NJB 2020/2984:Toepasselijkheid in ontnemingsprocedure van art. 6 lid 3, aanhef en onder d, EVRM: ingevolge deze bepaling heeft de verdediging aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. De omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van die mogelijkheid, staat niet eraan in de weg dat een door een getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces. Dit is ook van betekenis in de ontnemingsprocedure indien en voor zover een in het verband van de ontnemingsprocedure te nemen beslissing inhoudt dat de betrokkene zelf een concreet aangeduid strafbaar feit heeft begaan. In casu faalt het cassatiemiddel omdat de verdediging in de ontnemingszaak niet het verzoek heeft gedaan betrokkene als getuige te horen, en in hoger beroep evenmin het verweer is gevoerd dat de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om die betrokkene te ondervragen