Rb. Midden-Nederland, 24-02-2020, nr. C/16/496266 / FA RK 20-774
ECLI:NL:RBMNE:2020:711
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
24-02-2020
- Zaaknummer
C/16/496266 / FA RK 20-774
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2020:711, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 24‑02‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
Uitspraak 24‑02‑2020
Inhoudsindicatie
Wvggz , beroep tegen crisismaatregel
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer:
C/16/496266 / FA RK 20-774 Beroep tegen een crisismaatregel
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Beschikking van 24 februari 2020
naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel van de burgemeester van de gemeente Utrecht, ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.T.W. van Dijk, gevestigd te Utrecht.
1. Procesverloop
1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 januari 2020 heeft betrokkene beroep
ingesteld tegen de crisismaatregel die de burgemeester op 13 januari 2020 jegens hem heeft opgelegd.
Op 27 januari 2020 heeft mr. Van Dijk de volgende stukken ingediend:
- de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel d.d.
13 januari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 februari 2020, in het gebouw van de rechtbank te Utrecht.
Bij de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- [A] en mr. [B] , namens de burgemeester.
De advocaat heeft verklaard dat betrokkene er van af ziet om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de burgemeester een schriftelijke reactie met bijlagen overgelegd.
2. Verzoek
2.1.
Betrokkene stelt beroep in tegen de door de burgemeester verleende crisismaatregel. Betrokkene heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en de gemeente te veroordelen in de kosten van het geding.
3. Standpunten
3.1.
Namens betrokkene wordt gesteld dat de beschikking van de burgemeester niet rechtmatig tot stand is gekomen omdat er niet is voldaan aan de hoorplicht zoals is neergelegd in artikel 7:1 lid 3 sub b Wvggz. In de beschikking is opgenomen dat betrokkene is gehoord. Er zijn bij de crisismaatregel echter geen stukken aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat dit gehoor heeft plaatsgevonden. De advocaat heeft nog naar voren gebracht dat op deze wijze ook niet kan worden gecontroleerd of de burgemeester heeft beoordeeld of hulpverlening in een vrijwillig kader nog tot de mogelijkheden behoort, voordat hij tot afgifte van de crisismaateregel is overgegaan. Dat is in strijd met het uitgangspunt van de weg dat opname een ultimum remedium is. Dit leidt er volgens de advocaat toe dat de wet niet in acht is genomen bij het nemen van de crisismaatregel.
3.2.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat er wel is voldaan aan het gestelde in artikel 7:1 lid 3 sub b. Betrokkene is overeenkomstig dat artikel in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. De betrokkene gaf in bijzijn van de behandelend psychiater toestemming voor het horen. Dit blijkt uit het verslag van het horen betrokkene van 13 januari 2020, 22:21 uur, dat bij de mondelinge behandeling is overgelegd. De betrokkene was echter dusdanig in de war dat met hem niet gecommuniceerd kon worden. Daardoor werd een expliciete toestemming voor horen en audio opname, toestemming om gegevens aan de patiëntenvertrouwenspersoon (pvp) te verstrekken en het door betrokkene al dan niet afzien van bijstand door een advocaat, niet duidelijk. Vanwege de verwardheid van betrokkene was verder horen niet mogelijk. Naar het oordeel van de burgemeester is hiermee correct gehandeld en is betrokkene niet te kort gedaan. De burgemeester geeft daarom de rechtbank in overweging het beroep ongegrond te verklaren.
4. Beoordeling
4.1.
De rechtbank moet beoordelen of de burgemeester bij het afgeven van de crisismaatregel de wettelijke bepalingen heeft geschonden, door in dit geval af te zien van betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid stellen om te worden gehoord.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Uit de alsnog verstrekte informatie blijkt dat betrokkene wel in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.
Dit is vermeld in het episodejournaal, dat zich bij de stukken bevond.
Het is juist dat de advocaat niet uit de stukken kon afleiden wat er bij het horen is besproken. De wet kent geen verplichting om een verslag van het horen over te leggen. Met de burgemeester is de rechtbank van oordeel dat het wel verstandig is om de pagina uit het geautomatiseerde systeem, waarin wordt aangevinkt dat er is gehoord en of de betrokkene instemt met audio opname, gegevensverstrekking aan de pvp en of hij bedenkingen heeft tegen de toevoeging van een advocaat, voortaan bij de crisismaatregel te voegen. Op die manier kan worden nagegaan of betrokkene in de gelegenheid is gesteld zich daarover uit te laten en wat de uitkomst daarvan was.
4.3.
De rechtbank volgt niet de stelling van de advocaat dat het doel van het horen voorafgaand aan de crisismaatregel is dat de burgemeester alsnog beoordeelt of de betrokkene vrijwillig hulpverlening aanvaardt. Daarvoor is echter niet de burgemeester, maar de psychiater betrokken bij de procedure voor de crisismaatregel. De burgemeester mag op grond van de wet afgaan op de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater die onder andere beoordeelt of er sprake is van zodanig ernstig gevaar dat een reguliere zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en of er bij betrokkene sprake is van verzet. De psychiater heeft daar over in dit geval in zijn medische verklaring een beoordeling gegeven.
Ook dit punt is geen reden om te oordelen dat de burgemeester bij het nemen van de crisismaatregel de wet niet in acht heeft genomen.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Hieruit volgt dat het verzoek om het bestreden besluit te vernietigen zal worden afgewezen.
4.5.
De rechtbank ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling. Voor het indienen van het beroepsschrift is betrokkene geen griffierechten verschuldigd en zijn advocaat is door de rechtbank toegevoegd. De rechtbank zal het verzoek om de gemeente te veroordelen in de kosten van het geding dan ook afwijzen.
5. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 13 januari 2020 ongegrond;
wijst af het verzoek om het bestreden besluit te vernietigen;
wijst af het verzoek tot proceskostenveroordeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter, bijgestaan door E. Berghuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||