Rb. Zutphen, 15-03-2005, nr. 06/080191-04
ECLI:NL:RBZUT:2005:AT0311
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
15-03-2005
- Zaaknummer
06/080191-04
- LJN
AT0311
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2005:AT0311, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 15‑03‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 15‑03‑2005
Inhoudsindicatie
De rechtbank te Zutphen heeft de 38-jarige M.S. uit Utrecht een gevangenisstraf van 10 jaar en TBS met dwangverpleging opgelegd voor de ontvoering en het herhaalde verkrachten van een 13-jarig meisje uit Eibergen op 23 mei 2004. Ook is hij veroordeeld voor een in Duitsland ondernomen poging tot ontvoering van een 15-jarig meisje en het plegen van ontucht met een 14-jarig meisje in Voorschoten. De rechtbank heeft een straf opgelegd gelijk aan hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Bij de strafmotivering heeft de rechtbank het advies van de deskundigen van het PBC overgenomen. M.S. is een man met een ernstige gemengde persoonlijkheidsstoornis, met borderline, narcistische en antisociale kenmerken, maar ook met afhankelijke en vermijdende kanten. M.S. is voortdurend op zoek naar geïdealiseerde relaties met meisjes of jonge vrouwen, waarbij hij slechts oog heeft voor zijn eigen belangen. De kans dat veroordeelde zich in de toekomst opnieuw aan dergelijke feiten schuldig zal maken wordt groot geacht. De bewezenverklaarde feiten worden hem in verminderde mate toegerekend. Opvallend is dat er grote overeenkomsten bestaan tussen delicten die hij in het verleden heeft begaan en de huidige delicten. Zoals ook in het PBC-rapport staat beschreven, speelden ook bij die vroegere delicten frustratie, krenking/woede, bedreiging (verbaal of door middel van een mes) en alcoholgebruik een rol. Hij heeft zich nu wederom schuldig gemaakt aan dit soort ernstige feiten, waarvan drie jonge meisjes het slachtoffer zijn geworden. In die samenhang bezien acht de rechtbank, mede gelet op het strafblad van M.S. en de strafoplegging in vergelijkbare zaken, een straf als door de officier van justitie gevorderd passend. De rechtbank heeft de advocaat niet gevolgd in zijn verzoek tot strafvermindering in verband met de grote media-aandacht voor deze zaak.
Partij(en)
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/080191-04
Uitspraak d.d.: 15 maart 2005
tegenspraak / dip - oip (2x)
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2005.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
hij in de periode van 23 mei 2004 tot en met 24 mei 2004 in de gemeente
Eibergen en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, opzettelijk [slachteroffer A.]
[geboortedatum] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk wederrechtelijk die
[slachtoffer A.]:
- -
onder dreiging van een mes van de fiets getrokken,
- -
onder dreiging van een mes (aan haar bovenlichaam en/of schouder) in de auto
getrokken/geduwd/gegooid en/of
- -
onder dreiging van een mes in de (afgesloten) auto gehouden;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
- 2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2004 tot
en met 24 mei 2004 in de gemeente(n) Gronau en/of Steinfurt, althans in
Duitsland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging
met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachteroffer A.] heeft gedwongen tot het
(telkens) ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A.],
hebbende verdachte
- -
die [slachtoffer A.] "getongzoend" en/of
- -
zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer A.] geduwd/gebracht/gehouden en/of
- -
zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer A.] geduwd/gebracht/gehouden
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- -
misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer A.]
- (leeftijdsverschil)
en/of
- -
die [slachtoffer A.] van de vrijheid beroofd heeft (gehouden) en/of
- -
die [slachtoffer A.] (telkens) onder bedreiging van een mes en/of de druk van eerdere
bedreiging heeft gehouden en/of
- -
(daarbij) tegen die [slachtoffer A.] heeft gezegd: "Ik wil niet dat je zegt dat het pijn
doet anders doe ik je wat" en/of die [slachtoffer A.] te verbieden geluid te maken en/of te
schreeuwen en/of
- -
(vervolgens) zijn hand op de mond van die [slachtoffer A.] heeft gelegd en/of heeft
gehouden en/of
- -
(met kracht en/of geweld) met zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer A.]
is gedrongen en/of
- (aldus)
voor die [slachtoffer A.] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2004 tot
en met 24 mei 2004 in de gemeente(n) Gronau en/of Steinfurt, althans in
Duitsland, met [slachteroffer A.], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A.],
hebbende verdachte
- -
die [slachtoffer A.] "getongzoend" en/of
- -
zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer A.] geduwd/gebracht/gehouden en/of
- -
zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer A.] geduwd/gebracht/gehouden
art 245 Wetboek van Strafrecht
- 3.
