Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 111/2005 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren
Artikel 26
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2013
- Bronpublicatie:
20-11-2013, PbEU 2013, L 330 (uitgifte: 10-12-2013, regelingnummer: 1259/2013)
- Inwerkingtreding
30-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2013, PbEU 2013, L 330 (uitgifte: 10-12-2013, regelingnummer: 1259/2013)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd de artikelen 11 tot en met 25 en de leden 2 en 3 van dit artikel, verbieden de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat het binnenbrengen van geregistreerde stoffen in het douanegebied van de Unie of het buiten dit gebied brengen van deze stoffen, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat deze stoffen bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
2.
De bevoegde instanties houden de geregistreerde stoffen vast of schorsen de vrijgave ervan gedurende de tijd die nodig is om de benaming van de geregistreerde stoffen of de inachtneming van de voorschriften van deze verordening te verifiëren.
3.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om de bevoegde instanties in staat te stellen om, met name:
- a)
informatie te verkrijgen over alle orders voor of transacties met geregistreerde stoffen;
- b)
de bedrijfsruimten van de betrokken marktdeelnemers te betreden om bewijzen van onregelmatigheden te verzamelen;
- c)
vast te stellen dat misbruik of een poging tot misbruik van geregistreerde stoffen heeft plaatsgevonden.
3 bis.
De bevoegde instanties van elke lidstaat verbieden het binnenbrengen van zendingen in het douanegebied van de Unie of het buiten dit gebied brengen van niet-geregistreerde stoffen, indien er voldoende bewijs is dat deze stoffen bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
De bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk daarvan in kennis volgens de in artikel 27 bedoelde procedure.
Deze stoffen worden geacht te zijn voorgesteld voor opname in de in artikel 10, lid 2, onder b), bedoelde lijst van niet-geregistreerde stoffen.
3 ter.
Elke lidstaat kan de nodige maatregelen vaststellen om zijn bevoegde instanties in staat te stellen de controle van en het toezicht op verdachte transacties met niet-geregistreerde stoffen uit te voeren, en met name:
- a)
informatie te verkrijgen over alle orders voor of transacties met niet-geregistreerde stoffen;
- b)
bedrijfsruimten te betreden om bewijzen van verdachte transacties met niet-geregistreerde stoffen te verzamelen.
4.
Om specifieke risico's op het stuk van bestemmingswijziging met het oog op misbruik in vrije zones alsmede in andere gevoelige gebieden zoals douane-entrepots te voorkomen, zorgen de lidstaten ervoor dat op transacties die in deze gebieden worden uitgevoerd, in elk stadium van deze transacties effectieve controles worden toegepast en dat die controles ten minste even stringent zijn als de in andere delen van het douanegebied toegepaste controles.
5.
De bevoegde instanties kunnen van de marktdeelnemer verlangen dat hij een vergoeding betaalt voor de aanvraag van een vergunning of een registratie. Deze eventuele vergoeding wordt op niet-discriminerende wijze geheven en het bedrag ervan is niet groter dan de geraamde kosten voor de behandeling van de aanvraag.