Deze zaak hangt samen met de zaak tegen [klager] (10/05520B) en [klaagster] (10/04678B), in welke zaken ik vandaag eveneens concludeer.
HR, 04-10-2011, nr. 10/04912 B
ECLI:NL:HR:2011:BT2191
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
04-10-2011
- Zaaknummer
10/04912 B
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BT2191
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BT2191, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑10‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BT2191
ECLI:NL:PHR:2011:BT2191, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑09‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BT2191
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Beklag ex art. 552a. Art. 522d Sv. Ontvankelijkheid cassatieberoep. In art. 552d Sv is onder “een beschikking ingevolge art. 552a” te verstaan een eindbeschikking, dat wil zeggen een beschikking waarbij een beklag a.b.i. art. 552a Sv wordt afgewezen of gegrond verklaard wordt en het gerecht ingevolge art. 552a.7 Sv de daarmede overeenkomende last geeft. In de bestreden beschikking heeft de Rechtbank het beklag afgewezen noch gegrond verklaard met de daarmede overeenkomende last doch heeft de Rechtbank het onderzoek heropend, zodat deze beschikking te beschouwen is als een tussenbeschikking (vgl. HR LJN AC9669). Aangezien art. 552d Sv noch enige andere wetsbepaling voorziet in afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking als de onderhavige, kan de klager in het ingestelde beroep niet worden ontvangen.
4 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/04912 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht van 11 oktober 2010, nummer RK 10/91, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster 1], en [klaagster 2], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klaagsters. Namens deze heeft mr. P.M. van Russen Groen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagsters in het cassatieberoep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. De Rechtbank heeft ten aanzien van een door de klaagsters ingediend klaagschrift strekkende tot teruggave van het inbeslaggenomene beslist dat (i) het gesloten onderzoek wordt heropend, (ii) het onderzoek in de zaak voor onbepaalde tijd wordt geschorst en de zaak wordt verwezen naar de Rechter-Commissaris teneinde een nadere selectie te (laten) maken van het inbeslaggenomene, (iii) het onderzoek op een nader te bepalen datum zal worden hervat en voorts de oproeping bevolen van onder meer klaagsters en hun raadslieden tegen het tijdstip waarop het onderzoek zal worden hervat.
2.3. In art. 552d Sv is onder "een beschikking ingevolge art. 552a" te verstaan een eindbeschikking, dat wil zeggen een beschikking waarbij een beklag als bedoeld in art. 552a Sv wordt afgewezen of een beschikking waarin dit beklag gegrond verklaard wordt en het gerecht ingevolge het zevende lid van art. 552a Sv de daarmede overeenkomende last geeft.
2.4. In de hiervoor onder 2.1 genoemde beschikking heeft de Rechtbank, anders dan in de schriftuur is betoogd, het - op art. 552a Sv steunende - beklag noch afgewezen noch gegrond verklaard met de daarmede overeenkomende last doch heeft de Rechtbank het onderzoek heropend, zodat deze beschikking te beschouwen is als een tussenbeschikking (vgl. HR 20 januari 1987, LJN AC9669, NJ 1987/892).
2.5. Aangezien noch art. 552d Sv noch enige andere wetsbepaling voorziet in afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking als de onderhavige, kunnen de klaagsters in het ingestelde beroep niet worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klaagsters niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2011.
Conclusie 13‑09‑2011
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klaagsters]
1.
De Rechtbank te Dordrecht heeft ten aanzien van een door klaagsters ingediend beklag strekkende tot teruggave aan klaagsters van onder hen inbeslaggenomen stukken en voorwerpen beslist dat (i) het gesloten onderzoek ter terechtzitting wordt heropend; (ii) het onderzoek in de zaak voor onbepaalde tijd wordt geschorst en de zaak wordt verwezen naar de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde een nadere selectie te (laten) maken van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers; (iii) het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum zal worden hervat en voorts de oproeping bevolen van onder meer klaagsters en hun raadslieden tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat.
2.
Tegen deze beschikking is namens klaagsters cassatieberoep ingesteld.1.
3.
Namens klaagsters heeft mr. P.M. van Russen Groen, advocaat te 's‑Gravenhage, drie middelen van cassatie voorgesteld.
4.
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
4.1.
