Rb. Midden-Nederland, 30-06-2021, nr. 994002-18 (ontneming
ECLI:NL:RBMNE:2021:2816
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
30-06-2021
- Zaaknummer
994002-18 (ontneming
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2021:2816, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 30‑06‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 30‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat stelt de rechtbank vast op € 494.723,66.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-994002-18 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Op 2 december 2020 heeft een regiezitting plaatsgevonden. De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 mei 2021, gelijktijdig met de zaken tegen medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] (16-994003-18) en [medeveroordeelde 2] (16-994001-18).
Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heeft de verdediging een schriftelijke conclusie van antwoord ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. M.O. van Driel en van hetgeen veroordeelde en mr. J.W.D. Roozemond, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
2. VORDERING
2.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie bedraagt het totale wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.476.413,00. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel bij veroordeelde vast te stellen op € 173.330,00. Dit bedrag vloeit voort uit de berekening zoals die is opgenomen in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel. De toerekening van dit bedrag aan veroordeelde is gebaseerd op de verhouding tussen veroordeelde en medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] zoals die voortvloeit uit de zichtbare geldstromen. Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht aan veroordeelde een betalingsverplichting ter hoogte van voornoemd bedrag (inclusief de rente) op te leggen.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat niet aannemelijk is dat veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen als gevolg van de feiten waarvoor hij is veroordeeld of van andere strafbare feiten. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat aan veroordeelde toe te rekenen wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moet worden op € 104.530,04. Verder dient het bedrag van € 149.291,65, te weten de totale waarde van de vorderingen van [bedrijfsnaam 2] N.V. in de strafrechtelijke en een inmiddels opgestarte civiele procedure, in mindering te worden gebracht op voornoemd bedrag van € 104.530,04. Derhalve is veroordeelde geen bedrag meer verschuldigd.
3. BEOORDELING VAN DE VORDERING
3.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 28 november 2019, voor zover van belang, veroordeeld voor de volgende strafbare feiten:
Feit 1 primair: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Feit 2 primair: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2018.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de ontnemingsvordering betekent dit, dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit de strafbare feiten die de veroordeelde heeft begaan en strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat de Geerings-jurisprudentie consequenties heeft voor de ontneming in deze zaak. Er wordt geen wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd dat ziet op handelingen waarvan veroordeelde is vrijgesproken.
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport.1.
3.2.1.
Periode
Conform de vordering van het Openbaar Ministerie neemt de rechtbank bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel het voordeel betrekking hebbend op de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 tot uitgangspunt.
3.2.2.
Omvang
[bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) was in de periode van 2014 tot en met 2017 een [.] zorgorganisatie. Veroordeelde en zijn twee broers, medeveroordeelden, waren werkzaam voor deze organisatie. In de strafzaak heeft de rechtbank bewezenverklaard dat zij valselijk facturen hebben opgemaakt, waardoor diverse instanties PGB-gelden hebben uitgekeerd aan [bedrijfsnaam 1] , terwijl daar niet de zorg tegenover stond die werd gefactureerd. Op die manier zijn de diverse instanties opgelicht.
De berekening van het hieruit door veroordeelden wederrechtelijk verkregen voordeel is gemaakt op basis van een transactieberekening. De omvang van het voordeel betreft het resultaat van de wederrechtelijke opbrengsten minus de kosten.
3.2.3.
Bruto opbrengst
De wederrechtelijke opbrengst bestaat uit gefactureerde zorg, waarvan het aannemelijk is dat deze niet geleverd is. Onderzocht is welke zorg door [bedrijfsnaam 1] gefactureerd is en waarop betalingen hebben plaatsgevonden. Hierbij zijn de ontvangsten op de bankrekeningen van [bedrijfsnaam 1] in de periode van 2014 tot en met 2017 als uitgangspunt genomen. Vervolgens zijn de omzet met betrekking tot (maximaal) geleverde individuele zorg en de maximaal geleverde dagbesteding/begeleiding groep berekend en van de bankontvangsten afgetrokken. Het resterende bedrag betreft de verkregen omzet die behaald is met niet geleverde zorg.
De omzet die [bedrijfsnaam 1] heeft behaald met niet geleverde zorg komt hiermee uit op:2.
Ontvangsten op de bank 2014 tot en met 2017 € 7.539.228
Geleverde individuele zorg € 1.520.955
Geleverde dagbesteding € 597.885 -/-
Totale omzet niet geleverde zorg € 5.420.388
3.2.4.
