Rb. Den Haag, 06-06-2016, nr. AWB 16/10664, AWB 16/10669 en AWB 16/10667
ECLI:NL:RBDHA:2016:6136
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
06-06-2016
- Zaaknummer
AWB 16/10664, AWB 16/10669 en AWB 16/10667
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2016:6136, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 06‑06‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2016:2724
- Wetingang
art. 30b Vreemdelingenwet 2000; art. 31 Vreemdelingenwet 2000; art. 3.105ba Vreemdelingenbesluit 2000
- Vindplaatsen
JV 2016/210
Uitspraak 06‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Mongolië veilig land van herkomst? De rechtbank ziet aanleiding de ministeriële regeling van 10 februari 2016 met nummer 732095 onverbindend te verklaren voor zover Mongolië daarbij middels een wijziging van bijlage 13 van het Vv 2000 is aangemerkt als veilig land van herkomst, nu de (totstandkoming van de) beoordeling in strijd is met hetgeen de geïmplementeerde bepalingen uit Procedurerichtlijn II (de artikelen 3.105ba van het Vb 2000 en 3.37f van het Vv 2000) voorschrijven. Verweerder heeft de aanvragen dan ook ten onrechte met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 als kennelijk ongegrond afgewezen. Dit brengt met zich dat ten onrechte een vertrektermijn van nul dagen is opgelegd en -daarom- de opgelegde inreisverboden voor vernietiging in aanmerking komen.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 16/10664, AWB 16/10669 en AWB 16/10667
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2016 in de zaken tussen
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] , eiseres 1,
V-nummer: [nummer] ,
[naam] , eiseres 2,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
en haar minderjarige kinderen
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] , en
[naam] , eiseres 3,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
allen van Mongoolse nationaliteit,
eiseressen,
(gemachtigde: mr. A.M. Westerhuis),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: G.J. Douma).
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 18 mei 2016 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiseressen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000, in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Voorts heeft verweerder bij die besluiten ambtshalve besloten dat eiseressen niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 juncto artikel 3.6a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Aan eiseressen wordt evenmin uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Ten slotte heeft verweerder aan eiseressen 1, 2 en 3 inreisverboden opgelegd voor de duur van twee jaren.
Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten op 19 mei 2016 afzonderlijk beroep ingesteld. Op 24 mei 2016 zijn de gronden van beroep ingediend.
Op 30 mei 2016 is door verweerder een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2016. De beroepen zijn gevoegd behandeld. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M. Veld, kantoorgenote van de gemachtigde van eiseressen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Op 7 mei 2016 hebben eiseressen een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Daarbij is naar voren gebracht dat de echtgenoot van eiseres 2 is overleden, dat eiseres 2 daarna is benaderd door personen met de mededeling dat haar echtgenoot geld aan hen is verschuldigd, dat vervolgens is gedreigd dat haar kinderen worden verkocht als zij niet gaat betalen en dat zij daarop heeft besloten met haar moeder (eiseres 1) en zusje (eiseres 3) Mongolië te verlaten.
2. Verweerder heeft in de bestreden besluiten -waarvan de afzonderlijke voornemens van 14 mei 2016 deel uitmaken- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseressen en de door hen opgegeven redenen van vertrek uit Mongolië geloofwaardig geacht. In deze problemen ziet verweerder echter geen aanleiding om tot vluchtelingschap te concluderen. Ook heeft verweerder niet aannemelijk geacht dat eiseressen bij terugkeer naar Mongolië een reëel en voorzienbaar risico lopen op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft verder overwogen dat Mongolië is aangewezen als veilig land van herkomst en dat eiseressen bij voorkomende problemen de bescherming van autoriteiten kunnen inroepen. Verweerder heeft daarom de aanvragen als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 31 van de Vw 2000, juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 en aan eiseressen een inreisverbod opgelegd.
3. Eiseressen hebben in beroep -samengevat- betoogd dat Mongolië ten onrechte op de lijst met veilige landen is geplaatst, dit onderdeel van het besluit een kenbare motivering ontbeert, dat zij voor de geloofwaardig geachte problemen geen bescherming (zullen) kunnen krijgen en dat daarom wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren.
4. In geschil is of eiseressen de bescherming van de (lokale) autoriteiten kunnen inroepen tegen de geloofwaardig geachte problemen.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dient ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen eerst door verweerder worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient hij de informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken (zie onder meer: de uitspraak van de ABRvS van 24 juni 2015 in zaak nr. 201501044/1/V2).
