Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2014
- Bronpublicatie:
29-01-2014, Stb. 2014, 46 (uitgifte: 31-01-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-02-2014, Stb. 2014, 85 (uitgifte: 21-02-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I, onderdeel E, onder 2, betreffende art. 383, lid 7 t/m 9, onderdeel P, betreffende art. 435, lid 7 t/m 9, en onderdeel AA, onder 3, van de Wet van 16-10-2013, Stb. 414.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
1.
Uit de administratie van de curator blijkt, per 31 december van het voorafgaande jaar:
- a.
het aantal onder curatele gestelden van wie hij curator is,
- b.
het aantal personen door wie hij zijn taken als curator uitoefent,
- c.
voor zover van toepassing, zijn overige bedrijfsmatige of beroepsmatige activiteiten,
- d.
hoeveel klachten er gedurende het desbetreffende jaar zijn ingediend,
- e.
hoeveel klachten gedurende het desbetreffende jaar binnen de in artikel 6, tweede lid, onder c bedoelde termijn zijn afgehandeld, en
- f.
hoeveel klachten gedurende het desbetreffende jaar gegrond zijn verklaard.
2.
Indien een klacht aanleiding is geweest voor een aanpassing in de werkwijze, maakt de curator daar melding van.
3.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders en mentoren.