Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, BHV-nummer 2014104401/2014107157 onderzoek BRIL op 30 maart 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 26-01-2016, nr. 05/881648-14, nr. 05/780098-15
ECLI:NL:RBGEL:2016:778, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
26-01-2016
- Zaaknummer
05/881648-14
05/780098-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2016:778, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 26‑01‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2016:8628, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2016:8627, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 26‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Gevangenisstraffen van vier tot acht jaren wegens het plegen of uitlokken van wederrechtelijke vrijheidsberovingen, poging(en) tot diefstal (met geweld), verboden wapenbezit, harddrugsbezit en/of heling.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881648-14 + 05/780098-15 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak : 26 januari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats 1]
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 april 2015, 21 juli 2015, 24 november 2015 en 12 januari 2016.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 05/780098-15
hij op of omstreeks 24 oktober 2014 te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1]
, in de woning van haar zus aan de [adres 2] , hebben/heeft vastgepakt
en/of vastgehouden en/of, onder bedreiging van een pistool, althans een
wapen, hebben/heeft laten plaatsnemen op een bank en/of hebben/heeft belet
genoemde woning te verlaten en/of (vervolgens) hebben/heeft vastgepakt en/of
meegenomen naar buiten in de richting van haar woning aan de [adres 3] ;
in de zaak met parketnummer 05/881648-14
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2014, te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 2] ,
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] te dwingen iets te
doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die
[slachtoffer 2] vastgepakt en/of vastgehouden en/of onder bedreiging van een
pistool, althans een wapen, in een auto geduwd en/of meegenomen naar haar
woning aan de [adres 2] en/of gedwongen om haar zuster [slachtoffer 1] te
bellen en te zeggen dat die moest komen naar die woning aan de [adres 2] ,
teneinde die [slachtoffer 1] te laten vertellen waar het geld (van [naam] ) was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 24 oktober 2014, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a. a) opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s)
die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of vastgehouden en/of onder bedreiging van
een pistool, althans een wapen, in een auto geduwd en/of in die auto
meegenomen naar haar woning aan de [adres 2] en aldaar haar vastgehouden
en/of haar (vervolgens) meegenomen naar de bovenetage en aldaar haar op bed
vastgebonden aan handen en/of voeten en/of
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2014, te Nijmegen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [naam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan
en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , te plegen met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met bivakmutsen op hun
hoofd(en), die [slachtoffer 2] heeft/hebben meegenomen naar een woning aan de
[adres 2] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen de deur van haar
woning te openen en/of heeft/hebben gevraagd naar geld en/of die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedwongen om haar zus [slachtoffer 1] te bellen en te
laten zeggen dat ze dringend naar de [adres 2] moest komen en/of
(vervolgens) toen die [slachtoffer 1] was gearriveerd, haar heeft/hebben
laten plaatsnemen op de bank en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben
meegenomen naar boven en/of die [slachtoffer 2] aan handen en/of voeten
heeft/hebben vastgebonden en/of
een (vuur)wapen heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en/of op
dwingende toon heeft/hebben gezegd "Kijk ons niet aan, zeg waar het geld (van
[naam] ) ligt, jullie weten waar we het over hebben" en/of "Waar is het geld
(van [naam] )", althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gezegd dat ze naar haar woning aan de [adres 3]
zouden gaan en/of die [slachtoffer 1] bij de haren heeft/hebben gepakt en/of
gezegd "Jij gaat met ons mee, jij gaat zeggen waar het geld (van [naam] ) ligt,
anders maken we je hele gezicht kapot", althans woorden van soortgelijke aard
of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 1 november 2014, te Nijmegen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [naam] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn/haar mededader(s), althans
alleen, met bivakmutsen over hun hoofd(en) en/of met handschoenen aan, die
[slachtoffer 5] , die een woning aan de [adres 4] binnenging, heeft/hebben vastgepakt
en/of vastgehouden en/of een (vuur)wapen op/tegen het hoofd heeft/hebben gezet
en/of gehouden en/of duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 5] een kapmes/machete
heeft/hebben vastgehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgepakt
en/of meegenomen naar de bovenverdieping van die woning en/of die [slachtoffer 5] met het
wapen, althans met een voorwerp, op/tegen het achterhoofd heeft/hebben
geslagen en/of die [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgebonden en/of geboeid en/of die [slachtoffer 5]
heeft/hebben toegevoegd "Waar is het geld, er moet geld zijn" of woorden van
soortgelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 1 november 2014, te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 5] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 5] ,
in een woning aan de [adres 4] , vast gepakt en/of vastgehouden en/of een
(vuur)wapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezet, althans een
(vuur)wapen op die [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/of die [slachtoffer 5] met dat wapen,
althans met een voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of die
[slachtoffer 5] heeft/hebben vastgebonden en/of geboeid aan de handen en/of (vervolgens)
die [slachtoffer 5] , vanuit die woning aan de [adres 4] , in een auto heeft/hebben
geduwd en/of aan beide kanten van die [slachtoffer 5] achterin de auto zijn gaan zitten
en/of die [slachtoffer 5] in die auto heeft/hebben vastgehouden en/of met die [slachtoffer 5] zijn
gaan rijden;
5.