4.2.
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat voornoemde vraag reeds positief is beantwoord door Mongolië aan te wijzen als veilig land van herkomst en dat daarom ervan uit mag worden gegaan dat in het algemeen bescherming wordt geboden.
4.3.
De rechtbank ziet zich dan ook vooreerst voor de vraag gesteld of Mongolië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en zo ja, of de in dit kader gegeven beoordeling van verweerder eveneens afdoende is om te concluderen dat in Mongolië door de autoriteiten in het algemeen bescherming wordt geboden. Indien Mongolië niet kan worden beschouwd als veilig land van herkomst dient te worden bezien of de verder in de bestreden besluiten neergelegde motivering afdoende is om te oordelen dat verweerder heeft onderzocht of door de autoriteiten in Mongolië in het algemeen bescherming wordt geboden.
5. Met betrekking tot de beoordeling van Mongolië als veilig land van herkomst slaat de rechtbank acht op het navolgende.
5.1.
De mogelijkheid om landen aan te wijzen als veilig land van herkomst vloeit voort uit de geïmplementeerde Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn II).
In artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, is het volgende bepaald:
‘Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0011823/Hoofdstuk3/Afdeling4/Paragraaf1/Artikel28/geldigheidsdatum_15-02-2016) kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien: b. de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.’
In het in artikel 3.105ba, tweede lid, van het Vb 2000 geïmplementeerde artikel 37, derde lid, van Richtlijn 2013/32/EU is het volgende bepaald:
‘De beoordeling of een land een veilig land van herkomst is dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties.’
In de in artikel 3.37f van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Vv 2000) geïmplementeerde bijlage I bij Richtlijn 2013/32/EU is het volgende bepaald:
‘1. Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Wet (http://wetten.overheid.nl/BWBR0011823/Hoofdstuk3/Afdeling4/Paragraaf1/Artikel30b/geldigheidsdatum_15-02-2016), wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging, noch van foltering of onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, noch van bedreiging door willekeurig geweld in het kader van een internationaal of intern gewapend conflict.
2. Bij de beoordeling of een land als veilig land van herkomst wordt beschouwd, wordt onder meer rekening gehouden met de mate waarin bescherming wordt geboden tegen vervolging of mishandeling door middel van:
a. de desbetreffende wetten en andere voorschriften van het betrokken land en de wijze waarop die worden toegepast;
b. de naleving van de rechten en vrijheden die zijn neergelegd in het EVRM en/of het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en/of het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering, in het bijzonder de rechten waarop geen afwijkingen uit hoofde van artikel 15, lid 2, van het EVRM zijn toegestaan;c. de naleving van het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag;d. het beschikbaar zijn van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van voornoemde rechten en vrijheden.3. Met inachtneming van het eerste en het tweede lid zijn als veilige landen van herkomst als bedoeld in artikel 3.105ba, eerste lid, van het Besluit aangewezen de landen die zijn opgenomen in bijlage 13 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0012002/Bijlage13/geldigheidsdatum_15-02-2016) bij deze regeling.’
5.2.
Bij brief van 9 februari 2016 is door verweerder aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, onder verwijzing naar een bijgevoegde beoordeling, bericht dat Mongolië zal worden toegevoegd aan de nationale lijst van veilige landen van herkomst (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 19 637, nr. 2123).
5.3.
In de bijgevoegde beoordeling, die in de bestreden besluiten is overgenomen, is het navolgende vermeld:
‘Verdragen
Mongolië is partij bij de volgende verdragen:
- Internationaal Verdrag inzake de burgerrechten en politieke rechten en het daarbij behorende (eerste) Facultatief Protocol;
Mongolië is geen partij bij het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en het daarbij behorende Protocol.
Wetten en voorschriften
De wet verbiedt discriminatie op grond van etniciteit, taal, ras, leeftijd, sekse, of sociale afkomst. Deze wet wordt nageleefd. De wet voorziet verder in vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Er zijn echter berichten dat de overheid zich mengt in berichtgeving.
