Rb. Arnhem, 17-05-2006, nr. 124683
ECLI:NL:RBARN:2006:AY1091
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
17-05-2006
- Zaaknummer
124683
- LJN
AY1091
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2006:AY1091, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 17‑05‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Exclusiviteitsovereenkomst
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 124683 / HA ZA 05-468
Vonnis van 17 mei 2006
in de zaak van
de vennootschap onder firma
BOUCKAERT-EIKHOLT V.O.F.,
gevestigd te Groesbeek,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. S.A. van Snippenburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH SPARE PARTS WIJCHEN B.V.,
gevestigd te Wijchen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.C.M. Bonnier.
Partijen zullen hierna Bouckaert en DSP genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 27 juli 2005
- -
het proces-verbaal van comparitie van 2 november 2005. Bouckaert heeft ter comparitie een conclusie van antwoord in reconventie genomen.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Bouckaert is een producent van auto-accessoires, waaronder armsteunen. Zij zet haar producten binnen en buiten de Benelux af. DSP is een groothandel in onder meer auto-accessoires. Partijen hebben een exclusiviteitsovereenkomst gesloten, ingaande op 17 april 2001 en lopend tot en met 16 april 2004. Uit de exclusiviteitsovereenkomst worden de volgende bepalingen geciteerd:
“Artikel 1: Exclusiviteit en rayon
- 1.
DSP zal met ingang van optreden als dealer met exclusiviteitsrechten voor Bouckaert binnen het grondgebied van de BENELUX.
- 2.
Bouckaert verbindt zich jegens DSP om tijdens de duur van deze overeenkomst binnen de BENELUX, geen andere dealers, handelsagenten, handelsreizigers of andere tussenpersonen te zullen aanstellen en zelf niet anders dan door tussenkomst van DSP binnen de BENELUX haar produkten te zullen verkopen, zulks op verbeurte van een boete van ƒ 50.000,00 per overtreding.
- 3.
De onderhavige overeenkomst heeft betrekking op alle produkten van Bouckaert op het terrein van auto-accessoires, zoals armsteunen (partijen genoegzaam bekend).
(...)
6. Het is aan DSP verboden om de produkten van Bouckaert te exporteren naar landen gelegen buiten de BENELUX of te verkopen aan iemand waarvan DSP weet of kan vermoeden, dat deze de produkten binnen drie maanden na levering zal uitvoeren naar een land gelegen buiten het grondgebied van de BENELUX, tenzij met schriftelijke toestemming van Bouckaert.
(...)
Artikel 4: Garantie
Bouckaert verleent aan de afnemers van DSP een garantie waarbij Bouckaert zich verbindt om schade aan door DSP verkochte producten van Bouckaert tengevolge van gebreken in de fabricage, voor zover deze gebreken aan het licht komen binnen 12 maanden na datum van aflevering aan de afnemer, ten behoeve van die afnemer kostenloos te herstellen. Aan dit beding ten behoeve van een derde kan de afnemer rechten ontlenen zodra hij dit beding door ondertekening van het koopcontract aanvaard heeft en onder de conditie, dat de afnemer alle garantievoorwaarden heeft nageleefd. DSP is gehouden zich t.a.v. de garantie te gedragen naar de daaromtrent door Bouckaert telkens te stellen regels die geacht moeten worden onderdeel van deze overeenkomst uit te maken.
(...)
Artikel 7: Afnameplicht
1. DSP is verplicht jaarlijks voor minimaal ƒ 330.000,00 excl. BTW aan produkten en onderdelen van Bouckaert af te nemen, welke afname naar boven toe kan worden herzien/aangepast na overleg tussen partijen.
(...)
Artikel 9: Klachten/reclames
1. Klachten omtrent gebreken t.a.v. geleverde produkten, vergissingen bij het factureren of omtrent de levering of verzending der produkten moeten door DSP binnen 14 dagen na ontvangst der produkten c.q. der factuur schriftelijk ter kennis van Bouckaert worden gebracht.
Artikel 10: Opzegging
1. De onderhavige overeenkomst is door partijen aangegaan voor een periode van 3 jaar, ingaande op 17 april 2001 en zal dus van rechtswege, zonder dat daartoe voorafgaande opzegging vereist is, eindigen op 16 april 2004.
2. Bouckaert is bevoegd de onderhavige overeenkomst met een opzegtermijn van zes maanden tussentijds, doch uitsluitend tegen 30 juni of 31 december van enig jaar bij aangetekend schrijven op te zeggen indien DSP in strijd handelt met enige bepaling van deze overeenkomst.
- 3.
In de gevallen als bedoeld in het vorige lid is Bouckaert bevoegd van DSP nakoming, voor zover mogelijk te vorderen, onverminderd het recht op (aanvullende) schadevergoeding.
- 4.
Zowel in geval van opzegging als in geval van het vorderen van nakoming is DSP een boete verschuldigd van ƒ 50.000.00 voor iedere overtreding zoals in lid 2 bedoeld.
(...)
Artikel 11: Verlenging en einde van het contract
- 1.
Verlenging van dit contract kan uitsluitend geschieden bij schriftelijke overeenkomst en nimmer stilzwijgend.
- 2.
Handelingen die door partijen verricht worden na beëindiging van deze overeenkomst kunnen niet als een stilzwijgende voortzetting van deze overeenkomst gelden.”
Partijen hebben in 2004 onderhandeld over voortzetting van de exclusiviteitsovereenkomst. De vorige advocaat van Bouckaert heeft op 19 maart 2004 een concept voor een verlengde exclusiviteitsovereenkomst aan DSP gezonden. Dit concept was nagenoeg gelijk aan de in 2001 gesloten exclusiviteitsovereenkomst. De procureur van DSP heeft op 17 mei 2004 een door hem vervaardigd concept voor een verlengde exclusiviteitsovereenkomst aan de [betrokkene] de accountant van Bouckaert gestuurd. Dit tweede concept week aanzienlijk af van het eerste concept. [betrokkene] heeft op 13 augustus 2004 een notitie opgesteld, waarin hij voorop heeft gesteld dat het concept van Bouckaert de basis voor verdere onderhandelingen vormde en waarin hij voorstellen tot aanpassing van dit concept deed. De procureur van DSP heeft daarop bij brief van 7 augustus 2004 gereageerd, waaruit de rechtbank de voorlaatste alinea van bladzijde 2 citeert:
“Wat cliënte [DSP] betreft kan in ieder geval geen sprake zijn van het aangaan van een nieuwe overeenkomst met als uitgangspunt de overeenkomst uit april 2001. Cliënte is bereid een exclusiviteitsovereenkomst aan te gaan voor de Benelux, daarover af te spreken dat uw cliënt [Bouckaert] geen dealers of anderszins tussenpersonen al aanstellen en zij, als tegenprestatie, jaarlijks voor ten minste € 80.000,00 zal afnemen, dat zij ook geen producten bij derden zal afnemen op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 indien zij dezelfde producten bij uw cliënt tegen nagenoeg dezelfde prijs (maximale marge 10%) kan afnemen en dat deze overeenkomst voor onbepaalde tijd zal voortduren met een opzegtermijn van 06 maanden.”
[betrokkene] heeft daarop bij e-mail van 15 september 2004 onder meer als volgt gereageerd:
“Van je telefoniste vernam ik dat je op vakantie was vandaar bij deze een mailtje met de mededeling dat jouw laatste schrijven dd. 7 september 2004 voor [eiser] voldoende aanknopingspunten biedt om een nieuwe overeenkomst op te baseren.
Wij denken dan aan een korte overeenkomst, niet veel meer bevattende dan wat jij omschrijft in de voorlaatste alinea op blz. 2 van jouw schrijven.
Uiteraard onder het voorbehoud van toetsing door de juridisch adviseur van [eiser].”
De procureur van DSP heeft daarop weer onder meer als volgt gereageerd bij e-mail van 30 september 2004:
Terugkomend van vakantie tref ik je e-mail van 15 september j.l. aan. Aangezien ik (...) nogal behoorlijk in het werk zit, zou ik je willen verzoeken om in onderhavige kwestie zelf een concept-overeenkomstje op te stellen, gebaseerd op mijn brief van 07 september 2004 en dan met name de door jou aangegeven alinea.”
Het geschil
in conventie
Bouckaert vordert - samengevat -
- (1)
een verklaring voor recht dat DSP tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van art. 1 lid 6 en art. 7 exclusiviteitsovereenkomst,
- (2)
veroordeling van DSP tot betaling van EUR 118.896,60, vermeerderd met rente,
- (3)
veroordeling van DSP tot betaling van de op grond van art. 1 lid 6 verbeurde boetes, nader op te maken bij staat
- (4)
een bevel aan DSP tot het doen van opgave van alle inbreukmakende transacties buiten de BENELUX, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
- (5)
veroordeling van DSP in de kosten van het geding.
DSP voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
DSP vordert - samengevat -
- (1)
voor recht te verklaren dat art. 10 exclusiviteitsovereenkomst nietig is, althans deze te vernietigen,
- (2)
voor recht te verklaren dat Bouckaert aansprakelijk is voor de schade die DSP als gevolg van de wanprestatie van Bouckaert heeft geleden, met veroordeling van Bouckaert tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat,
- (3)
veroordeling van Bouckaert tot nakoming van de nieuwe exclusiviteitsovereenkomst, althans tot vergoeding van de schade die DSP heeft geleden door het afbreken door Bouckaert van de onderhandelingen, nader op te maken bij staat,
- (4)
voor recht te verklaren dat Bouckaert de in art. 1 lid 2 exclusiviteitsovereenkomst genoemde boetes heeft verbeurd, met nadere vaststelling van het exacte aantal overtredingen,
- (5)
te bevelen dat Bouckaert de administratie in het geding brengt, waaruit blijkt van elke levering aan derden gedurende de looptijd van de exclusiviteitsovereenkomst,
- (6)
opheffing van het door Bouckaert gelegde beslag,
- (7)
veroordeling van Bouckaert in de kosten van het geding.
Bouckaert voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
in conventie
Minimum afnameverplichting
Bouckaert vordert in de eerste plaats de winst die zij heeft gederfd, doordat DSP minder heeft afgenomen dan deze op grond van art. 7 exclusiviteitsovereenkomst verplicht was. Zij heeft gesteld dat DSP voor een bedrag van € 152.872,03 exclusief BTW te weinig heeft afgenomen. DSP betwist deze berekening niet. Zij voert als verweer dat zij de minimumafname niet heeft kunnen halen, omdat Bouckaert gebrekkige producten leverde, waardoor haar klanten schade leden en de belangstelling voor het product afnam. Zij heeft haar verweer geïllustreerd met de omschrijving van een elftal typen klachten en door overlegging van enkele meldingen van klachten door haar afnemers en van correspondentie tussen haar en Bouckaert. Bouckaert betwist dat zij gebrekkige producten heeft geleverd.
DSP heeft dit verweer onvoldoende uitgewerkt. De klachtmeldingen en de correspondentie tussen DSP en Bouckaert zijn alle van 2005, dus ruim na het eindigen van de exclusiviteitsovereenkomst op 16 april 2004 en na het vastlopen van de onderhandelingen over een verlengde exclusiviteitsovereenkomst. Het is niet aannemelijk dat deze klachten in enig verband staan met onvrede met en verminderderde belangstelling voor de producten van Bouckaert van de kant van klanten van DSP tijdens de looptijd van de exclusiviteitsovereenkomst. Het verweer is bovendien in strijd met de in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat tussen partijen een verlengde exclusiviteitsovereenkomst tot stand is gekomen: als DSP zoveel schade heeft geleden door levering van gebrekkige producten door Bouckaert, is niet begrijpelijk, waarom zij Bouckaert in rechte wil dwingen de exclusiviteitsovereenkomst met haar voort te zetten, ook al zou dat dan op aangepaste voorwaarden zijn. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij.
Bouckaert heeft de gederfde winst na aftrek van de variabele kosten berekend op € 104.839,63, te weten 68,58% van de gemiste omzet. DSP heeft deze berekening betwist. De rechtbank zal een deskundige benoemen die aan de hand van de administratie van Bouckaert de omvang van de gederfde winst zal vaststellen. Zij zal als deskundige benoemen [betrokkene 2] accountantskantoor Jeurissen Janssen, [adres]. [betrokkene]l zal zich laten bijstaan door haar kantoorgenoot [betrokkene 3]
Aan de deskundige zullen de volgende vragen worden voorgelegd:
- 1.
Wat is de brutomarge van Bouckaert geweest op de productie van armsteunen in de jaren 1998-2001?
- 2.
Wat is de omvang van de besparingen van Bouckaert in de directe productiekosten van de armsteunen ten gevolge van het feit dat DSP gedurende de contractsperiode van 17 april 2001 tot en met 16 april 2001 voor € 152.872,03 exclusief BTW te weinig aan armsteunen heeft afgenomen?
- 3.
Wat zijn de besparingen van Bouckaert op de vaste lasten ten gevolge van het feit dat DSP gedurende de contractsperiode van 17 april 2001 tot en met 16 april 2001 voor € 152.872,03 exclusief BTW te weinig aan armsteunen heeft afgenomen?
- 4.
Wat is de gederfde winst van Bouckaert ten gevolge van het feit dat DSP gedurende de contractsperiode van 17 april 2001 tot en met 16 april 2001 voor € 152.872,03 exclusief BTW te weinig aan armsteunen heeft afgenomen?
- 5.
Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
Indien partijen bezwaar hebben tegen de deskundige, dienen zij dat binnen drie weken na heden schriftelijk en gemotiveerd aan de griffie van deze rechtbank te berichten. Dan kan eventueel benoeming van een andere deskundige plaatsvinden.
Aan de hand van de opgave van de deskundige wordt het voorschot op haar loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 8.508,50. Dit bedrag dient, gezien artikel 195 Rv., ter griffie te worden gedeponeerd door Bouckaert.
Levering buiten de Benelux
DSP heeft erkend dat zij producten aan afnemers buiten de Benelux heeft geleverd, nadat zij per ongeluk in het reclamemateriaal voor Duitsland en Oostenrijk ook de producten van Bouckaert had opgenomen. DSP heeft gesteld dat zij Bouckaert zelf van die overtreding op de hoogte heeft gesteld, dat Bouckaert vervolgens aangaf daaraan niet zo zwaar te tillen en dat DSP haar gang kon gaan, ook omdat Bouckaert dan rechtstreeks een klant in Nederland zou kunnen beleveren. De heer W.H.F. Bouckaert, vennoot van Bouckaert, heeft ter comparitie gereageerd dat hij niet over de overtreding van art. 1 lid 6 exclusiviteitsovereenkomst door DSP is heen gestapt. Gezien deze betwisting is niet komen vast te staan dat Bouckaert haar rechten zou hebben verwerkt om op te treden tegen de overtreding door DSP of dat partijen daarover nadere afspraken hebben gemaakt, waarbij mede een rol speelt dat DSP van deze stelling geen bewijs heeft aangeboden en de rechtbank geen aanleiding ziet DSP daarvan ambtshalve bewijs op te dragen. Dit betekent dat de verklaring voor recht dat DSP art. 1 lid 6 exclusiviteitsovereenkomst heeft geschonden, zal worden toegewezen.
Bouckaert heeft verder de boete gevorderd die DSP op grond van art. 10 lid 4 exclusiviteitsovereenkomst verbeurde bij overtreding van art. 1 lid 6 exclusiviteitsovereenkomst. DSP heeft zich op nietigheid, althans vernietigbaarheid van art. 10 exclusiviteitsovereenkomst beroepen, omdat dit artikel te eenzijdig aan Bouckaert zeer vergaande rechten zou toekennen: het recht op nakoming, (aanvullende) schadevergoeding en boetes, deze op iedere overtreding door DSP van enige bepaling van de overeenkomst, en tot opzegging van de overeenkomst, terwijl Bouckaert op grond van art. 1 lid 2 exclusiviteitsovereenkomst slechts een boete verbeurt bij levering aan een klant in de Benelux. De bepaling is volgens DSP daarom in strijd met de art. 3:12 en 3:15 BW.
Dit verweer faalt. Het betreft hier een overeenkomst tussen twee ondernemingen. Bouckaert heeft onbetwist gesteld dat DSP een grotere onderneming is dan zij en dat DSP over meer markmacht beschikt. F.J. van Houten, bestuurder van DSP, heeft ter comparitie verklaard dat hij de exclusiviteitsovereenkomst heeft getekend, zonder precies op de hoogte te zijn van de details. Dat betekent dat het voor rekening van DSP komt, als de exclusiviteitsovereenkomst bepalingen bevat, waarvan DSP zich bij het sluiten de strekking niet heeft gerealiseerd. In art. 10 exclusiviteitsovereenkomst wordt aan Bouckaert het recht op nakoming en (aanvullende) schadevergoeding toegekend. Omdat de overeenkomst niet bepaald dat DSP deze rechten niet kan uitoefenen, moet de overeenkomst zo worden uitgelegd, dat ook aan DSP deze rechten toekomen. In zoverre is er geen sprake van eenzijdigheid. De enkele feiten dat aan Bouckaert een tussentijdse opzeggingsbevoegdheid is toegekend bij tekortschieten van DSP en omgekeerd aan DSP niet en dat DSP een boete verbeurt bij iedere overtreding van de overeenkomst en Bouckaert slechts bij levering aan een klant in de Benelux, brengt gezien de verhoudingen van partijen niet mee dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, dat Bouckaert DSP aan deze bepaling houdt.
Het voorgaande betekent dat art. 10 exclusiviteitsovereenkomst geldig is. Dit brengt mee dat DSP zal worden veroordeeld tot betaling van de wegens overtreding van art. 1 lid 6 exclusiviteitsovereenkomst verbeurde boetes aan Bouckaert, nader op te maken bij staat en vermeerderd met de wettelijke rente. Ook zal DSP worden veroordeeld om binnen een maand na betekening van dit vonnis een verklaring van een registeraccountant aan Bouckaert ter hand te stellen met een opgave van het aantal inbreukmakende transacties, in het bijzonder aan afnemers in Duitsland en Oostenrijk, onderbouwd met kopieën van de orders, bevestigingen en facturen van deze transacties. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, die echter zal worden gemaximeerd.
DSP heeft een beroep op matiging van de verbeurde boetes gedaan. Dit beroep kan pas goed worden beoordeeld, nadat de in de vorige rechtsoverweging bedoelde registeraccountant het overzicht van inbreukmakende transacties heeft opgesteld. Het beroep zal daarom worden beoordeeld in de schadestaatprocedure.
Buitengerechtelijke incassokosten
Bouckaert vordert € 1.500,- wegens kosten ter verkrijging van voldoende buiten rechte (art. 6:96 lid 2 sub c BW). Zij vordert in deze procedure met name de gederfde winst wegens de wanprestatie van DSP ten aanzien van de minimum afnameverplichting. Uit de overgelegde correspondentie over de verlengde exclusiviteitsovereenkomst blijkt dat Bouckaert heeft getracht haar schade vergoed te krijgen door aanpassing van de voorwaarden van de verlengde overeenkomst. In zoverre heeft zij kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte gemaakt. Het gevorderde bedrag blijft onder het tarief op basis van Voor-Werk. Het enkele feit dat Bouckaert haar vordering heeft toegelicht aan de hand van een voorschotnota van haar vorige advocaat, brengt niet mee dat zij haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank acht het aannemelijk dat het gevorderde bedrag daadwerkelijk aan buitengerechtelijke incassokosten is uitgegeven. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in reconventie
Kwaliteit armsteunen
DSP stelt dat Bouckaert gebrekkige armsteunen heeft geleverd. Zij heeft elf typen klachten genoemd. Zij heeft brieven van afnemers in het geding gebracht en correspondentie tussen haar en Bouckaert. Bouckaert betwist dat zij gebrekkige armsteunen heeft geleverd. Zij betwist dat de klachten van afnemers van DSP zien op door haar geleverde armsteunen. Bovendien is zij niet in gebreke gesteld door DSP. Ook betwist zij het causaal verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade.
In art. 4 exclusiviteitsovereenkomst garandeerde Bouckaert de kwaliteit van de armsteunen, waarop ook de afnemer van DSP bij wege van derdenbeding een beroep kon doen. Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen, die overigens dateert uit 2005, dus ruim na het aflopen van de overeenkomst, blijkt dat op deze manier geregeld armsteunen zijn geretourneerd aan Bouckaert en daar zijn gerepareerd of vervangen. Als Bouckaert op die manier een klacht van een afnemer van DSP verhielp, was daarmee door herstel de niet-nakoming beëindigd. De discussie in de overgelegde correspondentie tussen partijen gaat in hoofdzaak over vragen van DSP over volgens haar te veel of te weinig of verkeerd geleverde armsteunen en niet zozeer over gebrekkige armsteunen. Verder gaat het om de vraag of Bouckaert nog garantie moet verlenen op geretourneerde armsteunen voor de Hyundai H200 en de Mitsubishi L400, ook nadat de termijn van 12 maanden na aflevering is verstreken en in het geval Bouckaert de productie van de desbetreffende armsteunen heeft gestaakt.
Geen van de door DSP overgelegde brieven van haar aan Bouckaert bevat een ingebrekestelling voor gebrekkige armsteunen. DSP heeft de stelling van Bouckaert dat deze niet in gebreke is gesteld, niet betwist. Het gaat om tekortkomingen waarvan de nakoming door herstel of vervanging nog mogelijk is, zodat een ingebrekestelling vereist is. Dit betekent dat Bouckaert, als er al sprake is van niet nakomen door haar, niet in verzuim is gekomen. Op die grond heeft DSP geen aanspraak op vergoeding van schade. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
Verlengde exclusiviteitsovereenkomst
DSP stelt dat zij met Bouckaert overeenstemming heeft bereikt over verlenging van de exclusiviteitsovereenkomst. Zij vordert een verklaring voor recht dat Bouckaert gehouden is deze verlengde exclusiviteitsovereenkomst na te komen. Voor het geval de rechtbank vaststelt dat er geen verlengde exclusiviteitsovereenkomst tot stand is gekomen, vordert zij dat de rechtbank voor recht verklaart dat Bouckaert aansprakelijk is voor de schade die zij lijdt doordat Bouckaert de onderhandelingen op een ongeoorloofde manier heeft afgebroken. Bouckaert betwist dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een verlengde exclusiviteitsovereenkomst en dat er bij DSP gerechtvaardigd vertrouwen is ontstaan dat enigerlei overeenkomst tussen hen tot stand zou komen. Volgens haar hebben partijen met name geen oplossing kunnen vinden voor het feit dat Bouckaert in de periode 2001-2004 schade heeft geleden, omdat DSP te weinig armsteunen heeft afgenomen.
Uit de in 2.2-2.4 weergegeven correspondentie tussen partijen blijkt dat partijen elkaar dicht waren genaderd over de voorwaarden van een verlengde exclusiviteitsovereenkomst. De tekst van deze overeenkomst moest echter nog worden opgesteld en namens Bouckaert was nog het voorbehoud van toetsing door de juridische adviseur gemaakt. Hoe de onderhandelingen zich hebben voortgezet na 30 september 2004, de in 2.4 geciteerde e-mail van de procureur van DSP, en hoe en wanneer duidelijk is geworden dat partijen er niet uit kwamen en dat Bouckaert een procedure tegen DSP zou beginnen, is onduidelijk. Dit betekent dat DSP onvoldoende feiten heeft gesteld op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat partijen wilsovereenstemming hebben bereikt over een verlengde exclusiviteitsovereenkomst of dat het gezien het totstandkomingsvertrouwen van DSP onaanvaardbaar was dat Bouckaert de onderhandelingen afbrak. Dit betekent dat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Levering door Bouckaert in Nederland
DSP heeft gesteld dat Bouckaert reeds lange tijd en stelselmatig goederen levert aan de firma Automat te Wijchen. Daarmee heeft Bouckaert volgens DSP art. 1 lid 2 exclusiviteitsovereenkomst overtreden. Bouckaert verweert zich met de stelling dat zij de afgelopen jaren eenmaal aan Automat een armsteun heeft geleverd. Dat was in november 2004, dus ruim na het einde van de exclusiviteitsovereenkomst, zodat zij art. 1 lid 2 exclusiviteitsovereenkomst niet heeft overtreden.
Tegenover dit gemotiveerde verweer van Bouckaert heeft DSP onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat Bouckaert reeds lange tijd en stelselmatig goederen heeft geleverd aan Automat. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen. De vordering tot overlegging van de administratie deelt hetzelfde lot en zal ook worden afgewezen.
Beslaglegging
In conventie is gebleken dat de vordering van Bouckaert gegrond is. Dit betekent dat de vordering tot opheffing van het conservatoire beslag zal worden afgewezen.
Conclusie
De vordering in reconventie zal worden afgewezen. DSP zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De reconventie zal worden afgedaan tegelijk met de conventie. Tot zolang zal de zaak worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
in conventie
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
- 1.
Wat is de brutomarge van Bouckaert geweest op de productie van armsteunen in de jaren 1998-2001?
- 2.
Wat is de omvang van de besparingen van Bouckaert in de directe productiekosten van de armsteunen ten gevolge van het feit dat DSP gedurende de contractsperiode van 17 april 2001 tot en met 16 april 2001 voor € 152.872,03 exclusief BTW te weinig aan armsteunen heeft afgenomen?
- 3.
Wat zijn de besparingen van Bouckaert op de vaste lasten ten gevolge van het feit dat DSP gedurende de contractsperiode van 17 april 2001 tot en met 16 april 2001 voor € 152.872,03 exclusief BTW te weinig aan armsteunen heeft afgenomen?
- 4.
Wat is de gederfde winst van Bouckaert ten gevolge van het feit dat DSP gedurende de contractsperiode van 17 april 2001 tot en met 16 april 2001 voor € 152.872,03 exclusief BTW te weinig aan armsteunen heeft afgenomen?
- 5.
Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
[betrokkene 2]
accountantskantoor Jeurissen Janssen,
Utrechtseweg 62,
6862 AM Oosterbeek,
tel. 026 - 334 07 07,
fax 026 - 339 20 04,
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
bepaalt dat Bouckaert voor 31 mei 2006 (kopieën van) de overige processtukken en - voor zover mogelijk - de andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken aan de deskundige zal doen toekomen,
bepaalt dat Bouckaert voor 31 mei 2006 als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 8.508,50 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. F.J. de Vries,
bepaalt dat de plaats en de tijd waar en wanneer de deskundige tot het onderzoek zal overgaan, zullen worden vastgesteld door de deskundige in overleg met de raadslieden van de partijen,
bepaalt dat de deskundige voor 28 juni 2006 een concept van het deskundigenbericht aan partijen zal sturen,
bepaalt dat partijen voor 26 juli 2006 hun reactie op het rapport aan de deskundige zullen sturen,
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 6 september 2006,
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit schriftelijk bericht haar declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van het zaak- en rolnummer,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
verwijst de zaak naar de rolzitting van 18 oktober 2006 voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Bouckaert of voor bepaling datum vonnis,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis (behoudens het provisioneel deel ervan) alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
in conventie en in reconventie
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2006.