Hof Amsterdam, 12-12-2013, nr. 23-002850-12
ECLI:NL:GHAMS:2013:4839
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-12-2013
- Zaaknummer
23-002850-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:4839, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑12‑2013; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2014/1
Uitspraak 12‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Aangevoerd en aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van het verkeersongeval een epileptische aanval heeft gehad. Vrijspraak van het primair ten laste gelegde nu geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet omdat de verdachte verkeerde in verontschuldigbare onmacht. Ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet wegens afwezigheid van alle schuld.
parketnummer: 23-002850-12
datum uitspraak: 12 december 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-518015-09 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 november 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Primair:hij op of omstreeks 1 mei 2009 te Amstelveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Beneluxbaan en/of de kruising van de Beneluxbaan met de Bovenkerkerweg, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, te weten [slachtoffer], welke zich als passagier in de door verdachte bestuurde auto bevond, zwaar lichamelijk letsel, te weten nekletsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Beneluxbaan, komende uit de richting van de Van der Hooplaan en gaande in de richting van de Harmerjoldsingel; verdachte is, gekomen ter hoogte van voornoemde kruising op de (linker) rijstrook voor linksafslaand verkeer gaan rijden en/of is (vervolgens) niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht;
verdachte is (vervolgens) rechtdoor de kruising van de Beneluxbaan met de Bovenkerkerweg opgereden en heeft daarbij niet, althans niet tijdig, waargenomen dat een personenauto met aanhanger (bestuurd door [getuige]), gezien verdachtes rijrichting komend van links, met groen licht, voornoemde kruising was opgereden, althans zich op die kruising bevond;
verdachte heeft (vervolgens) voornoemde personenauto met aanhanger niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor voornoemde personenauto met aanhanger;
verdachte is vervolgens tegen de voornoemde aanhanger aangereden en/of aangebotst en/of is (vervolgens) rechtdoor gereden waarna hij, verdachte, tegen (een) in de middenberm van de Beneluxbaan staande bo(o)m(en) is aangereden en/of aangebotst, waardoor voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
Subsidiair:hij op of omstreeks 1 mei 2009 te Amstelveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Beneluxbaan en/of de kruising van de Beneluxbaan met de Bovenkerkerweg, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Beneluxbaan, komende uit de richting van de Van der Hooplaan en gaande in de richting van de Harmerjoldsingel;
verdachte is, gekomen ter hoogte van voornoemde kruising op de (linker) rijstrook voor linksafslaand verkeer gaan rijden en/of is (vervolgens) niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht;
verdachte is (vervolgens) rechtdoor de kruising van de Beneluxbaan met de Bovenkerkerweg opgereden en heeft daarbij niet, althans niet tijdig, waargenomen dat een personenauto met aanhanger (bestuurd door [getuige]), gezien verdachtes rijrichting komend van links, met groen licht, voornoemde kruising was opgereden, althans zich op die kruising bevond;
verdachte heeft (vervolgens) voornoemde personenauto met aanhanger niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor voornoemde personenauto met aanhanger;
verdachte is vervolgens tegen de voornoemde aanhanger aangereden en/of aangebotst en/of is (vervolgens) rechtdoor gereden waarna hij, verdachte, tegen (een) in de middenberm van de Beneluxbaan staande bo(o)m(en) is aangereden en/of aangebotst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de verdachte als bestuurder van een personenauto, met mevrouw [slachtoffer] als passagier, reed over de Beneluxbaan te Amstelveen. Bij de kruising met de Bovenkerkerweg heeft de verdachte voorgesorteerd om linksaf te slaan. In plaats van linksaf te slaan, heeft de verdachte een voor hem geldend rood licht genegeerd en is hij rechtdoor de kruising opgereden. Op de kruising is hij tegen de aanhanger van de heer [getuige], die met groen licht de kruising was opgereden, aan gereden. Vervolgens is de verdachte rechtdoor gereden en met zijn voertuig tegen in de middenberm van de Beneluxbaan staande bomen gebotst. Daardoor heeft verdachte’s passagier, [slachtoffer], letsel bekomen.
Het hof is van oordeel dat zodanig verkeersgedrag in beginsel de gevolgtrekking kan dragen dat de verdachte zich minst genomen aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in art. 6 Wegenverkeerswet 1994 te wijten is.
Volgens de raadsman is het rijgedrag van de verdachte veroorzaakt door een epileptisch insult. De verdachte verkeerde ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht waardoor er volgens de raadsman geen sprake is van schuld in vorenbedoelde zin, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat zijns inziens inderdaad sprake is van verontschuldigbare onmacht aan de zijde van de verdachte, en heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte in zijn visie geen strafbare dader is.
Onmacht
Uit de in hoger beroep ingebrachte stukken blijkt dat in het jaar 2000 op de afdeling neurologie van het AMC-ziekenhuis de diagnose epilepsie (primair gegeneraliseerde vorm) bij de verdachte is gesteld. Uit de brief van de neuroloog dr. P. Lanting van 15 november 2010 blijkt dat de verdachte onder behandeling is op de polikliniek van het ziekenhuis Amstelland en hij medicatie tegen epilepsie gebruikt. Uit de door de ambulancedienst verstrekte gegevens blijkt dat de verdachte ook ten tijde van het ten laste gelegde medicatie tegen epilepsie gebruikte.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] volgt dat de verdachte direct na het ongeval – tegen het advies van het ambulancepersoneel in – weigerde mee te gaan naar het ziekenhuis. De verdachte is vervolgens overgebracht naar het politiebureau voor verhoor. Vijftien minuten na aanvang van het verhoor viel de verdachte weg en kreeg de verbalisant geen contact meer met de verdachte. De verdachte schoof met zijn stoel heen en weer van voor naar achter en van links naar rechts, maakte een smakkend geluid met zijn mond en transpireerde hevig. De verdachte is vervolgens per ambulance overgebracht naar het VU-ziekenhuis. In het ziekenhuis maakte de verdachte wederom smakkende geluiden met zijn mond en was hij niet aanspreekbaar.