De wet bepaalt dat niemand willekeurig kan worden gearresteerd of gedetineerd. De bepaling wordt over het algemeen nageleefd. De grondwet en de wet voorzien in een onafhankelijk rechtspraak. Dit wordt in het algemeen nageleefd, maar er zijn berichten van corruptie en beïnvloeding van buitenaf. Verdachten hebben het recht op een eerlijk en openbaar proces en bijstand van een advocaat en, zo nodig, een tolk. Voor verdachten geldt de presumptie van onschuld. Deze regels worden in het algemeen nageleefd, maar er zijn berichten dat bekentenissen onder dwang werden verkregen. De wet voorziet in de vrijheid van religie, maar religieuze instituten moeten zich registreren. In december 2015 is een wet aangenomen waarin de doodstraf wordt afgestraft. Deze treedt in september 2016 in werking.
Vervolging of ernstige schade
Er zijn geen berichten die kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Het Mongolia 2014 Human Rights Report van het US State Department meldt dat er geen meldingen zijn over politieke gevangenen. Wel waren er beschuldigingen dat corruptiezaken waarin politici werden verdacht politiek gemotiveerd waren. De omstandigheden in gevangenissen en detentiefaciliteiten zijn zorgelijk. Er zijn berichten van mishandeling van gevangenen en gedetineerden. Mensenrechtengroeperingen meldden het gebruik van onnodig geweld en foltering voor het verkrijgen van bekentenissen.
Algemene mensenrechtensituatie
Mongolië is een parlementaire democratie met een onafhankelijke uitvoerende en wetgevende macht. De belangrijkste mensenrechtenkwesties zijn corruptie, een rechtspraak die kwetsbaar is voor beïnvloeding van buitenaf en huiselijk geweld. Daarnaast is er sprake van slechte omstandigheden in gevangenissen en mishandeling van gevangenen en gedetineerden. Sommige religieuze groeperingen melden dat registratie moeilijk te verkrijgen of te verlengen is. Christenen hebben in het algemeen geen problemen, al zijn er ook meldingen van discriminatie en intimidatie. LHBT’s hebben gelijke rechten in Mongolië. Deze rechten worden beschermd door de autoriteiten maar er is sprake van discriminatie.
Verder staat Mongolië op 129ste plaats op de Fragile States Index 2015 (ter vergelijking: Finland staat op de 178e en Zuid-Sudan op de 1e plaats).
Het Freedom House heeft Mongolië aangemerkt als een ‘vrij’ land waarbij het op een schaal van 1 tot 7 (1 meest vrij en 7 minst vrij) een score van 1 heeft voor wat betreft ‘political rights’ en een score van 2 voor wat betreft ‘civil liberties’.
Aantal eerste asielaanvragen in Nederland in 2015: 363.
Mongolië wordt door vier EU-lidstaten aangemerkt als veilig land van herkomst, namelijk Denemarken, Frankrijk, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk.
Conclusie
Op basis van bovengenoemde bronnen kom ik tot de conclusie dat Mongolië kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Mongolië heeft wetten en andere voorschriften op het gebied van de rechten en vrijheden en is partij bij verschillende mensenrechtenverdragen die waarborgen bieden, al lijken deze niet altijd te worden nageleefd. Er lijkt geen sprake te zijn van refoulement van eigen burgers naar gebieden in andere landen waar zij worden vervolgd of een reëel risico lopen op onmenselijke behandeling. Het systeem van rechtsmiddelen biedt in het algemeen voldoende waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden.’
5.4.
Bij ministeriële regeling van 10 februari 2016, nummer 732095, houdende wijziging van het Vv 2000, is aan bijlage 13 Mongolië toegevoegd (Stcrt. 2016, 8083).
5.5.
De ministeriële regeling van 10 februari 2016 betreft een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift (avv), waartegen op grond van artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep mogelijk is. Een belanghebbende kan een avv echter wel aan de orde stellen in het kader van een procedure tegen een besluit genomen op basis van die regel. Daarvan is in onderhavige zaak sprake. Aan een avv kan slechts verbindende kracht worden ontzegd, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift, dan wel indien het in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 6 maart 2013 in zaak nr. 201200844/1).
6. Op basis van hetgeen hiervoor, onder 5.1. tot en met 5.5., is opgenomen, alsmede de gronden van beroep en het verhandelde ter zitting, komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
6.1.
De beoordeling of een land een veilig land van herkomst is, dient volgens artikel 3.105ba, tweede lid, van het Vb 2000 te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het EASO, de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties. Voornoemde werkwijze is onder meer gevolgd door de Europese Commissie bij het op 9 september 2015 bekend gemaakte Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst voor de toepassing van Richtlijn 2013/32/EU (gebezigd voor de Regeling van 10 november 2015, nr. 695431).