hij op of omstreeks 13 januari 2015, te [woonplaats 2] , een of meer wapens van
categorie II, te weten een pistool (Zastava, type Tokarev, M 57 kal. 7.62mm x 25 mm)
en/of munitie van categorie II, te weten een aantal patronen/kogels (11 patronen/kogels,
type hagel 16mm en/of 27 patronen/kogels, type knal, 7.62 x 25 mm), voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
In de zaken met parketnummer 05/881648-14 en 05/780098-15
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 oktober 2014 is [slachtoffer 2] in Nijmegen op straat bij een bushalte vastgepakt door een man en gedwongen mee te gaan. [slachtoffer 2] is in een auto op de achterbank geduwd en de man kwam naast haar zitten. [slachtoffer 2] voelde dat een pistool tegen haar hoofd werd gedrukt. In de auto zat ook nog een bestuurder. De man achterin zei dat er geld bij [naam] moest liggen. [slachtoffer 2] is meegenomen naar haar woning aan de [adres 2] en moest de deur van haar woning openen. Beide mannen zijn de woning mee binnengegaan. [slachtoffer 2] moest vervolgens haar zus [slachtoffer 1] bellen en zeggen dat zij naar haar woning moest komen. [slachtoffer 1] is vervolgens naar de woning van [slachtoffer 2] gekomen. Toen [slachtoffer 1] werd binnengelaten, stonden de twee (op dat moment: gemaskerde) mannen ineens achter haar. Een man zei: ‘Kijk ons niet aan, zeg ons waar het geld ligt, jullie weten waar wij het over hebben” en richtte een pistool op het hoofd van [slachtoffer 1] . Deze man dwong haar op de bank te zitten. [slachtoffer 2] is toen mee naar boven genomen door dezelfde man en moest daar op bed gaan liggen. De man heeft [slachtoffer 2] aan haar handen en voeten met een touw vastgebonden. De man ging terug naar beneden en pakte [slachtoffer 1] bij haar haren en zei: “Jij gaat met ons mee, jij gaat zeggen waar het geld ligt anders maken we je hele gezicht kapot”. [slachtoffer 1] zag vervolgens kans weg te rennen.2.
Op 1 november 2014 ging [slachtoffer 5] naar de woning van [slachtoffer 4] aan de [adres 4] in Nijmegen om drank te halen. [slachtoffer 5] zag in de woonkamer een kleine man met een kapmes en er kwamen twee andere mannen van boven naar beneden. Alle drie de mannen droegen een bivakmuts en handschoenen. Een van hen had een pistool en zette dit tegen het hoofd van [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] moest mee naar boven waar nog een man was en moest plat op de grond liggen. [slachtoffer 5] voelde een harde tik van het pistool tegen zijn hoofd en werd met het kapmes geprikt. Een van de mannen zei dat ze geld moesten hebben en dat er geld moest zijn. [slachtoffer 5] is vervolgens geboeid. Een man heeft [slachtoffer 5] vastgepakt en mee naar buiten genomen waar [slachtoffer 5] achterin een auto moest stappen. In de auto zat al een chauffeur. Links en rechts van [slachtoffer 5] kwam een man zitten en een andere man nam voorin naast de chauffeur plaats. De chauffeur is vervolgens met de auto met [slachtoffer 5] erin weggereden. [slachtoffer 5] is op een andere plek uit de auto gezet en de mannen zijn weggereden.3.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 05/881648-14 onder 1 primair tenlastegelegde gijzeling. Verder heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en medeplegen van een poging diefstal met geweld op 24 oktober 2014 en het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 5] en het medeplegen van een poging diefstal met geweld op 1 november 2014. Daarnaast acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten. Kort gezegd heeft de raadsman hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd – indien de rechtbank de feiten bewezen acht – verdachte vrij te spreken voor feit 1 primair en feit 5 in de zaak met parketnummer 05/881648-14. Daarbij heeft de raadsman ten aanzien van feit 5 aangevoerd dat patronen niet in de woning van verdachte zijn aangetroffen en dat het vuurwapen en de patronen niet van de categorie II zijn.
