NJ 1913, p. 958
HR, 21-04-1913
HR 21-04-1913, ECLI:NL:HR:1913:110
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 april 1913
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman. Raadsheeren: Mrs. A. M. B. Hanlo, A. J. L. Nijpels, J. A. A. Bosch en A. Fentener van Vlissingen.
- Zaaknummer
[21041913./NJ_1913,_p._958]
- Conclusie
Mr. B. Ort
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS118583:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1913:110, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑04‑1913
- Wetingang
(Sv (oud) art. 66 lid 3; Wet van 25 december 1878 S. 222, art. 21.)
Samenvatting
Be omvang van het recht hij art. 66, 3 e lid Sv. toegekend, ook voor zoover,geneeskundigen betreft, moet worden vastgesteld aan de hand van dat art. zelf en niet op grond van overwegingen, ontleend aan den tekst en de wordingsgeschiedenis van den krachtens art. 21 der wet van 25 Bec. 1878 (S. 222) door geneeskundigen af te leggen beroepseed. De verplichting tot geheimhouding, waarvan art. 66 Sv. spreekt berust voor de onderscheiden daargenoemde categorieën op dezelfde gronden, zijnde voor elk harer de eigenaardige eischen van het uitgeoefend beroep. Die eischen van het geneeskundig beroep brengen mede, dat een ieder, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.