Op een ritrapport van de ambulancedienst betreffende de verdachte, met betrekking tot het vervoer van verdachte vanaf het politiebureau naar het VU-ziekenhuis, van 1 mei 2009 is onder meer vermeld: “Neurologie: epileptiform”. Op een formulier van de ambulancedienst van 1 mei 2009 is vermeld: “Arrestant onwel. Postictaal beeld. Neurologie: desoriëntatie plaats/tijd, wordt langzaam adequater”. Werkdiagnose: postictaal (het hof begrijpt: effecten die optreden na een epileptisch insult) ”.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het ongeval. Zijn eerste herinnering na het ongeval is dat hij op de plaats van het ongeval met de verbalisanten stond te praten. Toen bemerkte hij dat hij een epileptische aanval had gehad. Voorts heeft hij achteraf van mevrouw [slachtoffer] gehoord dat zij in de auto nog tegen hem heeft geroepen en aan hem heeft getrokken, maar dat zij geen contact met hem kreeg.
Gelet op al het voorgaande – in samenhang bezien – acht het hof het aannemelijk dat de verdachte ten tijde van het ongeval een epileptische aanval heeft gehad en aldus in onmacht verkeerde.
Verontschuldigbaar
Het hof heeft voorts onder ogen gezien of het rijgedrag van de verdachte desondanks verwijtbaar is omdat voor hem voorzienbaar was dat hij tijdens het besturen van een auto door een epileptisch insult zou kunnen worden overvallen.
Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens de stukken in 2000 voor het eerst een epileptische aanval heeft gehad. Dat uitte zich destijds in een zogenoemde aanval van ‘afwezigheid’. De verdachte heeft verklaard dat hij na die aanval bij het Centraal Bureau Rijvaardigheid een procedure heeft doorlopen waarbij, zo begrijpt het hof, zijn rijgeschiktheid is beoordeeld. In 2009 beschikte de verdachte (weer) over een rijbewijs zonder dat daaraan beperkingen in tijd of anderszins waren verbonden. Tussen het epileptisch insult in 2000 en de dag van het ongeval heeft de verdachte naar zijn zeggen geen epileptische insulten ondervonden. Die verklaring vindt steun in de verklaring van de partner van de verdachte tegenover de politie dat het een tijd geleden is dat de verdachte zo wegviel.
De verdachte gebruikte ook ten tijde van het ongeval medicatie tegen epilepsie. De verdachte heeft tot slot op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij een aanval niet voelt opkomen en pas achteraf bemerkt dat hij een aanval heeft gehad. Het hof is dan ook van oordeel dat de epilepsieaanval gedurende het besturen van de auto voor hem niet zodanig voorzienbaar was dat om die reden sprake zou zijn van verwijtbaar handelen. De onmacht acht het hof dan ook verontschuldigbaar.
Nu de verdachte naar het oordeel van het hof verkeerde in verontschuldigbare onmacht is het verkeersongeval niet aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten. De verdachte zal derhalve van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Subsidiair:hij op 1 mei 2009 te Amstelveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Beneluxbaan en de kruising van de Beneluxbaan met de Bovenkerkerweg, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Beneluxbaan, komende uit de richting van de Van der Hooplaan en gaande in de richting van de Harmerjoldsingel;
verdachte is, gekomen ter hoogte van voornoemde kruising op de linker rijstrook voor linksafslaand verkeer gaan rijden en is vervolgens niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en voor het verkeer in zijn richting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht;
verdachte is vervolgens rechtdoor de kruising van de Beneluxbaan met de Bovenkerkerweg opgereden en heeft daarbij niet waargenomen dat een personenauto met aanhanger, bestuurd door [getuige], gezien verdachtes rijrichting komend van links, met groen licht, voornoemde kruising was opgereden;
verdachte heeft vervolgens voornoemde personenauto met aanhanger niet voor laten gaan en heeft niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor voornoemde personenauto met aanhanger;
verdachte is vervolgens tegen de voornoemde aanhanger aangereden en is vervolgens rechtdoor gereden waarna hij, verdachte, tegen in de middenberm van de Beneluxbaan staande bomen is aangebotst.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Zoals hiervoor onder het kopje ‘Vrijspraak’ is overwogen acht het hof het aannemelijk dat de verdachte ten tijde van het ongeval een epileptische aanval heeft gehad en aldus verkeerde in verontschuldigbare onmacht. Op diezelfde grond is sprake van afwezigheid van alle schuld ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde. Nu de verdachte niet strafbaar is dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 391,84. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 191,84. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair ten laste gelegde handelen en niet strafbaar geacht ter zake het subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte niet strafbaar ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.A.M. de Wit en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. N.J. Ros, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 december 2013.