Beoordeling door de rechtbank
In de zaak met parketnummer 05/881648-14 is onder 1 primair de gijzeling van [slachtoffer 2] tenlastegelegd. De rechtbank overweegt hieromtrent – los van de vraag of verdachte bij het feit betrokken is – als volgt.
Wanneer wederrechtelijke vrijheidsberoving geschiedt met het oogmerk een ander (dus niet de gegijzelde) te dwingen iets te doen of niet te doen, kan worden gesproken van gijzeling. Naar oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier niet dat [slachtoffer 1] naar de woning van [slachtoffer 2] is gekomen onder dwang van het feit dat [slachtoffer 2] van haar vrijheid was beroofd. De feiten leveren dus geen gijzeling op in de zin van artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op basis van de aangifte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] bewezen dat op 24 oktober 2014 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd en dat een aantal mannen heeft gepoogd met geweld geld van [naam] te stelen. Daarnaast acht de rechtbank op basis van de aangifte van [slachtoffer 5] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] bewezen dat op 1 november 2014 [slachtoffer 5] door een aantal mannen wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en dat een aantal mannen heeft gepoogd met geweld geld [naam] te stelen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte een van de mannen is die de feiten op 24 oktober 2014 en 1 november 2014 (mede) heeft gepleegd.
Ten aanzien van de feiten gepleegd op 24 oktober 2014
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard deze feiten te hebben gepleegd. [medeverdachte 1] heeft hierover op 5 februari 2015 verklaard dat hem is gevraagd of hij geld wilde verdienen en dat hij hiervoor alleen in een auto hoefde te rijden en dat er nog iemand anders bij zou zijn. De naam van die personen wil [medeverdachte 1] niet noemen. [medeverdachte 1] heeft op 24 oktober 2014 rond 8.00 uur bij iemand thuis afgesproken. Daar waren de twee anderen betrokkenen. Daar is gezegd bij welk huis ze moesten zijn. [medeverdachte 1] zat voorin de auto, de andere man zat achterin de auto. Deze man had de telefoon van [medeverdachte 1] in gebruik. Ze kregen een telefoontje dat ze naar een bushalte moesten gaan. Daar is [slachtoffer 2] door de andere man mee de auto in genomen. Op dit moment zag [medeverdachte 1] dat de andere man een vuurwapen met chromen loop bij zich had. [slachtoffer 2] zat in de auto en [medeverdachte 1] heeft hen naar de woning van [slachtoffer 2] gereden. Daar moest [slachtoffer 2] haar zus bellen. [slachtoffer 1] is daarna ook naar de woning gekomen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij van de andere man een touw van de krabpaal van de kat moest pakken en aan hem moest geven. De ander man is vervolgens met dat touw met [slachtoffer 2] naar boven gegaan en weer teruggekomen. De mannen wilden met [slachtoffer 1] naar haar woning lopen maar op dat moment is [slachtoffer 1] weggerend. [medeverdachte 1] heeft verklaard vervolgens naar zijn auto te zijn gelopen en met de andere man te zijn weggereden. [medeverdachte 1] is met de andere man naar de Waalhaven gereden waar deze man met iemand had afgesproken. [medeverdachte 1] en de andere man zouden een paar minuten bij de Waalhaven hebben gewacht. Toen kwam degene met wie de andere man had afgesproken eraan. Daarna is [medeverdachte 1] met de andere man weggereden. Eerst naar het huis van de andere man en daarna naar zijn huis.4.
[medeverdachte 1] heeft niet willen verklaren met wie hij in de auto zat (de tweede persoon/’de andere man’) en wie hem heeft gevraagd of hij geld wilde verdienen (de derde persoon). De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte een van de twee andere personen was die bij het feit waren betrokken.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt:
- [medeverdachte 1] heeft in een eerder verhoor verklaard dat hij van [naam 1] een berichtje kreeg met de vraag of hij hem kon ophalen. Dit heeft [medeverdachte 1] gedaan. [naam 1] had nog met [naam 2] afgesproken bij de Waalhaven. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij de Waalhaven was en door de politie is gecontroleerd. Hij reed naar zijn zeggen in de BMW van zijn vader en was daar met [naam 1] .5.
- Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de BMW waarin [medeverdachte 1] reed om 10.10 uur bij de Waalhaven is gezien. Op dat moment zaten twee mannen in de auto.6.Uit een mutatierapport blijkt dat op 24 oktober 2014 op de Nassausingel de auto waarin [medeverdachte 1] reed, is gecontroleerd. Hierin zaten op dat moment [medeverdachte 1] en [verdachte] .7.
- Na deze controle heeft [medeverdachte 1] de man afgezet bij de [adres 5] in [woonplaats 2] . De woning die [medeverdachte 1] heeft aangegeven als de woning van de man die hij heeft thuisgebracht is de verbalisanten ambtshalve bekend als de woning van [verdachte] .8.
- Aangeefsters [slachtoffer 2] heeft een signalement gegeven en omschrijft de mannen als volgt:
Persoon 1 (voerde telkens het woord en had het vuurwapen): man, licht getinte huidskleur, 20 tot 30 jaar, ongeveer 1.80 à 1.85 m lang, kort donker haar, bruine ogen, normaal tot getraind postuur, geen gezichtsbeharing, sprak goed Nederlands.
Persoon 2 (bestuurder): man, droeg bivakmuts, ongeveer 1.67 tot 1.70 m lang, flinker postuur, lichte ogen.9.
- Aangeefster [slachtoffer 1] heeft een signalement gegeven en omschrijft de mannen als volgt:
Marokkaanse man: licht getint, 25 tot 27 jaar, 1.80/1.85 m lang, gespierd postuur, donkere ogen, kort zwart haar, gemillimeterd, geen gezichtsbeharing, buitenlands accent maar wel goed Nederlandssprekend.
Blanke man: blanke huidskleur, 25 tot 27 jaar, 1.65/1.70 m lang, flink/gezet postuur, lichte ogen, kaal, geen accent.10.
- In de politiesystemen zijn de kenmerken van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] opgenomen.
[medeverdachte 1] wordt omschreven als een man, 1.72 m lang, blank, blauwe ogen, kalend, bol/rond gelaat.11.[verdachte] wordt omschreven als een man, 1.89 m lang, Indonesisch/Moluks uiterlijk, zwart haar, bruin/zwarte ogen.12.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten aanzien van het feit van 24 oktober 2014 verklaard dat hij de bestuurder van de auto was. De beschrijving die aangeefsters hebben gegeven over deze man (en door [slachtoffer 2] ook aangeduid als bestuurder) komt overeen met het uiterlijk van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft ten aanzien van de tweede persoon verklaard met deze man ( [naam 1] ) na het feit te hebben gepleegd naar de Waalhaven te zijn gegaan en daarna samen in een auto te zijn gecontroleerd. [medeverdachte 1] heeft verklaard de man daarna thuis te hebben gebracht.
De rechtbank neemt op basis van het voorgaande aan dat de man met wie [medeverdachte 1] in de auto zat tijdens de controle en die hij heeft thuisgebracht, dezelfde man is als waarmee [medeverdachte 1] de feiten heeft gepleegd. Tijdens de politiecontrole is vastgesteld dat [medeverdachte 1] en [verdachte] in de auto zaten. De door verdachte aangewezen woning betrof ook de woning van [verdachte] . Naast deze verklaring van [medeverdachte 1] , komen de door de aangeefsters gegeven omschrijvingen van de andere man sterk overeen met het uiterlijk van [verdachte] .
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij op 24 oktober 2014 rond 9.30/9.45 uur een bericht kreeg en vanaf [woonplaats 2] naar Nijmegen is gebracht. Daar zou verdachte naar de Waalhaven zijn gelopen en [medeverdachte 1] hebben ontmoet. Deze verklaring acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Verdachte heeft deze zeer summiere verklaring pas in een laat stadium gegeven waardoor deze niet verifieerbaar is. Bovendien heeft verdachte niet willen toelichten van wie hij een bericht heeft gekregen en met wie hij naar Nijmegen is gereden. Het feit dat de telefoon van verdachte op 24 oktober 2014 om 9.30 uur is gebruikt in [woonplaats 2] doet hieraan niet af. Deze telefoon is bij zowel [verdachte] als zijn vriendin in gebruik. Het gebruik om 9.30 uur te [woonplaats 2] sluit daardoor niet uit dat [verdachte] zich op dat moment in Nijmegen bevond.13.