hij op of omstreeks 15 februari 2004 in de gemeente Voorschoten door geweld of
- (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer B.] [geboortedatum] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer B.], hebbende verdachte:
- -
die [slachtoffer B.] aan haar vagina gelikt en/of
- -
die [slachtoffer B.] getongzoend en/of
- -
zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer B.] gestoken/gebracht/geduwd en/of
- -
zijn penis in de vagina van die [slachtoffer B.] gestoken/gebracht/geduwd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- -
tezamen met die [slachtoffer B.] op een bankje in het park zat,
- -
aan die [slachtoffer B.] vroeg of zij sex met hem wilde, waarop die [slachtoffer B.] antwoordde
dat ze dat niet wilde,
- -
de hand van die [slachtoffer B.] heeft vastgepakt/vastgehouden (zodat die [slachtoffer B.] niet
weg kon lopen/komen),
- -
de benen van die [slachtoffer B.] uit elkaar heeft gedaan/geduwd/gehouden en hij,
verdachte, voor die [slachtoffer B.] (op de grond) op zijn knieën ging en/of bleef
zitten, waarbij hij de hand van die [slachtoffer B.] bleef vasthouden (zodat die
[slachtoffer B.] niet weg kon lopen/komen) en/of
- -
misbruik heeft gemaakt van het grote leeftijdsverschil (verdachte was 37
jaar en [slachtoffer B.] was 14 jaar) en/althans misbruik heeft gemaakt van zijn uit
- (andere)
feitelijke en/of fysieke verhoudingen voortvloeiende overwicht,
en (aldus) voor die [slachtoffer B.] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 15 februari 2004 in de gemeente Voorschoten met [slachtoffer B.]
[geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
sexueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer B.], hebbende verdachte:
- -
die [slachtoffer B.] aan haar vagina gelikt en/of
- -
die [slachtoffer B.] getongzoend en/of
- -
zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer B.] gestoken/gebracht/geduwd en/of
- -
zijn penis in de vagina van die [slachtoffer B.] gestoken/gebracht/geduwd;
art 245 Wetboek van Strafrecht
- 4.
hij op of omstreeks 23 mei 2004 in de gemeente Ahaus, althans in Duitsland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer C. ]
wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat
opzet
- -
langzaam (met de auto) naast die [slachtoffer C. ] is blijven rijden/heeft gereden
en/of
- -
(vervolgens) slingerend naast/voorbij die [slachtoffer C. ] is blijven rijden/heeft
gereden en/of
- -
de auto plotseling heeft gestopt (door de auto dwars over de weg te zetten)
en/of
- -
uit de auto is gesprongen/gegaan en hierbij meermalen, althans eenmaal,
heeft geroepen: "Mitkommen", waarbij verdachte aan die [slachtoffer C. ] een mes toonde/
voorhield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank acht hier met name niet bewezen de voor een bewezenverklaring vereiste dwang. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Motivering bewezenverklaring
Deze bewezenverklaring is onder meer gebaseerd op:
- *
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- *
de verklaring (aangifte) van [[slachtoffer A.]] d.d. 27 mei 2004 (studioverhoor);
- *
de verklaring (aangifte) van [slachtoffer B.] d.d. 14 juni 2004;
- *
de verklaring (aangifte) van [slachtoffer C.] d.d. 23 mei 2004 en haar aanvullende verklaring d.d. 24 mei 2004.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
- 1.
hij in de periode van 23 mei 2004 tot en met 24 mei 2004 in de gemeente Eibergen en elders in Nederland en in Duitsland, opzettelijk [slachtoffer A.] [geboortedatum] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk wederrechtelijk die [slachtoffer A.]:
- -
onder dreiging van een mes van de fiets getrokken,
- -
onder dreiging van een mes aan haar bovenlichaam en/of schouder in de auto
getrokken/geduwd/gegooid en
- -
onder dreiging van een mes in de (afgesloten) auto gehouden;
- 2.
