat de burgemeester geen overleg heeft gehad met (de advocaat van) eisers over het regelen van een aantal praktische zaken rondom de uitbreiding van de BBB-voorziening en dat hij ook niet bereid is dit overleg te voeren. Wel is hij bereid te helpen zoeken naar een oplossing voor de opslag van een redelijke hoeveelheid privébezittingen van de betreffende personen.
4.7.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Eisers maken deel uit van een groep van een paar honderd uitgeprocedeerde asielzoekers die bekend staat onder de naam “We Are Here”. Deze groep verblijft al langere tijd in Nederland. De situatie van de betrokkenen, van wie er ongeveer 125 in de parkeergarage verblijven, is uitzichtloos. Niet is gebleken van concrete mogelijkheden voor hen om hier iets aan te veranderen. Zij kunnen geen aanspraak maken op sociale voorzieningen en zijn aangewezen op hulp van anderen. Terugkeer naar hun eigen land is veelal problematisch. De voorzieningenrechter acht het in het licht hiervan inhumaan om deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers onder de huidige winterse weersomstandigheden te ontruimen. Ontruiming zal immers waarschijnlijk tot gevolg hebben dat zij – in ieder geval – overdag geen onderdak meer zullen hebben en aangewezen zijn op de straat. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het belang van de krakers, zij het voor beperkte tijd, prevaleert boven het belang van de Staat/de gemeente Amsterdam bij onmiddellijke ontruiming van de parkeergarage. De voorzieningenrechter zal de vordering van eisers dan ook toewijzen, in die zin dat het de Staat tot 1 mei 2015 zal worden verboden om tot strafrechtelijke ontruiming van de parkeergarage aan de Kralenbeek 100 te Amsterdam Zuidoost over te gaan. Dit wordt gezien als het mindere van hetgeen is gevorderd. De extra tijd kan door de gemeente worden benut om een oplossing te vinden voor de opslag van de privébezittingen van diegenen die gebruik willen (gaan) maken van de aangeboden BBB-voor-ziening.
4.8.
De door eisers gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat de Staat gevolg zal geven aan dit vonnis.
4.9.
Nu beide partijen (deels) in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren als na te melden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de Staat, en via haar de Officier van Justitie te Amsterdam, om voor 1 mei 2015 op strafrechtelijke gronden tot ontruiming van de Kralenbeek 100 te Amsterdam Zuidoost over te gaan,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. S. van Excel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑02‑2015