HR, 08-03-2019, nr. 18/02196
ECLI:NL:HR:2019:190
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-03-2019
- Zaaknummer
18/02196
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:190, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑03‑2019; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Uitspraak 08‑03‑2019
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Partij(en)
8 maart 2019
Nr. 18/02196
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 april 2018, nr. 15/8468 ZW, betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen met betrekking tot de Ziektewet, de Werkloosheidswet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.
Belanghebbende heeft daarenboven een verzoek om wraking ingediend.
Bij beslissing van 1 februari 2019, nr. 19/00157 tot en met 19/00163, ECLI:NL:HR:2019:145, is het verzoek tot wraking buiten behandeling gesteld.
2. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2019.