hij op tijdstippen in de periode van 23 mei 2004 tot en met 24 mei 2004 in Duitsland, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer A.] heeft gedwongen tot het telkens ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A.], hebbende verdachte
- -
die [slachtoffer A.] "getongzoend" en
- -
zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer A.] geduwd/gebracht/gehouden en
- -
zijn penis in de mond en vagina van die [slachtoffer A.] geduwd/gebracht/gehouden
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- -
misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op die [slachtoffer A.] (leeftijdsverschil) en
- -
die [slachtoffer A.] van de vrijheid beroofd heeft gehouden en
- -
die [slachtoffer A.] onder bedreiging van een mes of de druk van eerdere bedreiging heeft gehouden en
- -
(daarbij) tegen die [slachtoffer A.] heeft gezegd: "Ik wil niet dat je zegt dat het pijn doet anders doe ik je wat" en die [slachtoffer A.] te verbieden geluid te maken en/of te schreeuwen en
- -
zijn hand op de mond van die [slachtoffer A.] heeft gelegd en/of heeft gehouden en
- -
(met kracht of geweld) met zijn penis in de vagina en mond van die [slachtoffer A.] is gedrongen
en aldus voor die [slachtoffer A.] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
- 3.
hij op 15 februari 2004 in de gemeente Voorschoten met [slachtoffer B.] [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer B.], hebbende verdachte:
- -
die [slachtoffer B.] aan haar vagina gelikt en
- -
die [slachtoffer B.] getongzoend en
- -
zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer B.] gestoken/gebracht/geduwd.
- 4.
hij op 23 mei 2004 in de gemeente Ahaus, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer C. ] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en beroofd te houden, met dat opzet
- -
langzaam met de auto naast die [slachtoffer C. ] heeft gereden
en
- -
vervolgens slingerend voor die [slachtoffer C. ] heeft gereden
en
- -
de auto plotseling heeft gestopt door de auto dwars over de weg te zetten
en
- -
uit de auto is gegaan en hierbij meermalen heeft geroepen: "Mitkommen", waarbij verdachte aan die [slachtoffer C. ] een mes toonde/voorhield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
2 primair: verkrachting, meermalen gepleegd;
3 subsidiair: met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
4: poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door A.T.Spangenberg, psycholoog, en P.K.J.Ronhaar, psychiater, beiden werkzaam bij het Pieter Baan Centrum (Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht), welk rapport is gedateerd 18 februari 2005.
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat de onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, dat deze feiten - indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte het net 13-jarige meisje uit Eibergen, nadat hij haar onder bedreiging met een mes had ontvoerd, nog steeds onder die dreiging ettelijke malen seksueel heeft misbruikt op een manier als door het meisje in haar aangifte is weergegeven. Buitengewoon stuitend vindt de rechtbank het dat verdachte het meisje, niet lang nadat hij haar had ontmaagd - wat ernstige bloedingen had veroorzaakt - heeft gedwongen hem opnieuw oraal te bevredigen. Bovendien rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij het meisje tijdens de veertig uur durende vrijheidsberoving enkele malen heeft vernederd en haar eten en voldoende drinken heeft onthouden. Dat hetgeen het meisje heeft moeten meemaken nog lange tijd, en wellicht haar hele leven diepe sporen zal nalaten, behoeft geen betoog en blijkt overigens al uit de door haar raadsvrouw ter terechtzitting overgelegde verklaring.
Verder had verdachte kort tevoren geprobeerd een meisje in Ahaus te ontvoeren, wat voor haar en haar vriendinnetje een zeer schokkende ervaring is geweest en grote opschudding tot gevolg heeft gehad.
Bovendien had verdachte zich in februari 2004 reeds schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje.
Uit de over verdachte - in aanluiting op de eerdere rapportage van het PBC van 12 juli 1995 - uitgebrachte multidisciplinaire rapportage van het PBC blijkt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende. Verdachte is een man met een ernstige gemengde persoonlijkheidsstoornis, met borderline, narcistische en antisociale aspecten, maar ook met afhankelijke en vermijdende aspecten. Hij is voordurend op zoek naar geïdealiseerde relaties met meisjes of jonge vrouwen. Hij heeft daarbij slechts oog voor zijn eigen belangen en weet zijn sterk egocentrische inslag te verbloemen.
Een belangrijk aspect van zijn stoornis is de snel optredende contactuele vertekening, waarin zijn interpretatie van (voorvallen in) de realiteit gelijk staan met de feitelijke realiteit. Verdachte poogt onbewust om de externe wereld voor hem passend te maken, hetgeen er toe leidt dat hij veelvuldig neigt tot liegen, zodanig dat hij er zelf in gaat geloven. Hij laat zich in het leven vooral leiden door basale driften.
