HR, 31-01-2017, nr. 16/05385
ECLI:NL:HR:2017:123
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31-01-2017
- Zaaknummer
16/05385
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:123, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑01‑2017; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0095
Uitspraak 31‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Herziening. Aanvrager is veroordeeld t.z.v. een snelheidsovertreding en stelt in de aanvraag, onderbouwd met schriftelijke verklaringen van hem zelf, dat deze overtreding niet door hem maar door een ander is begaan. Van het in de aanvraag aangevoerde kan niet worden gezegd dat de Ktr daarmee niet bekend was. Aanvraag kennelijk ongegrond.
Partij(en)
31 januari 2017
Strafkamer
nr. S 16/05385 H
KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Den Haag, locatie Leiden, van 22 augustus 2016, nummer 96/182692-15, ingediend door S. Wortel, advocaat te Utrecht, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 62 jo. bord A1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990" veroordeeld tot een geldboete van € 840,-, subsidiair 16 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft voorts kennisgenomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvraag.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
De aanvraag heeft betrekking op een vonnis waarbij de aanvrager is veroordeeld ter zake van een op 3 december 2014 te Alphen aan den Rijn met een personenauto met kenteken [AA-00-AA] begane snelheidsovertreding. In de aanvraag wordt gesteld dat deze overtreding niet door de aanvrager maar door een ander is begaan. Ter staving van deze stelling heeft de aanvrager onder meer kopieën overgelegd van een drietal schriftelijke verklaringen van de aanvrager, inhoudende telkens dat niet hij de bestuurder was op het moment van het strafbare feit, zulks met opgave van de naam, het adres en de geboortedatum van de daadwerkelijke bestuurder.
3.3.
Van het in de aanvraag aangevoerde kan niet worden gezegd dat de Kantonrechter daarmee niet bekend was.
In het dossier waarover de Kantonrechter de beschikking had, bevinden zich immers:
(i) een door de aanvrager ingevuld en ondertekend antwoordformulier van 28 januari 2015 gericht aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) dat inhoudt dat niet hij de bestuurder was op het moment van het strafbare feit, maar dat het voertuig op dat moment werd bestuurd door [betrokkene 1] , geboortedatum [...] - [...] -1961, [a-straat 1] , [plaats] ;
(ii) een brief van de aanvrager van 4 mei 2015 gericht aan het CJIB die inhoudt dat hij reeds op 28 januari 2015 het hiervoor bedoelde antwoordformulier aan het CJIB had gezonden en dat hij dit formulier als bijlage bij deze brief heeft gevoegd;
(iii) een brief van de aanvrager van 14 juli 2016 gericht aan het Parket Centrale Verwerkingseenheid van het Openbaar Ministerie die inhoudt de bekendmaking van de gegevens van de bestuurder, te weten [betrokkene 2] , geboortedatum [...] - [...] -1957, [a-straat 1] , [plaats] .
3.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2017.