RAR 2017/27
Voorwaardelijke ontbinding. In hoeverre is voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst na invoering van de WWZ nog mogelijk?
HR 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2998
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 december 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
16/02674
- Conclusie
A-G mr. L.A.D. Keus
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS925265:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2998, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:998, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑10‑2016
- Wetingang
Essentie
Voorwaardelijke ontbinding. Prejudiciële vraag. Bewijsrecht.
In hoeverre is voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst na invoering van de WWZ nog mogelijk? Is het bewijsrecht in volle omvang van toepassing in de ontbindingsprocedure?
Samenvatting
Werknemer is op 1 september 2007 in dienst getreden bij Mediant als Verpleegkundige Gestructureerd Wonen. Op 26 februari 2016 is hij op staande voet ontslagen, wegens - zo vermeldt de ontslagbrief - seksueel overschrijdend gedrag, fysiek geweld, verbale agressie en denigrerend pestgedrag. Werknemer verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet. Mediant heeft een verweerschrift ingediend, tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek, strekkende tot (voorwaardelijke) ontbinding van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.