Einde inhoudsopgave
Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel 2.3.6a Gebruik persoonsgebonden nummer door bevoegd gezag
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2020
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 234 (uitgifte: 08-07-2020, kamerstukken: 35252)
- Inwerkingtreding
01-08-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-2020, Stb. 2020, 276 (uitgifte: 22-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Het bevoegd gezag kan het persoonsgebonden nummer van een vavo-student gebruiken in het verkeer met de vavo-student op wie het nummer betrekking heeft.
2.
Vervallen.
3.
Vervallen.
4.
Het bevoegd gezag gebruikt bij de opgave aan burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 8.0.2, eerste lid, en artikel 8.1.8, eerste lid, het persoonsgebonden nummer van de betrokkene.
5.
Vervallen.
6.
Het bevoegd gezag gebruikt het persoonsgebonden nummer van een vavo-student aan een opleiding in het kader van de uitvoering van subsidieregelingen van het Europees Sociaal Fonds.
7.
Het bevoegd gezag gebruikt het persoonsgebonden nummer van een vavo-student in het contact met een andere instelling of een school of instelling voor ander onderwijs ten behoeve van de in- en uitschrijving van die vavo-student of ten behoeve van het volgen van onderwijs in een samenwerkingscollege. Onder dit contact wordt mede begrepen de uitwisseling van leergegevens en direct met het leren samenhangende begeleidingsgegevens. Bij algemene maatregel van bestuur worden de gegevens, bedoeld in de vorige volzin, gespecificeerd.
8.
Het bevoegd gezag verstrekt geen persoonsgebonden nummer van een vavo-student ter uitvoering van artikel 107, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, anders dan ter nakoming van verplichtingen als referent in de zin van artikel 1 van die wet.
9.
Het bevoegd gezag kan het persoonsgebonden nummer van een vavo-student eenmalig gebruiken ten behoeve van het genereren van een pseudoniem voor deze vavo-student met het oog op het bieden van voorzieningen in het kader van het onderwijs en de begeleiding van vavo-studenten. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het pseudoniem wordt bewaard in de systemen waarin de vavo-studenten zijn geregistreerd.
10.
Het bevoegd gezag kan het pseudoniem, bedoeld in het negende lid, gebruiken voor het genereren van een ander pseudoniem voor een vavo-student in het kader van de toegang tot en het gebruik van digitale leermiddelen of het digitaal afnemen van toetsen en examens, waarbij het bevoegd gezag er zorg voor draagt dat dit andere pseudoniem wordt bewaard in de systemen waarin de vavo-studenten zijn geregistreerd. Dit andere pseudoniem wordt uitsluitend verstrekt aan een leverancier die een digitaal product of een digitale dienst aanbiedt bestaande uit leerstof of toetsen en de daarmee samenhangende digitale diensten.
11.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere gevallen worden aangewezen dan het geval, bedoeld in het tiende lid, waarvoor het bevoegd gezag op basis van het pseudoniem, bedoeld in het negende lid, een ander pseudoniem kan genereren.
Daarbij worden in ieder geval de categorieën van ontvangers van dit andere pseudoniem aangewezen.
12.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de voorwaarden waaronder de pseudoniemen, bedoeld in het negende tot en met het elfde lid, kunnen worden gegenereerd en gebruikt. Deze voorwaarden betreffen in ieder geval de duur en de beveiliging, waaronder de gescheiden opslag van de pseudoniemen.
13.
De in het zevende lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.