Deze persoonlijkheidsconstellatie is terug te voeren op verdachtes vroege jeugd, waarin sprake was van een affectieve en pedagogische verwaarlozing en onveilige hechting.
Door de manier waarop verdachte in het leven staat, is de kans op teleurstellingen groot.
Dit leidt bij hem tot irritatie en uiteindelijk tot boosheid en verwijten naar anderen, zonder dat hij daar een constructieve wending aan kan geven. Hij is geneigd dergelijke gevoelens te dempen door alcoholgebruik. De oorsprong van zijn recidiverende alcoholafhankelijkheid ligt in zijn persoonlijkheidsstoornis (het dempen van onlustgevoelens), maar het leidt bij hem al snel tot afhankelijkheid. Onder invloed van alcohol is hij rechtstreekser in het realiseren van zijn behoeftes en is hij meer geneigd tot alles-of-nietsstrategieën.
Verdachte is op 8 juni 1998 in de Forensisch Psychiatrische Kliniek Oldenkotte opgenomen in het kader van een hem op 21 december 1995 door het gerechtshof te Arnhem opgelegde TBS-maatregel met verpleging van overheidswege.
In de loop van de tijd zijn de verschillende elementen van verdachtes persoonlijkheidsstoornis soms verschillend gewogen, zonder dat nu de indruk bestaat dat er een wezenlijk andere kijk is op zijn problematiek. De problematiek is in de loop van de tijd niet verbeterd, maar eerder verslechterd doordat hij zijn problemen heeft weten te camoufleren.
Opvallend zijn de grote overeenkomsten tussen de delicten waarvoor verdachte in 1995 door het gerechtshof is veroordeeld en de delicten waarvan hij thans wordt verdacht.
Bij de huidige ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 speelden dezelfde elementen (woede, alcohol, neiging tot symbiose en seksuele handelingen) een grote rol. In de verkrachtingen ligt de (geseksualiseerde) woede besloten jegens de tbs-klinieken, omdat hij zich langdurig gedwarsboomd heeft gevoeld door de klinieken waar hij verbleef (Dr. Meijers Instituut en “Oldenkotte”).
De kans dat hij zich opnieuw schuldig zal maken aan verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving wordt door de deskundigen groot geacht.
Verdachte zal vanuit zijn neiging tot symbiotische relatievorming contacten blijven zoeken met meisjes / jonge vrouwen. Hij zal deze contacten inkleuren naar zijn eigen behoeften en zal deze zeer snel seksualiseren. De kans dat hij opnieuw op agressieve wijze bezit neemt van een meisje of vrouw wordt door de deskundigen eveneens groot geacht, vooral - maar niet
uitsluitend - wanneer bij hem sprake is van een onderliggende boosheid of woede en hij zich te kort gedaan voelt.
Geadviseerd wordt verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, met bevel tot verpleging van overheidswege.
Met de beschouwingen en de daarop gebaseerde conclusies en het advies als weergegeven in voormelde rapportage kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en voormelde rapportage is gebleken dat de veiligheid van anderen, danwel de algemene veiligheid van personen, zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege van verdachte eist. Het gaat onder meer om misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal derhalve de terbeschikking-stelling met bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd gelasten.
Verweer ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
Door de raadsman van verdachte is bepleit dat enige strafvermindering zal worden toegepast, aangezien er sprake is van een verzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Uit de stukken blijkt immers dat de officier van justitie op 23 juli 2004 gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om verdachte te bevelen mee te werken aan een afname van celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek (ex artikel 151b van het Wetboek van Strafvordering). Verdachte is in dat kader evenwel niet gehoord en hij is evenmin gewezen op zijn recht om zich door een raadsman te doen bijstaan.
De rechtbank is van oordeel dat hier weliswaar sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek, maar dat dit verzuim niet zodanig is dat dit tot enig rechtsgevolg moet leiden als door de raadsman beoogd.
Niet is gebleken dat verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.
Overigens kan niet worden gezegd dat het gegeven bevel niet in het belang van het onderzoek was. De enkele bekentenis op dat moment - zoals door de raadsman gesteld - sluit niet uit dat verdachte in een later stadium daarop terugkomt.
