Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 06-02-2018
- Bronpublicatie:
23-10-2017, Stb. 2017, 404 (uitgifte: 07-11-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
06-02-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-01-2018, Stb. 2018, 7 (uitgifte: 24-01-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Energierecht (V)
1.
Dit besluit geldt ten aanzien van:
- a.
gegevens, hulpmiddelen en materialen voor:
- 1°
de vrijmaking van kernenergie,
- 2°
de opslag, vervaardiging, bewerking of verwerking van splijtstoffen en
- 3°
de beveiliging van de in artikel 22 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen bedoelde splijtstoffen en ertsen, de in artikel 4.7, eerste lid, van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming bedoelde radioactieve stoffen en inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet,
zover deze gegevens, hulpmiddelen en materialen hetzij rechtstreeks van Onze in het tweede lid genoemde Ministers, hetzij met instemming van deze Ministers, onder verplichting tot geheimhouding zijn verkregen, dan wel door Onze in het tweede lid genoemde Ministers zijn aangewezen;
- b.
met behulp van zodanige gegevens, hulpmiddelen en materialen verrichte onderzoekingen en toegepaste werkmethoden, voor zover deze onderzoekingen en werkmethoden door Onze in het tweede lid genoemde Ministers zijn aangewezen.
2.
Onze in het eerste lid bedoelde Ministers zijn:
- a.
in alle gevallen, waarin het opleggen van de verplichting tot geheimhouding gevolgen heeft buiten het terrein van de landsverdediging: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
- b.
in gevallen, waarin de geheimhouding is vereist in het belang van de landsverdediging: Onze Minister van Defensie;
- c.
in gevallen, waarin de geheimhouding is vereist in het belang van de internationale rechtsorde of ter voldoening aan internationale overeenkomsten of besluiten van volkenrechtelijke organisaties: Onze Minister van Buitenlandse Zaken;
- d.
in gevallen, waarin de geheimhouding is vereist in het belang van de veiligheid van de staat en het een civiele aangelegenheid betreft: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
- e.
in gevallen, waarin de geheimhouding is vereist in het belang van of het opleggen van de verplichting tot geheimhouding gevolgen heeft voor de ontwikkeling en de toepassing van technieken of methoden, welke betrekking hebben op of van belang zijn voor het verkeer, het vervoer, de waterstaat, de meteorologie, dan de oceanografie of een ander gebied van de geofysica: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
- f.
in gevallen, waarin het opleggen van de verplichting tot geheimhouding gevolgen heeft voor het onderzoek bij instellingen van wetenschap, voor zover deze niet ressorteren onder Onze Minister van Economische Zaken: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
- g.
in gevallen, waarin het opleggen van de verplichting tot geheimhouding gevolgen heeft voor het onderzoek bij instellingen van wetenschap, voor zover deze ressorteren onder Onze Minister van Economische Zaken: Onze Minister van Economische Zaken;
- h.
in gevallen, waarin het opleggen van de verplichting tot geheimhouding gevolgen heeft voor het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften ter bescherming van mensen, dieren, planten of goederen: Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
- i.
in gevallen, waarin de geheimhouding is vereist in het belang van, of het opleggen van de verplichting tot geheimhouding gevolgen heeft voor de ontwikkeling en de toepassing van technieken of methoden, welke betrekking hebben op of van belang zijn voor de telecommunicatie: Onze Minister van Economische Zaken.
3.
Een verplichting tot geheimhouding als in het eerste lid, onder a, bedoeld kan slechts worden opgelegd en gegevens, hulpmiddelen, materialen, onderzoekingen en werkmethoden kunnen slechts ingevolge het eerste lid, onder a of b, worden aangewezen, indien dit in het belang van de staat wordt geboden.
4.
Indien een aanwijzing op grond van het eerste lid, onder a of b, niet uitdrukkelijk tot een of meer bepaalde personen is gericht, wordt zij in de Staatscourant bekend gemaakt.