Het cassatieberoep keert zich tegen de beschikking van de Rechtbank te Dordrecht van 11 oktober 2010. Deze beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
‘De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van een vordering naar aanleiding van de in haar handen gestelde Mauritiaanse rechtshulpverzoeken heeft de rechter-commissaris beslag gelegd. Dit beslag berust op grond van artikel 552p, tweede lid Sv onder haar in afwachting van verkregen verlof van de rechtbank. Het is de rechtbank ambtshalve — zij verwijst naar het procesverloop dat onder 1 is weergegeven — bekend dat dergelijk verlof niet is verleend. De behandeling van de vordering daartoe is immers aangehouden.
Tot op heden heeft geen nadere selectie van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers, waaronder de privébestanden van klager, plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het voor een behoorlijke oordeelsvorming noodzakelijk is dat eerst door de rechter-commissaris, middels inschakeling van de Rijksrecherche, een nadere selectie van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers wordt gemaakt.
Derhalve zal de rechtbank de stukken in handen van de rechter-commissaris stellen. Zij kan de Rijksrecherche inschakelen ter (nadere) selectie van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers, mits deze een zodanig gedetailleerd proces-verbaal van voornoemde selectie opmaakt dat de rechtbank en de procespartijen hier hun standpunten omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers op kunnen baseren.
Tevens dient de Rijksrecherche zich omtrent de feitelijk in haar handen zijnde voorwerpen/gegevens(dragers) uitsluitend met de rechter-commissaris te verstaan en uitsluitend aan haar het proces-verbaal van de nadere selectie te verstrekken, waardoor de officier van justitie niet in strijd met artikel 552p, tweede lid Sv over voornoemd beslag zal kunnen beschikken.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman om daarbij namens klager aanwezig te mogen zijn af nu het aan de rechter-commissaris is, al dan niet middels inschakeling van de Rijksrecherche, een nadere selectie te maken.
3. Beslissing
De rechtbank:
- —
heropent het gesloten onderzoek ter terechtzitting;
- —
schorst het onderzoek in deze zaak voor onbepaalde tijd en verwijst de zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde een nadere selectie te (laten) maken van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers. Bepaalt dat voornoemde selectie middels inschakeling van de Rijksrecherche plaats kan vinden waarbij (…)
- —
beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum in de tweede helft van januari of de eerste helft van februari 2011 zal worden hervat (…)
- —
beveelt de oproeping van klaagsters hun raadslieden mr. G.J.K. Elsen en dr. mr. P.M. van Russen Groenen de belanghebbenden (…) en de officier van justitie mr. P.T.R. Bliek tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat.’
4.2.
De Rechtbank heeft in haar beschikking het — op art. 552a Sv steunende — beklag noch afgewezen noch gegrond verklaard met de daarmee overkomende last, doch heeft het onderzoek heropend, het onderzoek in de zaak voor onbepaalde tijd geschorst en de zaak verwezen naar de Rechter-Commissaris, zodat de beschikking te beschouwen is als een tussenbeschikking. Aangezien noch art. 552d Sv noch enige andere wetsbepaling voorziet in afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking als de onderhavige, moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.2.
4.3.
In de schriftuur wordt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het cassatieberoep aangevoerd dat de Rechtbank door de zaak voor nadere selectie te verwijzen naar de Rechter-Commissaris wel degelijk een inhoudelijke beslissing op het beklag heeft genomen omdat impliciet is geoordeeld dat teveel in beslag is genomen. Ik deel die opvatting niet. Dit reeds omdat hooguit sprake is van een voorlopig oordeel. Als de Rechter-Commissaris na nadere bestudering van de stukken zou besluiten om een gedeelte van de inbeslaggenomen stukken terug te geven (hetgeen niet op voorhand vaststaat), is dat misschien wel een voldongen feit, maar dan wel een voldongen feit dat moet leiden tot een nette juridische afhechting in de vorm van het eindoordeel van de Rechtbank dat het beklag in zoverre bij gebrek aan belang niet ontvankelijk is.
4.4.
Voorts wordt in de schriftuur aangevoerd dat klaagsters tekort wordt gedaan indien wordt vastgehouden aan een strikte uitleg van art. 552d Sv. Ook hierin volg ik de schriftuur niet. Na de nadere selectie door de Rechter-Commissaris dient de Rechtbank haar eindoordeel te geven, ook met betrekking tot de resterende stukken. Klaagsters kunnen daarbij wederom verweer voeren. Dat het klaagschrift wellicht gelijktijdig behandeld wordt met de vordering ex art. 552p Sv is mijn inziens niet bezwaarlijk.
5.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van klaagsters in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑09‑2011
HR 20 januari 1987, LJN: AC9669, NJ 1987/892.