Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
Protocol 19
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1994
- Bronpublicatie:
02-05-1992, Trb. 1992, 132 (uitgifte: 11-09-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-12-1993, Trb. 1993, 203 (uitgifte: 31-12-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
betreffende zeevervoer
De overeenkomstsluitende partijen passen de in Verordeningen (EEG) nrs. 4057/86 en 4058/86 van de Raad en Beschikking 83/573/EEG van de Raad bedoelde maatregelen of andere soortgelijke maatregelen niet op elkaar toe indien het acquis met betrekking tot het zeevervoer als vermeld in de Overeenkomst volledig wordt toegepast.
De overeenkomstsluitende partijen streven ernaar hun optreden en maatregelen ten aanzien van derde landen en ondernemingen uit derde landen op het gebied van het zeevervoer als volgt te coördineren :
- 1.
Indien een overeenkomstsluitende partij besluit toezicht te houden op de activiteiten van bepaalde derde landen op het gebied van de vrachtvaart, dan stelt zij het Gemengd Comité van de EER daarvan in kennis en kan zij andere overeenkomstsluitende partijen voorstellen aan dit optreden mede te werken.
- 2.
Indien een overeenkomstsluitende partij besluit diplomatieke stappen te zetten bij een derde land als antwoord op een beperking of een dreiging tot beperking van de vrije toegang tot lading in het zeevervoer, dan stelt zij het Gemengd Comité van de EER daarvan in kennis. De overige verdragsluitende partijen kunnen besluiten zich bij deze diplomatieke stappen aan te sluiten.
- 3.
Indien een van de overeenkomstsluitende partijen van plan is maatregelen te nemen of op te treden tegen een derde land en/of rederijen uit derde landen om te reageren op onder meer oneerlijke tariefpraktijken van bepaalde rederijen uit derde landen in het internationale lijnvervoer van goederen of op beperkingen of de dreiging tot beperking van de vrije toegang tot lading in het zeevervoer, dan brengt zij het Gemengd Comité van de EER daarvan op de hoogte. In voorkomend geval mag de overeenkomstsluitende partij die de procedure inleidt de overige overeenkomstsluitende partijen om samenwerking hierbij verzoeken.
De overige overeenkomstsluitende partijen mogen besluiten dezelfde maatregelen te nemen of acties te ondernemen voor hun eigen rechtsgebied. Indien de door een overeenkomstsluitende partij vastgestelde maatregelen of acties worden ontweken via het grondgebied van andere overeenkomstsluitende partijen die dergelijke maatregelen of acties niet hebben vastgesteld, kan de overeenkomstsluitende partij waarvan de maatregelen of acties worden ontweken passende maatregelen nemen om deze situatie te verhelpen.
- 4.
Indien een van de overeenkomstsluitende partijen van plan is te onderhandelen over vrachtverdelingsregelingen als omschreven in artikel 5, lid 1, en artikel 6 van Verordening (EEG) van de Raad nr. 4055/86 (PB nr. L 378, 31.12.1986, blz. 1) of de bepalingen van deze verordening uit te breiden tot onderdanen van een derde land als bedoeld in artikel 7 daarvan, dan stelt zij het Gemengd Comité van de EER daarvan in kennis.
Indien een of meer van de overige overeenkomstsluitende partijen bezwaren maken tegen het voorgenomen optreden, dan zal binnen het Gemengd Comité van de EER naar een bevredigende oplossing worden gezocht. Indien de overeenkomstsluitende partijen het niet eens worden, kunnen passende maatregelen worden genomen. Indien er geen andere mogelijkheid is, kunnen deze maatregelen bestaan in de opheffing tussen de overeenkomstsluitende partijen van het bij artikel 1 van de verordening ingestelde beginsel van het vrij verrichten van diensten inzake zeevervoer.
- 5.
Indien mogelijk dient de in de punten 1 tot en met 4 bedoelde kennisgeving tijdig te worden gedaan ten einde de overeenkomstsluitende partijen in staat te stellen hun optreden te coördineren.
- 6.
Op verzoek van een overeenkomstsluitende partij kan tussen de overeenkomstsluitende partijen overleg plaatsvinden over scheepvaartaangelegenheden die in internationale organisaties worden behandeld, over de diverse aspecten van de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de overeenkomstsluitende partijen en derde landen op scheepvaartgebied en over de functionering van bilaterale of multilaterale overeenkomsten die op dit gebied zijn gesloten.