Invloed publiciteit op de strafmaat
Door de raadsman is aangevoerd dat er door de media veel (negatieve) aandacht is besteed aan de persoon van verdachte, hetgeen zou behoren te leiden tot strafvermindering.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Mede dankzij de aandacht van de zijde van de Nederlandse en Duitse media kon tot aanhouding van verdachte worden overgegaan. Het is de rechtbank niet gebleken, dat deze aandacht onevenredig was gelet op de ernst van de vermoedelijk begane feiten en het daarmee samenhangende belang van een spoedige beëindiging daarvan. Verdachte heeft als terbeschikkinggestelde door de ontvoering van het “meisje uit Eibergen” vanuit Nederland naar Duitsland de aandacht van de media over zichzelf afgeroepen. Hij is daarmee doorgegaan door vanuit het huis van bewaring contacten te leggen met het “meisje uit Voorschoten”.
De raadsman heeft meer in het bijzonder betoogd dat uitspraken van politici en de brief van de minister van justitie aan de Tweede Kamer zouden behoren te leiden tot strafvermindering. De rechtbank deelt deze opvatting niet. Tijdens het openbare onderzoek ter zitting zouden immers toch de persoonlijke omstandigheden van verdachte aan de hand van de justitiële documentatie en het rapport van het Pieter Baan Centrum aan de orde komen. De door de raadsman gestelde schending van de privacy voorafgaande aan het onderzoek ter zitting - zo daarvan al sprake zou zijn geweest - behoort, gelet op het hiervoor overwogene inzake het door verdachte over zichzelf afroepen van de aandacht in de media, niet te leiden tot enige strafvermindering.
Strafmaat
Aangezien de bewezen verklaarde feiten, zij het in verminderde mate, aan verdachte kunnen worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf naast de vermelde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op zijn plaats is. Zij heeft daarbij in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde delicten, terzake waarvan een maximale strafoplegging van 16 jaren mogelijk is. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij
- -
op 19 september 1990 is veroordeeld door deze rechtbank tot een gevangenisstraf van 3 jaar en zes maanden terzake van onder meer het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting en
- -
op 21 december 1995 door het gerechtshof te Arnhem is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging terzake van onder meer verkrachting, meermalen gepleegd, en bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht.
Gelijk gezegd zijn de grote overeenkomsten tussen die vroegere en de huidige delicten opvallend. Zoals ook in het PBC-rapport staat beschreven speelden ook toen frustratie, krenking/woede, bedreiging (verbaal of door middel van een mes) en alcoholgebruik een rol.
Verdachte heeft zich nu voor de derde keer schuldig gemaakt aan dit soort ernstige delicten en maakt keer op keer en in toenemende mate slachtoffers.
In die samenhang bezien acht de rechtbank, ook in vergelijking met de strafoplegging in vergelijkbare zaken, een straf als door de officier van justitie gevorderd passend.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder parketnummer 06/080191-04, nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Het gaat daarbij om de navolgende feiten:
- -
verduistering/diefstal Skoda Octavia, kenteken [kenteken], op 21 mei 2004 te Deventer, gemeente Deventer;
- -
verduistering/diefstal Mercedes 220D, kenteken [kenteken], op 21 mei 2004 te Laren, gemeente Lochem;
- -
verduistering (benzine) met Skoda Octavia, op 21 mei 2004 te Laren, gemeente Lochem.
Vordering tot schadevergoeding
Nu ter terechtzitting de namens de benadeelde partij [[slachtoffer A.]] ingediende (symbolische) vordering tot schadevergoeding - nadat deze was voldaan - is ingetrokken, kan deze verder buiten beschouwing worden gelaten.
In beslag genomen voorwerpen
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan de feiten 1, 2 en 4 zijn begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu zich daartegen geen strafvorderlijk belang verzet, zal de teruggave worden gelast van de hierna te noemen voorwerpen aan de veroordeelde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt de verbeurdverklaring van het na te noemen in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- -
een mes (nr. 1014 op de lijst van stukken van overtuiging (pag. 145/147 en 151 behorend bij het proces-verbaal van de politie District Achterhoek/Winterswijk d.d. 8 juli 2004, nr. PL0651/04-285838).
Gelast de teruggave van de na te noemen in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de veroordeelde:
- -
administratie (kennisgeving van inbeslagneming d.d. 3 juni 2004, pagina 267);
- -
18 cassettebandjes (kennisgeving van inbeslagneming d.d. 3 juni 2004, pagina 267);
- -
nummers 15 t/m 23 op de lijst van stukken van overtuiging, pag. 145/147 en 151, behorend bij het proces-verbaal van de politie District Achterhoek/Winterswijk d.d. 8 juli 2004, nr. PL0651/04-285838).
Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Van Hoorn en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 maart 2005. Mr. Van Hoorn voornoemd is buiten staat mede te ondertekenen.