Kosten
Een deel van de ontvangen PGB-gelden is gedeeld met de budgethouders. Dit zijn kosten die betaald moesten worden om de fraudeconstructie in stand te houden. Derhalve staan deze bedragen in directe relatie met het strafbare feit en wordt het betaalde bedrag aan de budgethouders als kostenpost meegenomen in de berekening.
Op basis van de gegevens op de verdeellijsten werd 52,31% van de omzet uitbetaald aan de budgethouders. Het is op basis van het dossier aannemelijk dat er, buiten de 27 maanden die stonden vermeld in verdeellijsten, ook in de overige maanden PGB-gelden werden gedeeld met budgethouders. Ervan uitgaande dat 52,31% van het factuurbedrag aan de budgethouders werd uitbetaald, komt het totaal uitbetaalde bedrag over de hele periode uit op 52,31% x € 7.539.228 (ontvangsten bank 2014 tot en met 2017) = € 3.943.975.3.
De rechtbank stelt het bedrag aan kosten op basis van het voorgaande vast op € 3.943.975.
3.2.5.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat dienen de aan benadeelde partijen in rechte toegekende vorderingen alsmede de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag ten behoeve van het slachtoffer als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, voor zover die zijn voldaan, in mindering te worden gebracht, ingevolge artikel 36e, negende lid, van het Wetboek van Strafrecht. Nu zowel in de strafzaak als in een civiele zaak, aangespannen door [bedrijfsnaam 2] N.V., geen onherroepelijk vonnis is gewezen, brengt de rechtbank deze bedragen niet in mindering op het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel behaald met de PGB-fraude wordt geschat vast op € 5.420.388 - € 3.943.975 = € 1.476.413. Onder 3.3 zal worden uitgelegd hoe dit voordeel, verminderd met het bij [bedrijfsnaam 1] achtergebleven in beslag genomen bedrag van € 38.974,21, dient te worden verdeeld over veroordeelde en zijn broers [medeveroordeelde 2] en [medeveroordeelde 1] .
3.3
Toerekening van het voordeel
Veroordeelde heeft, zoals blijkt uit het strafvonnis, de strafbare feiten samen met [bedrijfsnaam 1] en zijn broers [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] gepleegd. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat veroordeelde samen met zijn broers van de opbrengsten van die strafbare feiten heeft geprofiteerd. De rechtbank komt tot een andere toerekening dan de officier van justitie.
Berekening [veroordeelde]
Veroordeelde heeft in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in totaal € 214.283,20 van [bedrijfsnaam 1] ontvangen.4.Verder heeft veroordeelde in die periode € 11.800,00 ontvangen via de rekening van [medeveroordeelde 2] .5.In voornoemde periode is een totaal van € 108.414,47 contant van de rekening van veroordeelde opgenomen.6.De rechtbank merkt het bedrag dat is achtergebleven op de bankrekening van veroordeelde aan als door hem persoonlijk verkregen wederrechtelijk voordeel.
Inkomende geldstromen (€ 214.283,20 + € 11.800,00) € 226.083,20
Uitgaande geldstromen € 108.414,47 -/-
Ontvangen voordeel € 117.668,73
Berekening [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2]
Aan medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] worden op basis van eenzelfde soort berekeningen de volgende bedragen toegerekend.
[medeveroordeelde 1] heeft in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in totaal € 162.099,15 van [bedrijfsnaam 1] ontvangen.7.Verder heeft [medeveroordeelde 1] in die periode € 85.840,00 ontvangen via de rekening van [medeveroordeelde 2] .8.In voornoemde periode is een totaal van € 193.640,00 contant van de rekening van [medeveroordeelde 1] opgenomen.9.
Inkomende geldstromen € 247.939,15
Uitgaande geldstromen € 193,640,00 -/-
Ontvangen voordeel € 54.299,15
[medeveroordeelde 2] heeft in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in totaal € 727.014,87 van [bedrijfsnaam 1] ontvangen. Verder heeft [medeveroordeelde 2] in die periode in totaal € 97.640 overgeboekt naar veroordeelde en [medeveroordeelde 1] . In voornoemde periode is een totaal van € 495.068,74 contant van de rekening van [medeveroordeelde 2] opgenomen.10.
