Besluit 94/800/EG betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986–1994) voortvloeiende overeenkomsten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 23-12-1994
- Bronpublicatie:
22-12-1994, PbEG 1994, L 336 (uitgifte: 23-12-1994, regelingnummer: 94/800/EG)
- Inwerkingtreding
23-12-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-1994, PbEG 1994, L 336 (uitgifte: 23-12-1994, regelingnummer: 94/800/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Agrarisch recht (V)
Vervoersrecht / Algemeen
EU-recht / Instituties
EU-recht / Marktintegratie
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Europees belastingrecht (V)
Besluit van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986–1994) voortvloeiende overeenkomsten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 43, 54, 57, 66, 75, 84, lid 2, 99, 100, 100 A, 113, 235, juncto artikel 228, lid 3, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien de instemming van het Europees Parlement (2),
Overwegende dat de multilaterale handelsbesprekingen die in het kader van de GATT zijn geopend ingevolge de Ministeriële Verklaring van Punta del Este van 20 september 1986, hebben geleid tot de vaststelling van de Slotakte waarin de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde zijn vastgelegd;
Overwegende dat de vertegenwoordigers van de Gemeenschap en de Lid-Staten op 15 april 1994 te Marrakech de Slotakte waarin de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde zijn vastgelegd en, onder voorbehoud van sluiting, de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie hebben ondertekend;
Overwegende dat het geheel van wederzijdse concessies en verbintenissen dat de Commissie namens de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten heeft bedongen, als neergelegd in de in de Slotakte opgenomen multilaterale overeenkomsten, een over het geheel genomen bevredigend en evenwichtig resultaat vormt;
Overwegende dat daarnaast een deel van de concessies en verbintenissen die door de Commissie, namens de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, en een aantal aan de handelsbesprekingen deelnemende landen zijn bedongen, in de vorm van bepaalde plurilaterale overeenkomsten in bijlage 4 van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie is opgenomen;
Overwegende dat met Uruguay via bilaterale besprekingen in de marge van de Uruguay-Ronde een aantal van die concessies en verbintenissen betreffende rundvlees tot stand is gekomen;
Overwegende dat de bevoegdheid van de Gemeenschap om internationale overeenkomsten te sluiten niet alleen voortvloeit uit een expliciete toekenning door het Verdrag, maar ook kan voortvloeien uit andere Verdragsbepalingen en in het kader van die bepalingen door de Instellingen van de Gemeenschap genomen besluiten;
Overwegende dat, wanneer communautaire voorschriften zijn vastgesteld om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken, de Lid-Staten buiten het kader van de gemeenschappelijke Instellingen geen verbintenissen mogen aangaan die afbreuk kunnen doen aan bedoelde voorschriften of de draagwijdte ervan kunnen wijzigen;
Overwegende dat een gedeelte van de verbintenissen die vervat zijn in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, met inbegrip van de bijlagen daarvan, krachtens artikel 113 van het Verdrag onder de bevoegdheid van de Gemeenschap valt; dat bovendien bepaalde van de overige verbintenissen van invloed zijn op communautaire voorschriften die op basis van de artikelen 43, 54, 57, 66, 75, 84, lid 2, 99, 100, 100 A en 235 zijn vastgesteld, en derhalve alleen door de Gemeenschap kunnen worden aangegaan;
Overwegende met name dat het gebruik van de artikelen 100 en 235 van het Verdrag als rechtsgrond van dit besluit gerechtvaardigd is voor zover de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, met inbegrip van de bijlagen daarvan, van invloed is op Richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende Lid-Staten (3), Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lid-Staten (4), die op artikel 100 van het Verdrag gebaseerd zijn, en op Verordening (EEG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (5), die op artikel 235 van het Verdrag gebaseerd is;
Overwegende dat nog geen enkel communautair rechtsinstrument is aangenomen op basis van artikel 73 C van het Verdrag;
Overwegende dat de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, met inbegrip van de bijlagen daarvan, niet van dien aard is dat men er zich rechtstreeks voor de rechterlijke instanties van de Gemeenschap of de Lid-Staten op kan beroepen,
BESLUIT: