Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2303 inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 19-01-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, PbEU 2021, L 468 (uitgifte: 30-12-2021, regelingnummer: 2021/2303)
- Inwerkingtreding
19-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, PbEU 2021, L 468 (uitgifte: 30-12-2021, regelingnummer: 2021/2303)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
EU-recht / Instituties
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2021 inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, leden 1 en 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het doel van het asielbeleid van de Unie bestaat erin een gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) te ontwikkelen en tot stand te brengen, dat in overeenstemming is met de waarden en de humanitaire traditie van de Unie en waaraan het beginsel van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid ten grondslag ligt.
- (2)
Een gemeenschappelijk asielbeleid, gestoeld op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, als gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen, die openstaat voor onderdanen van derde landen of staatlozen die om internationale bescherming in de Unie verzoeken.
- (3)
Het GEAS is gebaseerd op gemeenschappelijke minimumnormen voor procedures inzake internationale bescherming, erkenning en bescherming op Unieniveau en voor opvangvoorzieningen en behelst een systeem voor het bepalen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming. Ondanks de vooruitgang die op het gebied van het GEAS is geboekt, zijn er tussen de lidstaten nog aanzienlijke verschillen wat betreft het verlenen van internationale bescherming en de vorm van dergelijke internationale bescherming. Deze verschillen moeten worden aangepakt door meer lijn te brengen in de beoordeling van verzoeken om internationale bescherming en door in de hele Unie een uniform niveau van toepassing van het Unierecht, op basis van hoge beschermingsnormen, te garanderen.
- (4)
In haar mededeling van 6 april 2016 met als titel ‘Naar een hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en een verbetering van de legale mogelijkheden om naar Europa te komen’ heeft de Commissie prioritaire gebieden aangegeven waarop het GEAS structureel dient te worden verbeterd, namelijk het tot stand brengen van een duurzaam en billijk stelsel voor het vaststellen van de voor asielzoekers verantwoordelijke lidstaat, het verbeteren van het Eurodac-systeem, het zorgen voor grotere convergentie van het asielsysteem van de Unie, het voorkomen van secundaire bewegingen binnen de Unie en het opstellen van een nieuw mandaat voor het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (European Asylum Support Office — EASO). Die mededeling is in lijn met een oproep van de Europese Raad van 18 februari 2016 om vooruitgang te boeken wat betreft de hervorming van het bestaande kader van de Unie teneinde een humaan, rechtvaardig en doeltreffend asielbeleid te garanderen. Voorts worden in die mededeling vervolgstappen voorgesteld overeenkomstig de holistische aanpak van migratie die het Europees Parlement heeft uiteengezet in zijn initiatiefverslag van 12 april 2016 met als titel ‘De situatie in het Middellandse Zeegebied en de noodzaak van een holistische EU-aanpak van migratie’.
- (5)
Het EASO werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) en is zijn werkzaamheden op 1 februari 2011 begonnen. Het EASO bevordert de praktische samenwerking tussen de lidstaten inzake asielgerelateerde aangelegenheden en ondersteunt de lidstaten bij het voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het GEAS. Het EASO biedt ook ondersteuning aan lidstaten waarvan de asiel- en opvangstelsels onder bijzondere druk staan. De rol en functie ervan dienen echter verder te worden versterkt, teneinde niet alleen de praktische samenwerking tussen de lidstaten te ondersteunen, maar ook te zorgen voor versterking van de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten en bij te dragen aan de doeltreffende werking van die stelsels.
- (6)
Gezien de structurele zwaktes van het GEAS, die aan het licht zijn gekomen door de grootschalige en ongecontroleerde aankomst van migranten en asielzoekers in de Unie, en de behoefte aan een efficiënte, hoogwaardige en uniforme toepassing van het Unierecht inzake asiel in de lidstaten, moeten de uitvoering en de werking van het GEAS worden verbeterd, door voort te bouwen op de werkzaamheden van het EASO en het verder te ontwikkelen tot een volwaardig agentschap. Een dergelijk agentschap moet een expertisecentrum zijn met betrekking tot asiel. Het moet de werking van het GEAS faciliteren en verbeteren door het coördineren en bevorderen van de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling inzake asiel tussen de lidstaten, door het bevorderen van het Unie- en het internationale asielrecht en operationele normen om een hoge mate van uniformiteit te waarborgen op basis van hoge beschermingsnormen wat betreft procedures voor internationale bescherming, opvangvoorzieningen en de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie, door het bevorderen van oprechte en daadwerkelijke solidariteit tussen de lidstaten om de betrokken lidstaten in het algemeen en verzoekers om internationale bescherming in het bijzonder bij te staan en in overeenstemming met artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin wordt bepaald dat toepasselijke Uniehandelingen op dit gebied passende maatregelen dienen te bevatten om uitvoering te geven aan het solidariteitsbeginsel, om op duurzame wijze toepassing te geven aan de voorschriften van de Unie om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming en om convergentie mogelijk te maken bij de beoordeling van verzoeken om internationale bescherming in de Unie, door het monitoren van de operationele en technische toepassing van het GEAS, door het ondersteunen van de lidstaten bij hervestiging en de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) en door het bieden van operationele en technische bijstand aan lidstaten voor het beheer van hun asiel- en opvangstelsels, met name wanneer deze onder onevenredige druk staan.
- (7)
De taken van het EASO moeten worden uitgebreid, en om die veranderingen te weerspiegelen moet het EASO vervangen en opgevolgd worden door een agentschap met als naam het Asielagentschap van de Europese Unie (het ‘Agentschap’), waarbij volledige continuïteit van alle activiteiten en procedures gewaarborgd moet zijn.
- (8)
Om te waarborgen dat het Agentschap onafhankelijk is en zijn taken naar behoren kan vervullen, moet het over voldoende financiële en personele middelen kunnen beschikken, waaronder voldoende eigen personeel om deel uit te maken van asielondersteuningsteams en deskundigenteams voor de uitvoering van het monitoringmechanisme uit hoofde van deze verordening.
- (9)
Het Agentschap moet nauw samenwerken met de voor asiel en immigratie verantwoordelijke nationale autoriteiten en andere relevante diensten, daarbij gebruikmakend van de capaciteit en de deskundigheid van die autoriteiten en diensten, alsook met de Commissie. De lidstaten moeten samenwerken met het Agentschap om het in staat te stellen zijn mandaat te vervullen. Voor de toepassing van deze verordening is het van belang dat het Agentschap en de lidstaten te goeder trouw handelen en tijdig en nauwgezet informatie uitwisselen. Bij het verstrekken van statistische gegevens moeten te allen tijde de technische en methodologische specificaties zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad (4) in acht worden genomen.
- (10)
Het Agentschap moet informatie over de asielsituatie in de Unie verzamelen en analyseren, en over de asielsituatie in derde landen voor zover die gevolgen zouden kunnen hebben voor de Unie. Deze informatieverzameling en -analyse moet het Agentschap in staat stellen de lidstaten actuele informatie over onder andere migratie- en vluchtelingenstromen te verschaffen en mogelijke risico's voor de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten vast te stellen. Met het oog hierop moet het Agentschap nauw samenwerken met het Europees Grens- en kustwachtagentschap, opgericht bij Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (5).
- (11)
In databanken of op webportalen van het Agentschap met betrekking tot juridische ontwikkelingen op het gebied van asiel, waaronder relevante rechtspraak, mogen geen persoonsgegevens opgeslagen respectievelijk gepubliceerd worden, tenzij het Agentschap dergelijke gegevens uit openbare bronnen heeft gehaald.
- (12)
Het Agentschap moet verbindingsfunctionarissen naar de lidstaten kunnen uitzenden om samenwerking te bevorderen en als schakel te fungeren tussen het Agentschap en de nationale voor asiel en immigratie verantwoordelijke autoriteiten of andere relevante diensten. De verbindingsfunctionarissen moeten de communicatie tussen de betrokken lidstaat en het Agentschap bevorderen en relevante informatie van het Agentschap delen met de betrokken lidstaat. Zij moeten het verzamelen van informatie ondersteunen en een bijdrage leveren aan het bevorderen van de toepassing en tenuitvoerlegging van het Unierecht inzake asiel, waaronder met betrekking tot de eerbiediging van de grondrechten. De verbindingsfunctionarissen moeten regelmatig verslag aan de uitvoerend directeur van het Agentschap uitbrengen over de asielsituatie in de lidstaten, en met deze verslagen moet rekening worden gehouden bij de toepassing van het monitoringmechanisme uit hoofde van deze verordening. Indien de bedoelde verslagen aanleiding geven tot bezorgdheid over een of meer van deze aspecten die voor de betrokken lidstaat relevant zijn, moet de uitvoerend directeur die lidstaat daarvan onverwijld in kennis stellen.
- (13)
Het Agentschap moet de lidstaten de noodzakelijke ondersteuning bieden bij de uitvoering van hun taken en verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 604/2013.
- (14)
Het Agentschap moet de lidstaten op hun verzoek de noodzakelijke ondersteuning op het gebied van hervestiging kunnen bieden. Hiertoe moet het Agentschap deskundigheid ontwikkelen en aanbieden op het gebied van hervestiging ter ondersteuning van acties van de lidstaten op het gebied van hervestiging.
- (15)
Het Agentschap moet de lidstaten ondersteuning bieden bij de opleiding van deskundigen van alle nationale overheidsdiensten, rechterlijke instanties en nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor asielkwesties, onder meer door een Europees asielcurriculum te ontwikkelen. De lidstaten moeten passende opleidingen ontwikkelen op basis van het Europese asielcurriculum, teneinde beste praktijken en gemeenschappelijke normen met betrekking tot de toepassing van het Unierecht inzake asiel te bevorderen. In dit verband moeten de lidstaten de belangrijkste onderdelen van het Europese asielcurriculum in hun eigen opleidingen integreren. Het is belangrijk dat die kernonderdelen betrekking hebben op aspecten in verband met het bepalen of verzoekers in aanmerking komen voor internationale bescherming, op gesprekstechnieken en op het beoordelen van bewijs. Voorts moet het Agentschap controleren en, indien noodzakelijk, erop toezien dat alle deskundigen die deel uitmaken van asielondersteuningsteams of de asielreservepool die wordt opgericht uit hoofde van deze Verordening (de ‘asielreservepool’), vóór hun deelname aan door het Agentschap georganiseerde operationele activiteiten de noodzakelijke opleiding krijgen.
- (16)
Het Agentschap moet zorgen voor een meer gestructureerde, geactualiseerde en gestroomlijnde productie van informatie over relevante derde landen op het niveau van de Unie. Het Agentschap moet relevante informatie verzamelen en verslagen met informatie over landen opstellen. Hiertoe moet het Agentschap Europese netwerken inzake informatie over derde landen oprichten en beheren om overlapping te voorkomen en synergie met de nationale verslagen tot stand te brengen. Het is noodzakelijk dat de informatie over derde landen onder meer betrekking heeft op de politieke, religieuze en veiligheidssituatie en op mensenrechtenschendingen, waaronder marteling en mishandeling, in het betreffende derde land.
- (17)
Ter bevordering van de convergentie bij de beoordeling van verzoeken om internationale bescherming en naar de aard van de geboden bescherming, moet het Agentschap samen met de lidstaten een gemeenschappelijke analyse over de situatie in specifieke landen van herkomst (de ‘gemeenschappelijke analyse’) en richtsnoeren ontwikkelen. De gemeenschappelijke analyse moet bestaan uit een beoordeling van de situatie in de betreffende landen van herkomst op basis van informatie over het land van herkomst. De richtsnoeren moeten gebaseerd zijn op een interpretatie van die door het Agentschap en de lidstaten ontwikkelde gemeenschappelijke analyse. Bij het ontwikkelen van de gemeenschappelijke analyse en richtsnoeren moet het Agentschap rekening houden met de meest recente richtsnoeren van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) voor de beoordeling van de behoefte aan internationale bescherming van asielzoekers uit specifieke landen van herkomst, en moet het rekening kunnen houden met andere relevante bronnen. Onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om te besluiten op individuele verzoeken om internationale bescherming, moeten de lidstaten bij het beoordelen van verzoeken om internationale bescherming van personen uit derde landen rekening houden met gemeenschappelijke analyse en richtsnoeren die overeenkomstig deze verordening zijn opgesteld voor het betreffende derde land.
- (18)
Het Agentschap moet de Commissie ondersteuning bieden en moet in staat zijn de lidstaten bij te staan door informatie over en een analyse van derde landen te verstrekken met betrekking tot de begrippen ‘veilig land van herkomst’ en ‘veilig derde land’. Wanneer het Agentschap dergelijke informatie en een dergelijke analyse verstrekt, moet het overeenkomstig deze verordening verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.
- (19)
Om te zorgen voor een hoge mate van uniformiteit op basis van hoge beschermingsnormen met betrekking tot procedures voor internationale bescherming, opvangvoorzieningen en de beoordeling van beschermingsbehoeften in de Unie, moet het Agentschap activiteiten ter bevordering van de correcte en doeltreffende uitvoering van het Unierecht inzake asiel organiseren en coördineren door middel van niet-bindende instrumenten. Daartoe moet het Agentschap operationele normen en indicatoren ontwikkelen, alsook richtsnoeren inzake asielkwesties. Het Agentschap moet de uitwisseling van beste werkwijzen tussen de lidstaten mogelijk maken en bevorderen.
- (20)
Het Agentschap moet, in nauwe samenwerking met de Commissie en onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie als hoedster van de Verdragen, de operationele en technische toepassing van het GEAS met als doel mogelijke tekortkomingen van de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten vast te stellen of te voorkomen, en om hun capaciteit en paraatheid tot beheersing van situaties van onevenredige druk te beoordelen teneinde de doeltreffendheid van die stelsels te vergroten (het ‘monitoringmechanisme’). Het monitoringmechanisme moet omvattend zijn en het moet mogelijk zijn de monitoring te baseren op informatie die de betrokken lidstaat heeft verstrekt, de opgestelde analyse van informatie over de asielsituatie door het Agentschap, bezoeken ter plaatse, waaronder op korte termijn, steekproeven, en informatie van intergouvernementele organisaties of organen, in het bijzonder de UNHCR, en andere relevante organisaties op basis van hun deskundigheid. De uitvoerend directeur moet ervoor zorgen dat de betrokken lidstaat kan reageren op de ontwerpbevindingen van een monitoringexercitie die wordt verricht als onderdeel van het monitoringmechanisme en, vervolgens, op de ontwerpaanbevelingen. De uitvoerend directeur moet de ontwerpaanbevelingen in overleg met de Commissie opstellen. Na rekening te hebben gehouden met de opmerkingen van de betrokken lidstaat moet de uitvoerend directeur de raad van bestuur de bevindingen van de monitoringexercitie en de ontwerpaanbevelingen voorleggen met daarin de maatregelen die de betrokken lidstaat, in voorkomend geval met ondersteuning van het Agentschap, moet nemen teneinde eventuele tekortkomingen of problemen op het gebied van capaciteit of paraatheid aan te pakken. In de ontwerpaanbevelingen moet worden aangegeven binnen welke termijn die maatregelen moeten worden genomen. De raad van bestuur moet de aanbevelingen goedkeuren. De betrokken lidstaat moet voor de uitvoering van de aanbevelingen ondersteuning van het Agentschap kunnen vragen en kan om specifieke financiële steun van de relevante financiële instrumenten van de Unie verzoeken.
- (21)
De monitoringexercitie moet plaatsvinden in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaat, waaronder, indien noodzakelijk, bezoeken ter plaatse en steekproeven. Het is passend dat steekproeven een selectie van positieve en negatieve besluiten omvat die betrekking hebben op een bepaalde periode en relevant zijn voor het aspect van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat wordt gemonitord. Het is passend steekproeven te stoelen op objectieve indicaties, zoals erkenningspercentages. Het nemen van steekproeven doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om te besluiten op individuele verzoeken om internationale bescherming en moet plaatsvinden met volledige inachtneming van het beginsel van vertrouwelijkheid.
- (22)
Om de monitoringexercitie op specifieke elementen van het GEAS toe te spitsen, moet het Agentschap de mogelijkheid hebben om thematische of specifieke aspecten van het GEAS te monitoren. Indien het Agentschap een monitoringexercitie over thematische of specifieke aspecten van het GEAS opstart, moet het erop toezien dat die thematische of specifieke monitoring betrekking heeft op alle lidstaten. Om echter te voorkomen dat het Agentschap dubbel werk verricht, zou het niet passend zijn een lidstaat aan een monitoringexercitie over thematische of specifieke aspecten van het GEAS te onderwerpen in een jaar waarin de operationele en technische toepassing van alle aspecten van het GEAS van die lidstaat wordt gemonitord.
- (23)
Als de betrokken lidstaat niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen neemt om uitvoering te geven aan de door de raad van bestuur goedgekeurde aanbevelingen en daarmee de vastgestelde tekortkomingen in zijn asiel- en opvangstelsel of problemen op het gebied van capaciteit of paraatheid niet aanpakt, met ernstige gevolgen voor de werking van het GEAS, moet de Commissie op basis van een eigen beoordeling tot deze lidstaat gerichte aanbevelingen aannemen waarin de maatregelen worden vastgesteld die nodig zijn om de situatie te verhelpen, inclusief, indien noodzakelijk, de specifieke maatregelen die het Agentschap moet nemen ter ondersteuning van die lidstaat. Het moet voor de Commissie mogelijk zijn bezoeken ter plaatse aan de lidstaat te organiseren om de uitvoering van de aanbevelingen te controleren. Bij haar beoordeling moet de Commissie de ernst van de vastgestelde tekortkomingen afzetten tegen de gevolgen daarvan voor de werking van het GEAS. Als de lidstaat binnen de in de aanbevelingen gestelde termijn geen uitvoering heeft gegeven aan de aanbevelingen, moet de Commissie een voorstel in kunnen dienen voor een uitvoeringshandeling van de Raad, waarin de maatregelen worden vastgesteld die het Agentschap moet nemen ter ondersteuning van die lidstaat en waarin die lidstaat wordt gelast om bij de uitvoering van die maatregelen met het Agentschap samen te werken.
- (24)
Bij het opzetten van deskundigenteams voor het uitvoeren van de monitoringexercitie moet het Agentschap een waarnemer van de UNHCR uitnodigen. De afwezigheid van een dergelijke waarnemer weerhoudt de teams er niet van hun taken uit te voeren.
- (25)
Om de goede werking van het GEAS te faciliteren en te bevorderen en de lidstaten bij te staan om aan hun verplichtingen in het kader van het GEAS te voldoen, moet het Agentschap de lidstaten operationele en technische bijstand bieden, met name wanneer hun asiel- en opvangstelsels onder onevenredige druk staan. Dergelijke bijstand moet geboden worden op basis van een operationeel plan en door asielondersteuningsteams in te zetten. Asielondersteuningsteams moeten bestaan uit deskundigen die tot het eigen personeel van het Agentschap behoren, deskundigen van de lidstaten, deskundigen die de lidstaten naar het Agentschap hebben gedetacheerd of andere deskundigen die niet bij het Agentschap in dienst zijn en die beschikken over aantoonbare relevante kennis en ervaring die aansluit op de operationele behoeften. Het is belangrijk dat het Agentschap alleen gebruik maakt van dergelijke andere deskundigen als het de juiste en tijdige uitvoering van zijn taken niet op andere wijze kan waarborgen vanwege een gebrek aan beschikbare deskundigen van de lidstaten of eigen personeel.
- (26)
De asielondersteuningsteams moeten de lidstaten met operationele en technische maatregelen kunnen bijstaan, onder meer door het ter beschikking stellen van deskundigheid inzake de identificatie en registratie van onderdanen van derde landen, tolkdiensten en informatie over landen van herkomst en inzake de behandeling en het beheer van asielzaken, door de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming te ondersteunen en door bij te staan bij de herplaatsing of overbrenging van personen die om internationale bescherming verzoeken of personen die internationale bescherming genieten. Regelingen voor de asielondersteuningsteams moeten in deze verordening worden neergelegd, om te waarborgen dat zij doeltreffend kunnen worden ingezet.
- (27)
De deskundigen die deel uitmaken van asielondersteuningsteams moeten de noodzakelijke opleiding met betrekking tot hun taken en functies hebben afgerond om aan operationele activiteiten te kunnen deelnemen. Het Agentschap moet deze deskundigen, indien noodzakelijk en voorafgaand aan of op het moment dat zij worden ingezet, een opleiding bieden die toegespitst is op de operationele en technische bijstand die in de betrokken lidstaat (de ‘gastlidstaat’) wordt geboden. Om als deskundigen deel uit te kunnen maken van asielondersteuningsteams die betrokken zullen zijn bij het faciliteren van de behandeling van verzoeken om internationale bescherming, is het van belang dat zij kunnen aantonen dat zij over ten minste één jaar relevante ervaring beschikken.
- (28)
Om ervoor te zorgen dat er voor asielondersteuningsteams voldoende deskundigen beschikbaar zijn en om te waarborgen dat de asielondersteuningsteams indien nodig onmiddellijk inzetbaar zijn, moet de asielreservepool worden opgericht. De asielreservepool moet bestaan uit een reserve van ten minste 500 deskundigen uit de lidstaten.
- (29)
Wanneer het asiel- en opvangstelsel van een lidstaat onder onevenredige druk staat, moet het Agentschap die lidstaat op verzoek van die lidstaat of op eigen initiatief en met instemming van die lidstaat bijstand kunnen bieden door een uitgebreide reeks maatregelen te nemen, waaronder door deskundigen van de asielreservepool in te zetten.
- (30)
Om een situatie verhelpen waarin het asiel- of opvangstelsel van een lidstaat niet meer doeltreffend functioneert zodanig dat dit ernstige gevolgen heeft voor de werking van het GEAS en waarin dat asiel- of opvangstelsel onder onevenredige druk staat die gepaard gaat met een uitzonderlijk grote en dringende beroep op dat stelsel, en de betrokken lidstaat onvoldoende maatregelen neemt om die druk te verminderen, waaronder het niet om operationele of technische bijstand verzoeken of het niet ingaan op het initiatief van het Agentschap om bijstand te verlenen, of geen uitvoering geeft aan de aanbevelingen van de Commissie naar aanleiding van een monitoringexercitie, moet de Commissie bij de Raad een voorstel voor een uitvoeringshandeling kunnen indienen tot vaststelling van de maatregelen die door het Agentschap moeten worden genomen en waarin de betrokken lidstaat gelast wordt bij de uitvoering van die maatregelen samen te werken met het Agentschap. De bevoegdheid om een dergelijke uitvoeringshandeling vast te stellen moet aan de Raad worden toegekend vanwege de potentieel politiek gevoelige aard van de te nemen maatregelen en vanwege de mogelijke gevolgen die dergelijke maatregelen kunnen hebben voor de taken van de nationale autoriteiten. Het Agentschap moet op basis van die uitvoeringshandeling kunnen optreden ter ondersteuning van een lidstaat waarvan het asiel- of opvangstelsel van die lidstaat niet meer doeltreffend functioneert zodanig dat dit ernstige gevolgen heeft voor de werking van het GEAS. Dergelijk optreden door het Agentschap laat door de Commissie geïnitieerde inbreukprocedures onverlet.
- (31)
Om ervoor te zorgen dat de asielondersteuningsteams, waaronder deskundigen die zijn ingezet uit de asielreservepool, hun taken doeltreffend met de noodzakelijke middelen kunnen uitvoeren, moet het Agentschap zelf over de mogelijkheid beschikken technische uitrusting aan te schaffen of te huren. Dit mag evenwel geen afbreuk doen aan de verplichting van gastlidstaten om het Agentschap de faciliteiten en uitrusting ter beschikking te stellen die het nodig heeft om de noodzakelijke operationele en technische bijstand te kunnen bieden. Voorafgaand aan elke aanschaf of huur van uitrusting moet het Agentschap een grondige behoefteanalyse en kosten-batenanalyse verrichten.
- (32)
Het Agentschap moet ten behoeve van lidstaten waarvan de asiel- en opvangstelsels, met name als gevolg van hun ligging of demografische situatie, onder specifieke en onevenredige druk staan, solidariteitsmaatregelen in de Unie ondersteunen en zijn taken en verplichtingen uit te voeren op het gebied van herplaatsing of overbrenging van personen die in de Unie om internationale bescherming verzoeken of internationale bescherming genieten en er daarbij op toezien dat geen misbruik wordt gemaakt van asiel- en opvangstelsels.
- (33)
Wanneer een lidstaat op bepaalde als hotspotgebieden aan te merken delen van de buitengrenzen specifieke en onevenredige migratie-uitdagingen ondervindt, moet zij het Agentschap om operationele en technische bijstand kunnen verzoeken. In dergelijke gevallen kan de lidstaat rekenen op extra operationele en technische versterking door ondersteuningsteams voor migratiebeheer, bestaande uit deskundigen van de lidstaten die worden ingezet via het Agentschap, het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), opgericht bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (6), of andere relevante organen, instanties en agentschappen van de Unie, alsook deskundigen die tot het personeel behoren van het Agentschap en het Europees Grens- en kustwachtagentschap om deze uitdagingen aan te pakken. Het is passend dat het Agentschap de Commissie ondersteunt bij de coördinatie tussen de verschillende organen, instanties en agentschappen van de Unie ter plaatse.
- (34)
In hotspotgebieden werken de lidstaten samen met bevoegde organen, instanties en agentschappen van de Unie, één en ander gecoördineerd door de Commissie. Organen, instanties en agentschappen van de Unie moeten handelen binnen hun respectieve mandaten en bevoegdheden. De Commissie moet er, in samenwerking met de bevoegde organen, instanties en agentschappen van de Unie, voor zorgen dat de activiteiten in hotspotgebieden in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unierecht.
- (35)
Voor de vervulling van zijn mandaat en voor zover dit voor de vervulling van zijn taken nodig is, moet het Agentschap, op terreinen die onder deze verordening vallen, samenwerken met organen, instanties en agentschappen van de Unie, en met name met de organen, instanties en agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, in het kader van werkafspraken die overeenkomstig het Unierecht en beleid tot stand zijn gekomen. Die werkafspraken moeten vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.
- (36)
Het is van belang dat het Agentschap samenwerkt met het Europees migratienetwerk dat is opgezet bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad (7), om synergie te waarborgen en overlapping van activiteiten te vermijden.
- (37)
Het Agentschap moet op terreinen die onder deze verordening vallen samenwerken met internationale organisaties, en met name met de UNHCR, in het kader van werkafspraken, om gebruik te kunnen maken van hun deskundigheid en steun. Daartoe moet de rol van de UNHCR en andere internationale organisaties op dit gebied ten volle worden erkend en moeten deze organisaties bij de werkzaamheden van het Agentschap worden betrokken. Die werkafspraken moeten vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.
- (38)
Het Agentschap moet de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen faciliteren op terreinen die verband houden met zijn activiteiten en in de mate die nodig is voor de uitvoering van zijn taken. Het Agentschap moet ook kunnen samenwerken met de autoriteiten van derde landen op terreinen die onder deze verordening vallen in het kader van werkafspraken die vooraf door de Commissie worden goedgekeurd. Het Agentschap moet handelen overeenkomstig het externe Uniebeleid, en het is passend dat het zijn externe activiteiten in een bredere strategische samenwerking met derde landen integreert. Het valt in geen geval binnen het mandaat van het Agentschap een autonoom extern beleid ontwikkelen. Bij de samenwerking met derde landen moeten het Agentschap en de lidstaten de grondrechten van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het ‘Handvest’) eerbiedigen, en de normen en maatstaven in acht nemen die deel uitmaken van het Unierecht, ook wanneer de activiteiten op het grondgebied van derde landen plaatsvinden.
- (39)
Het Agentschap moet deskundigen van zijn eigen personeel als verbindingsfunctionarissen naar relevante derde landen kunnen uitzenden om de samenwerking met derde landen te faciliteren op gebieden die verband houden met asiel. Voorafgaand aan de uitzending van verbindingsfunctionarissen moet het Agentschap de mensenrechtensituatie in het betrokken land beoordelen, teneinde zich ervan te vergewissen dat dat land zich aan de onaantastbare mensenrechtennormen houdt.
- (40)
Het Agentschap moet een nauwe dialoog onderhouden met het maatschappelijk middenveld, teneinde informatie uit te wisselen en kennis op het gebied van asiel te bundelen. Het Agentschap moet een adviesforum oprichten dat fungeert als mechanisme voor het uitwisselen van informatie en het delen van kennis op het gebied van asiel. Het adviesforum moet de uitvoerend directeur en de raad van bestuur adviseren op terreinen die onder deze verordening vallen. Het is van belang dat het adviesforum op zodanige wijze wordt samengesteld en een zodanige omvang heeft dat het zijn activiteiten doeltreffend kan uitvoeren, en dat het Agentschap het adviesforum voldoende personele en financiële middelen ter beschikking stelt.
- (41)
Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen, zoals erkend in het internationale recht en het recht van de Unie, waaronder in het Handvest. Alle activiteiten van het Agentschap moeten worden uitgevoerd met volledige eerbiediging van die grondrechten en beginselen, met name het recht op asiel, het beginsel van non-refoulement, het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, waaronder het recht op gezinshereniging krachtens het Unierecht, de rechten van het kind, het recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en een eerlijk proces. De rechten van het kind en de speciale behoeften van personen in een kwetsbare situatie moeten altijd in aanmerking worden genomen. Daarom moet het Agentschap bij de uitvoering van zijn werkzaamheden handelen in het belang van het kind, in overeenstemming met het Verdrag van de VN inzake de rechten van het kind, en terdege rekening houden met het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, met veiligheids- en beveiligingsoverwegingen en met de opvattingen van de minderjarige in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en maturiteit.
- (42)
Wanneer de operationele en technische bijstand die het Agentschap verleent betrekking heeft op personen die in een kwetsbare situatie verkeren, moet die bijstand aangepast zijn aan de situatie van die personen, in overeenstemming met de vereisten van het Unierecht en het nationale recht inzake asiel.
- (43)
Het Agentschap moet een grondrechtenstrategie ontwikkelen en toepassen om de bescherming van grondrechten te monitoren en te waarborgen.
- (44)
Er moet een onafhankelijke grondrechtenfunctionaris worden benoemd die erop toeziet dat het Agentschap bij zijn activiteiten de grondrechten eerbiedigt en die de eerbiediging van de grondrechten binnen het Agentschap bevordert in overeenstemming met het Handvest, onder meer door een voorstel te doen voor een grondrechtenstrategie van het Agentschap en door de toepassing daarvan te garanderen, alsook door klachten te behandelen die het Agentschap in het kader van de klachtenregeling van het Agentschap ontvangt. Daartoe is het van belang dat het Agentschap de grondrechtenfunctionaris toereikende middelen en personeel ter beschikking stelt in overeenstemming met zijn mandaat en de omvang van zijn takenpakket.
- (45)
Het Agentschap moet onder de verantwoordelijkheid van de grondrechtenfunctionaris een klachtenregeling ontwikkelen. De klachtenregeling heeft tot doel te waarborgen dat het Agentschap bij al zijn activiteiten de grondrechten eerbiedigt. De klachtenregeling moet een administratief mechanisme zijn. De grondrechtenfunctionaris moet worden belast met de behandeling van door het Agentschap ontvangen klachten in overeenstemming met het recht op behoorlijk bestuur. Het is van belang dat de klachtenregeling doeltreffend is en ervoor zorgt dat klachten naar behoren worden opgevolgd. De klachtenregeling laat de mogelijkheid om administratief beroep of beroep in rechte in te stellen onverlet, en vormt geen verplichte tussenstap om een dergelijke vorm van beroep te kunnen instellen. De klachtenregeling mag geen mechanisme vormen voor het aanvechten van een besluit van een nationale autoriteit op een individueel verzoek om internationale bescherming. Het is essentieel dat lidstaten in voorkomend geval strafrechtelijk onderzoek verrichten. Om de transparantie en controleerbaarheid te vergroten, moet het Agentschap in zijn jaarverslag over de asielsituatie in de Unie verslag uitbrengen over de klachtenregeling. Het is van belang dat het jaarverslag van het Agentschap over de asielsituatie in de Unie met name informatie bevat over het aantal door het Agentschap ontvangen klachten, de aard van de schendingen van de grondrechten en, waar mogelijk, de betreffende operaties, alsook de follow-upmaatregelen die het Agentschap en de lidstaten hebben genomen.
- (46)
De Commissie en de lidstaten moeten in de raad van bestuur van het Agentschap vertegenwoordigd zijn om politiek en beleidstoezicht uit te oefenen op de werkzaamheden ervan. De raad van bestuur moet zorgen voor de algemene aansturing van de activiteiten van het Agentschap en moet erop toezien dat het Agentschap zijn taken uitvoert. Het wordt aangeraden dat de raad van bestuur, indien mogelijk, bestaat uit de operationele hoofden van de asieldiensten van de lidstaten, of hun vertegenwoordigers en dat alle partijen vertegenwoordigd in de raad van bestuur ernaar streven om met het oog op de continuïteit van de werkzaamheden van de raad van bestuur het verloop van hun vertegenwoordigers te beperken. De raad van bestuur moet beschikken over de noodzakelijke bevoegdheden, met name om de begroting vast te stellen, de uitvoering van de begroting te verifiëren, passende financiële voorschriften vast te stellen, transparante werkprocedures voor de besluitvorming door het Agentschap tot stand te brengen en de uitvoerend directeur en zijn plaatsvervanger te benoemen. Het is passend dat het bestuur en de werking van het Agentschap in overeenstemming zijn met de beginselen van de gemeenschappelijke aanpak voor de gedecentraliseerde agentschappen van de Unie, zoals vastgesteld door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 19 juli 2012.
- (47)
Het Agentschap moet met betrekking tot operationele en technische aangelegenheden onafhankelijk zijn, en het moet juridisch, bestuurlijk en financieel autonoom zijn. Te dien einde is het noodzakelijk en gepast dat het Agentschap een agentschap van de Unie is dat rechtspersoonlijkheid bezit en de bevoegdheden uitoefent die het bij deze verordening worden toegekend.
- (48)
Het Agentschap moet over zijn activiteiten verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.
- (49)
Om zijn autonomie te waarborgen, moet het Agentschap een eigen begroting hebben die hoofdzakelijk wordt gefinancierd met een bijdrage van de Unie. De financiering van het Agentschap zal worden overeengekomen met de begrotingsautoriteit zoals bepaald in punt 27 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (8). De begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn op de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie. De controle van de rekeningen van het Agentschap moet worden verricht door de Rekenkamer.
- (50)
Het is van belang dat in het geconsolideerd jaarverslag van het Agentschap wordt aangegeven welke bedragen aan elk van de activiteiten van het Agentschap zijn uitgegeven.
- (51)
Financiële middelen die overeenkomstig deze verordening door het Agentschap ter beschikking worden gesteld in de vorm van subsidies of via delegatieovereenkomsten of contracten mogen niet leiden tot dubbele financiering met andere nationale, Unie- of internationale middelen.
- (52)
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie (9) moet van toepassing zijn op het Agentschap.
- (53)
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) moet zonder beperkingen van toepassing zijn op het Agentschap, dat moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (11).
- (54)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (12) moet op het Agentschap van toepassing zijn.
- (55)
Elke verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap in het kader van deze verordening moet voldoen aan Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (13) en moet de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid in acht nemen. Het Agentschap moet enkel persoonsgegevens verwerken teneinde zijn taken te verrichten op het gebied van het leveren van operationele en technische bijstand aan de lidstaten, van hervestiging, van het faciliteren van de informatie-uitwisseling met de lidstaten, het Europees Grens- en kustwachtagentschap, Europol of het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), opgericht bij Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad (14), en van het analyseren van informatie over de asielsituatie, voor het uitvoeren van steekproeven ten behoeve van de monitoringexercitie, voor het mogelijk behandelen van verzoeken om internationale bescherming, in het kader van de informatie die wordt vergaard bij de uitvoering van zijn taken in de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden, en voor het verrichten van administratieve taken. Iedere verwerking van persoonsgegevens moet strikt beperkt zijn tot de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor die doeleinden en moet het evenredigheidsbeginsel eerbiedigen. Verwerking van bewaarde persoonsgegevens voor andere dan in deze verordening vastgestelde doeleinden, moet verboden worden.
- (56)
Alle persoonsgegevens die door het Agentschap worden verwerkt, met uitzondering van die welke voor administratieve doeleinden worden verwerkt, moeten na 30 dagen worden verwijderd. Voor de doeleinden waarvoor het Agentschap in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerkt, is geen langere opslagtermijn noodzakelijk.
- (57)
Gevoelige persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om te beoordelen of een onderdaan van een derde land voor internationale bescherming in aanmerking komt, moeten uitsluitend worden verwerkt om de behandeling van een verzoek om internationale bescherming te faciliteren, om in een procedure voor internationale bescherming de noodzakelijke ondersteuning te bieden, of met het oog op hervestiging. Deze verwerking moet beperkt zijn tot dat wat strikt noodzakelijk is voor het verrichten van een volledige beoordeling van een verzoek om internationale bescherming in het belang van de indiener van het verzoek.
- (58)
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (15) is van toepassing op de verwerking door de lidstaten van persoonsgegevens die wordt uitgevoerd bij de toepassing van deze verordening, tenzij die verwerking wordt verricht door bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op de voorkoming van, het onderzoek naar, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de uitvoering van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van bedreigingen van de openbare veiligheid.
- (59)
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (16) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van strafbare feiten of de uitvoering van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van bedreigingen van de openbare veiligheid, op grond van deze richtlijn.
- (60)
De voorschriften van Verordening (EU) 2016/679 met betrekking tot de bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen betreffende de verwerking van persoonsgegevens, met name hun recht op bescherming van hen betreffende persoonsgegevens, dienen met name voor zover het bepaalde sectoren betreft nader te worden gespecificeerd ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor de verwerking van de gegevens, het waarborgen van de rechten van betrokkenen en het toezicht op de gegevensbescherming.
- (61)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de uitvoering van het GEAS te faciliteren en de werking ervan te bevorderen, om de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling inzake asielkwesties tussen de lidstaten te versterken, om het Unierecht inzake asiel en operationele normen te bevorderen om een hoge mate van uniformiteit te garanderen wat betreft procedures inzake internationale bescherming, opvangvoorzieningen en de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie, om de operationele en technische toepassing van het GEAS te monitoren en om de lidstaten meer operationele en technische bijstand te bieden voor het beheer van de asiel- en opvangstelsels, met name aan lidstaten waarvan de asiel- en opvangstelsels onder onevenredige druk staan, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (62)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.
- (63)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.
- (64)
Aangezien Denemarken tot dusver heeft bijgedragen aan de praktische samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van asiel, moet het Agentschap de operationele samenwerking met Denemarken faciliteren. Te dien einde moet een vertegenwoordiger van Denemarken worden uitgenodigd om, zonder stemrecht, deel te nemen aan alle vergaderingen van de raad van bestuur.
- (65)
Om zijn functie te vervullen moet het Agentschap openstaan voor deelname van landen die met de Unie overeenkomsten hebben gesloten uit hoofde waarvan zij Unierecht op het onder deze verordening vallende gebied hebben aangenomen en toepassen, met name IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland. Daarom, en gezien het feit dat Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland aan de activiteiten van het EASO deelnemen op basis van regelingen tussen die landen en de Unie betreffende hun deelname aan het EASO, moeten IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland aan de activiteiten van het Agentschap kunnen blijven deelnemen en een bijdrage leveren aan de praktische samenwerking tussen de lidstaten en het Agentschap overeenkomstig de voorwaarden zoals vastgelegd in bestaande of nieuwe regelingen. Daartoe moet het vertegenwoordigers van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland toegestaan worden als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur.
- (66)
Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de nationale asielautoriteiten om besluiten te nemen op individuele verzoeken om internationale bescherming.
- (67)
Deze verordening strekt tot wijziging en uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 439/2010. Aangezien het aantal aan te brengen wijzigingen aanzienlijk is, moet die verordening omwille van de duidelijkheid in haar geheel worden vervangen met betrekking tot de lidstaten die door onderhavige verordening gebonden zijn. Het Agentschap dat bij onderhavige verordening wordt opgericht, moet het bij Verordening (EU) nr. 439/2010 opgerichte EASO vervangen en de functies ervan overnemen, en deze laatste verordening moet derhalve worden ingetrokken. Ten aanzien van de door onderhavige verordening gebonden lidstaten moeten verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar onderhavige verordening.
- (68)
De bepalingen van deze verordening inzake het mechanisme voor de monitoring van de operationele en technische toepassing van het GEAS zijn onder meer gekoppeld aan het bij Verordening (EU) nr. 604/2013 ingevoerde stelsel voor het bepalen van de voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat. Aangezien het bij die verordening ingevoerde stelsel wellicht verandert, wordt het noodzakelijk geacht de toepassing van die bepalingen uit te stellen tot een latere datum, te weten 31 december 2023.De bepalingen inzake het monitoringmechanisme die betrekking hebben op de vaststelling van aanbevelingen aan de betrokken lidstaat, alsook de bepalingen betreffende situaties van onevenredige druk of de ondoeltreffendheid van de asiel- en opvangstelsels zijn voorts nauwer verbonden met en worden beïnvloed door de verantwoordelijkheidsaspecten van het bij Verordening (EU) nr. 604/2013 ingevoerde stelsel. Aangezien die verordening wellicht vervangen wordt door een nieuwe rechtshandeling waarover momenteel wordt onderhandeld, en gezien het belang van de relevante aspecten van een dergelijke nieuwe rechtshandeling, mogen die bepalingen pas van toepassing zijn vanaf de datum waarop die verordening wordt vervangen, tenzij die verordening reeds vóór 31 december 2023 wordt vervangen, in welk geval die bepalingen met ingang van 31 december 2023 van toepassing moeten zijn.
- (69)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (17) en heeft op 21 september 2016 advies uitgebracht (18),
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Standpunt van het Europees Parlement van 11 november 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 december 2021.
Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (PB L 132 van 29.5.2010, blz. 11).
Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31).
Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 311/76 van de Raad betreffende de opstelling van statistieken over buitenlandse werknemers (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23).
Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk (PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7).
PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
PB C 9 van 21.1.2017, blz. 3.