AB 2014/274
Relativiteitsvereiste. Het achterliggende motief voor het indienen van het beroep is niet bepalend. Nadere stukken.
ABRvS 07-05-2014, ECLI:NL:RVS:2014:1669, m.nt. A.T. Marseille en B.W.N. de Waard
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
7 mei 2014
- Magistraten
Mrs. D.A.C. Slump, R. Uylenburg, G.M.H. Hoogvliet
- Zaaknummer
201310939/1/A4
- Noot
A.T. Marseille en B.W.N. de Waard
- JCDI
JCDI:ADS918625:1
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieuprivaatrecht
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Beroep
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - vergunningen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2014:1669, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 07‑05‑2014
- Wetingang
Art. 8:58, 8:69a Awb; art. 8.4, eerste lid Wet milieubeheer
Essentie
Relativiteitsvereiste. Bij toepassing van art. 8:69a Awb is niet bepalend wat het achterliggende motief voor het indienen van het beroep was. Nadere stukken in strijd met de goede procesorde.
Samenvatting
Buurtvereniging Mauritspark behartigt blijkens haar statuten onder meer het collectieve belang van omwonenden bij het bevorderen van de leefbaarheid in de buurt. De Wet milieubeheer strekt mede tot bescherming van de leefbaarheid van de omgeving van een inrichting. Anders dan het college en vergunninghoudster stellen, staat artikel 8:69a van de Awb dan ook niet aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.