Inkomende geldstromen € 727.014,87
Uitgaande geldstromen € 592.708,74 -/-
Ontvangen voordeel € 134.306,13
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Totaal bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.437.438,79
Ontvangen voordeel [medeveroordeelde 2] € 134.306,13
Ontvangen voordeel [veroordeelde] € 117.668,73
Ontvangen voordeel [medeveroordeelde 1] € 54.299,15 -/-
Resterend bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.131.164,78
De rechtbank acht op grond van het dossier aannemelijk dat dit resterende deel van het wederrechtelijk verkregen voordeel in ieder geval grotendeels ten behoeve van veroordeelde en zijn broers is gebruikt om te investeren in Turks vastgoed. Het gaat hierbij om een bedrag van € 814.000,00 dat vanuit [bedrijfsnaam 1] is overgeboekt naar Turkije.11.De investeringen werden gedaan door [medeveroordeelde 2] , maar duidelijk is dat hij dit niet alleen voor zichzelf maar ook voor zijn broers deed. Dit leidt de rechtbank af uit de volgende passages uit het berichtenverkeer in de Whatsappgroep ‘ [bedrijfsnaam 1] ’, waarin zowel veroordeelde als [medeveroordeelde 2] en [medeveroordeelde 1] gespreksdeelnemers waren.12.
Afzender | Bericht | Datum en tijdstip |
[veroordeelde] | Hoeveel gaat er deze maand naar Turkije? | 2-4-2015 09:53:56 |
[medeveroordeelde 2] | Mijn broer, het is daar belangrijk voor ons allemaal. | 2-4-2015 09:54:03 |
[medeveroordeelde 2] | Weet dat ik grond gekocht heb | 7-4-2015 12:49:31 |
[medeveroordeelde 1] | Als er een lift in zit, dan is de bovenste verdieping voor mij | 7-4-2015 12:51:2013. |
[medeveroordeelde 2] | Heren, er zijn klanten voor onze grond | 14-5-2015 14:17:44 |
[medeveroordeelde 2] | Nee, ik geef dit allemaal aan jullie. | 14-5-2015 15:03:07 |
[medeveroordeelde 2] | Ik maak het over op jullie rekening. | 14-5-2015 15:03:1514. |
[medeveroordeelde 2] | Als ik het verkoop, dan hebben jullie eigen geld. Ik geef het aan jullie. | 14-5-2015 15:13:17 |
[veroordeelde] | Dat betekent dat dan iedereen nu 50 euro zal ontvangen. | 16-5-2015 15:14:48 |
[medeveroordeelde 2] | Gelijk voor iedereen | 16-5-2015 15:14:50 |
[veroordeelde] | Wij 150.000 euro | 16-5-2015 15:15:0115. |
De rechtbank acht op grond van deze berichten een pondspondsgewijze verdeling van het resterende bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.131.164,78 aannemelijk. Dat [medeveroordeelde 2] in Turkije handelde via een rechtspersoon waaraan veroordeelde niet is verbonden, doet hier niet aan af. Dat uit het dossier niet valt af te leiden waar het verschil tussen voornoemd resterend bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.131.164,78 en het naar Turkije overgeboekte bedrag van € 814.000,00 precies is terecht gekomen, doet evenmin af aan deze conclusie. De rechtbank acht, gelet op voornoemd berichtenverkeer waaruit een gelijke verdeling van de met de PGB-fraude verdiende gelden volgt, aannemelijk dat ook dit verschil pondspondsgewijs is verdeeld. Dit betekent dat van dit resterende bedrag aan veroordeelde een bedrag van € 377.054,93 wordt toegerekend.
De rechtbank stelt daarmee het totale bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 117.668,73 + € 377.054,93 = € 494.723,66.
3.4
Betalingsverplichting
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat, vast op € 494.723,66. De rechtbank ziet geen redenen om de betalingsverplichting te matigen.
4. TOEGEPAST WETSARTIKEL
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
5. BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 494.723,66;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 494.723,66 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1.080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mrs. H.E. Spruit en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2021. De voorzitter en mr. Heppe zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑06‑2021
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 112.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 111.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 112.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 112, opgenomen in het aanvullend dossier van het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 6640-2017-2024.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 111, opgenomen in het aanvullend dossier van het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 6640-2017-2024.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 112, opgenomen in het aanvullend dossier van het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 6640-2017-2024.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 111.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 2474, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 6640-2017-2024.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 2479, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 6640-2017-2024.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 2480, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 6640-2017-2024.
Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 2481, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 6640-2017-2024.