HR, 12-04-2013, nr. 12/05516
ECLI:NL:HR:2013:BZ2905
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-04-2013
- Zaaknummer
12/05516
- Conclusie
mr. Keus
- LJN
BZ2905
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ2905, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑04‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ2905
ECLI:NL:PHR:2013:BZ2905, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ2905
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Art. 80a lid 1 RO. Vordering uit hoofde van door verzekeringnemer (onvoldoende) betwiste verzekeringsovereenkomst.
12 april 2013
Eerste Kamer
12/05516
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.W. Bogaardt,
t e g e n
ZILVEREN KRUIS ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Zilveren Kruis.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het vonnis in de zaak 1299064/CV EXPL 11-68694 van de kantonrechter te Rotterdam van 24 augustus 2012.
Het vonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Zilveren Kruis is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 8 maart 2013 op dit standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 12 april 2013.
Conclusie 22‑02‑2013
mr. Keus
Partij(en)
12/05516
mr. Keus
Zitting 22 februari 2013
Conclusie art. 80a RO inzake:
Eiseres tot cassatie
(hierna: [eiseres])
tegen
Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V.
(hierna: Zilveren Kruis)
verweerster in cassatie
1.
Bij vonnis van 24 augustus 2012 heeft de rechtbank Rotterdam, sector kanton, [eiseres] veroordeeld tot betaling aan Zilveren Kruis van een hoofdsom van € 1.654,25 ter zake van een tussen partijen geldende zorgverzekering.
2.
In cassatie herhaalt [eiseres] het door haar in de stukken van de eerste aanleg opgenomen feitelijke relaas dat niet zijzelf maar een ambtenaar van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Rotterdam, zonder daartoe bevoegd te zijn, de bedoelde zorgverzekering heeft aangevraagd, dat zij geen machtiging heeft gegeven voor de automatische (premie)betalingen die ten laste van haar bankrekening hebben plaatsgevonden en dat zij en haar dochter in verband met door hen ontvangen medische zorg de verzekering niet hebben gebruikt. Ervan uitgaande dat de kantonrechter gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft aangenomen, klaagt [eiseres] dat de kantonrechter heeft nagelaten zijn oordeel ter zake nader te motiveren.
3.
De kantonrechter heeft gereleveerd dat Zilveren Kruis heeft gesteld dat de overeenkomst via internet is gesloten, dat er premies zijn betaald, dat Zilveren Kruis zorgkostennota's heeft vergoed en dat aan [eiseres] gezonden verzekeringspapieren nooit zijn geretourneerd. Voorts heeft de kantonrechter aan het niet ter comparitie verschijnen van [eiseres] (die vóór de comparitie weer was vertrokken omdat de comparitierechter een ander was dan de rechter aan wie de zaak aanvankelijk was toebedeeld) de gevolgtrekking verbonden die hij geraden achtte en heeft hij de vordering als onvoldoende gemotiveerd weersproken toegewezen. Deze toewijzing berust derhalve niet op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid, zodat de klacht feitelijke grondslag mist. Overigens is het bestreden oordeel niet onbegrijpelijk. Om deze redenen kan de klacht klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden.
4.
De conclusie strekt tot een niet-ontvankelijkverklaring op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
Advocaat-Generaal