Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
Artikel 89 Verslaggeving per land
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 29-12-2020.
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/878)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/878)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Met ingang van 1 januari 2015 schrijven de lidstaten voor dat elke instelling jaarlijks de volgende informatie, uitgesplitst naar lidstaat en naar derde land waarin zij een vestiging heeft, op geconsolideerde basis bekendmaakt voor het boekjaar:
- a)
benaming(en), aard van de activiteiten en geografische locatie;
- b)
omzet;
- c)
aantal werknemers in voltijdequivalenten;
- d)
winst of verlies vóór belasting;
- e)
belasting over winst of verlies;
- f)
ontvangen overheidssubsidies.
2.
Onverminderd lid 1 schrijven de lidstaten voor dat de instellingen de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde informatie voor het eerst openbaar maken op 1 juli 2014.
3.
Uiterlijk 1 juli 2014 leggen alle, mondiaal systeemrelevante financiële instellingen, zoals op internationaal niveau bepaald, die beschikken over een vergunning in de Unie, op vertrouwelijke basis aan de Commissie de informatie voor als bedoeld in lid 1, onder d), e) en f). De Commissie verricht na overleg met de EBA, de EIOPA en de ESMA, naar gelang het geval, een algemene beoordeling van de mogelijke negatieve economische gevolgen van de openbaarmaking van dergelijke informatie, onder meer wat betreft de gevolgen ervan voor de concurrentiepositie, de beschikbaarheid van investeringen en kredieten, en de stabiliteit van het financiële stelsel. De Commissie brengt uiterlijk op 31 december 2014 verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad.
Indien de Commissie in haar verslag belangrijke negatieve gevolgen vaststelt, bekijkt zij of een passend wetgevingsvoorstel moet worden ingediend voor wijziging van de in lid 1 bedoelde rapportageverplichtingen en kan zij overeenkomstig artikel 145, onder h), besluiten deze verplichtingen uit te stellen. De Commissie beoordeelt jaarlijks of dit uitstel moet worden voortgezet.
4.
De in lid 1 bedoelde informatie wordt gecontroleerd overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG, en wordt, indien mogelijk, als bijlage bij de jaarlijkse financiële overzichten van de instellingen of, voor zover van toepassing, als bijlage bij de geconsolideerde financiële overzichten van de betrokken instelling bekendgemaakt.
5.
Voor zover toekomstige wetgevingshandelingen van de Unie voorzien in bekendmakingsverplichtingen die verder gaan dan de verplichtingen in dit artikel, komt dit artikel te vervallen en wordt het dienovereenkomstig geschrapt.
6.
Uiterlijk op 1 januari 2021 beoordeelt de Commissie, na raadpleging van de EBA, de Eiopa en de ESMA, of de in lid 1, punten a) tot en met f), bedoelde informatie nog steeds voldoende is, rekening houdend met eerdere effectbeoordelingen, internationale overeenkomsten en wetgevingsontwikkelingen in de Unie, en of er relevante informatievereisten kunnen worden toegevoegd aan lid 1.
Op basis van de raadpleging van de EBA, de Eiopa en de ESMA dient de Commissie uiterlijk op 30 juni 2021 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de in dit lid bedoelde beoordeling en dient zij, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.