Uit de beoordeling, de bestreden besluiten, noch het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder bij de beoordeling van Mongolië als veilig land van herkomst voornoemde reeks informatiebronnen heeft geraadpleegd. Gebleken is dat enkel een rapport van de U.S Department of State, de Fragile States Index en een score van Freedom House is geraadpleegd. Verweerder heeft, desgevraagd, geen andere bronnen kunnen noemen.
6.2.
Doordat niet is bezien in hoeverre informatie kan worden geleverd door internationale organisaties heeft verweerder bijvoorbeeld niet kunnen ingaan op de volgende passage uit het ter zitting aangehaalde Amnesty International Report 2014/15 – Mongalia van 25 februari 2015:
‘Torture and other ill-treatment in police custody remained widespread. (…) The use of torture and other ill-treatment, particularly to obtain "confessions", remained a serious human rights concern. Police officers and prison guards suspected of torture and other ill-treatment of people held at police stations and detention centres were not effectively investigated, leading to lack of accountability.
The Special Investigation Unit (SIU) in the State General Prosecutor's Office was disbanded in January. The SIU was responsible for investigating complaints against prosecutors, judges and police officers who allegedly coerced statements during interrogation. Mongolia therefore lacked an independent mechanism to effectively investigate allegations of torture and other ill-treatment as the police themselves were in charge of reviewing such claims.
In February, three former detainees who had been held in the pre-trial detention centre of Arkhangai province lodged a complaint with the National Human Rights Commission of Mongolia claiming that they had been subjected to beatings and electric shocks to extract "confessions" while held there. One of them claimed that he had been deprived of food for six days to coerce him into pleading guilty. Because the SIU had been disbanded, the police department of Arkhangai province was in charge of investigating their own colleagues. The allegations of torture and other ill-treatment were subsequently dismissed.’
6.3.
Om een land als veilig land van herkomst te beschouwen moet volgens artikel 3.37f van het Vv 2000 onder meer worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van foltering of onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.Verweerder heeft in de beoordeling vermeld dat er berichten zijn van mishandeling van gevangenen en gedetineerden en dat mensenrechtengroeperingen het gebruik van onnodig geweld en foltering voor het verkrijgen van bekentenissen melden. In de beoordeling, de bestreden besluiten, noch ter zitting, is inzichtelijk gemaakt dat hiertegen op effectieve wijze bescherming wordt geboden. Zo is niet uitgelegd waarom het systeem van rechtsmiddelen in het algemeen voldoende waarborgen biedt tegen schendingen van rechten en vrijheden.
6.4.
Alles overziend ziet de rechtbank aanleiding de ministeriële regeling van10 februari 2016 met nummer 732095 onverbindend te verklaren voor zover Mongolië daarbij middels een wijziging van bijlage 13 van het Vv 2000 is aangemerkt als veilig land van herkomst, nu de (totstandkoming van de) beoordeling in strijd is met hetgeen de geïmplementeerde bepalingen uit Procedurerichtlijn II (de artikelen 3.105ba van het Vb 2000 en 3.37f van het Vv 2000) voorschrijven.
Verweerder heeft de aanvragen dan ook ten onrechte met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 als kennelijk ongegrond afgewezen. Dit brengt met zich dat ten onrechte een vertrektermijn van nul dagen is opgelegd en -daarom- de opgelegde inreisverboden voor vernietiging in aanmerking komen.
7. Gelet op hetgeen hiervoor, onder 4.3, is overwogen doet zich de vraag voor of de in de bestreden besluiten neergelegde motivering afdoende is om te oordelen dat in Mongolië door de autoriteiten in het algemeen bescherming wordt geboden tegen de door verweerder geloofwaardig bevonden problemen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend, nu uit de bestreden besluiten niet blijkt dat dit door verweerder is onderzocht. Verweerder heeft daarom de afwijzing van de asielaanvragen van een onvoldoende motivering voorzien.
8. Vorenstaande leidt ertoe dat de bestreden besluiten voor vernietiging in aanmerking komen wegens strijd met de artikelen 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 en 3:2 van de Awb. Hetgeen overigens nog is aangevoerd behoeft geen verdere bespreking. Verweerder dient opnieuw op de aanvragen te beslissen, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Keekstra, voorzitter, en mr. A.W. Wassink en mr. dr. V.M. Bex-Reimert, leden, in aanwezigheid van mr. E.H. Pot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.