HR, 26-11-2013, nr. 13/03296
ECLI:NL:HR:2013:1428
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-11-2013
- Zaaknummer
13/03296
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1428, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑11‑2013; (Herziening)
Aanvraag tot herziening van: ECLI:NL:GHARN:2008:BD9335, Afwijzing
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Herziening. De HR wijst de aanvraag tot herziening af.
Partij(en)
26 november 2013
Strafkamer
nr. 13/03296 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 6 augustus 2008, nummer 21/002965-07, ingediend door mr. J.W.H. Peters, advocaat te Amersfoort, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep, met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Zutphen van 26 juni 2007, de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden ter zake van:
1. en 2.:
- voor de periode tot en met 31 december 1997 - telkens: Feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
- voor de periode vanaf 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000 - telkens:
Feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, (de Hoge Raad leest:) terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
- voor de periode vanaf 1 januari 2001 tot en met 29 februari 2004 - telkens:
Feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
3. en 4. telkens:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het tegen dit arrest ingestelde beroep in cassatie is - afgezien van strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn - verworpen bij arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2011.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat uit de conclusies van de bij de aanvraag gevoegde op 1 november 2012 door [betrokkene 1], opgemaakte "Rapportage [aanvrager]" kan worden afgeleid dat de verklaringen van getuige-deskundige M. Smeets ten onrechte zijn gebruikt "als het essentiële steunbewijs om aan de aangetroffen onregelmatigheden strafbaarheid te koppelen", waardoor sprake is van een (nieuw) gegeven in de hiervoor onder 3.1 bedoelde zin.
3.3.
De inhoud van de voornoemde rapportage - waarin door de opsteller ervan met name een mogelijke verklaring voor het structurele verschil tussen de zogeheten 'Z-afslagen' en de geboekte omzet in de kasboeken wordt aangevoerd - kan, beschouwd in het licht van de inhoud van de overige door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld. Anders dan in de aanvraag wordt betoogd, heeft het Hof de bewezenverklaring niet vooral of uitsluitend doen steunen op de verklaring van de getuige-deskundige Smeets, doch heeft het deze blijkens diens in de aanvulling op het arrest opgenomen bewijsoverweging tevens in belangrijke mate doen steunen op de inhoud van de verklaring van [betrokkene 2] en op de inhoud van de administratie waaruit blijkt dat diverse bedragen in contanten bij een Duitse bank zijn gestort, welke stortingen niet zijn aangetroffen in de financiële administratie van de ondernemingen van de aanvrager en waaromtrent de aanvrager bij zijn verhoren geen helderheid heeft verschaft.
3.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2013.
Mr. Balkema is buiten staat dit arrest te ondertekenen.