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 1]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 1] heeft afgelegd, zijn afgestemd op van het dossier, onjuistheden bevatten en inconsistent zijn. De verklaringen zijn daardoor onbetrouwbaar.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [medeverdachte 1] zijn verklaring volledig op het dossier heeft afgestemd. [medeverdachte 1] spreekt immers in een van zijn eerste verhoren op 13 januari 2015 – het moment dat [medeverdachte 1] het dossier nog niet heeft kunnen lezen – al over het feit dat hij [naam 1] moest ophalen en naar huis brengen en dat zij samen naar de Waalhaven te zijn gegaan omdat [naam 1] met iemand daar had afgesproken. Dit komt overeen met de verklaring die [medeverdachte 1] op 5 februari 2015 heeft afgelegd, waarbij [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij na het voorval met de andere man is weggereden en naar de Waalhaven zijn gegaan omdat deze man daar met iemand had afgesproken. Na deze ontmoeting heeft [medeverdachte 1] deze man weer naar huis gebracht. De stelling van de raadsman dat [medeverdachte 1] zijn verklaring omtrent [verdachte] volledig op het dossier heeft afgestemd, is dus feitelijk onjuist.
De verklaringen die [medeverdachte 1] heeft afgelegd, komen in grote lijnen overeen met hetgeen is verklaard door aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Daar komt bij dat [medeverdachte 1] zichzelf in deze verklaring onomwonden belast en op geen enkel moment de namen van andere betrokkenen wil noemen. De rechtbank ziet dan ook geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen te twijfelen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Conclusie
De hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen leveren naar oordeel van de rechtbank bewijs en de overtuiging op dat [verdachte] een van de mannen is die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wederrechtelijk van hun vrijheid hebben beroofd en hebben gepoogd met geweld geld te stelen.
Ten aanzien van de feiten gepleegd op 1 november 2014
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 31 oktober 2014 een bericht kreeg van de man waar zij op 24 oktober 2014 thuis hadden afgesproken. Hij noemt die man de organisator. [medeverdachte 1] is naar de woning van die man gereden. Daar in de woning was de man die daar woont en de man die er 24 oktober 2014 ook bij was. Daarnaast waren ook twee andere mannen in de woning. De man die hem een bericht had gestuurd, zei dat iemand had gezien dat het geld van [naam] bij [slachtoffer 4] zou liggen. Er werd besloten dat er drie mannen in die woning naar binnen zouden gaan en dat [medeverdachte 1] zou chauffeuren. De man die wist dat het geld bij [slachtoffer 4] in de woning lag, ging weer niet mee. De andere drie mannen zijn de woning van [slachtoffer 4] ingegaan. Na een tijd kwamen de mannen weer terug in de auto en hadden zij een andere man (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 5] ) bij zich die geboeid was. [medeverdachte 1] is met hen weggereden en [slachtoffer 5] is daarna uit de auto gezet.14.
[medeverdachte 1] heeft niet willen verklaren wie al deze personen betroffen. [medeverdachte 1] heeft wel aangegeven dat in de woning dezelfde man was die er 24 oktober 2014 ook bij was. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] op 24 oktober 2014 de tweede persoon was waarmee [medeverdachte 1] het feit heeft gepleegd. Op basis van de verklaring van [medeverdachte 1] leidt de rechtbank af dat [verdachte] in de nacht van 1 november 2014 in de woning aanwezig was. De man bij wie [medeverdachte 1] had afgesproken, was dezelfde man als waar zij 24 oktober 2014 hadden afgesproken. Deze man ging weer niet mee. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] dus met [medeverdachte 1] mee is gegaan naar de woning van [slachtoffer 4] . [medeverdachte 1] is de enige die in de auto is gebleven waardoor het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat [verdachte] met de andere twee mannen de woning in is gegaan.
De verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [slachtoffer 4] . Zij heeft verklaard dat [slachtoffer 5] met [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) heeft gesproken. [medeverdachte 2] heeft toen tegen [slachtoffer 5] gezegd dat hij in opdracht van [naam] ( [naam 3] ) naar de woning van [slachtoffer 4] is gegaan omdat er geld in de woning zou liggen. [medeverdachte 2] heeft ook tegen [slachtoffer 5] gezegd – en later ook tegen getuige [slachtoffer 4] persoonlijk – dat er ene [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] heeft verklaard dat dit zijn facebooknaam is)15.en ene [verdachte] bij betrokken waren. Beide mannen zitten bij de No Surrender club.16.Getuige [slachtoffer 4] heeft tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris bevestigd dat wat zij bij de politie heeft verklaard, de waarheid is.17.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij die nacht bij zijn (ex-)schoonmoeder in de [adres 2] sliep. Die nacht zou verdachte zijn gebeld door [naam 3] omdat er een gek voor zijn deur stond. Verdachte heeft deze verklaring in een zeer laat stadium gegeven waardoor dit niet verifieerbaar is. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting niet de naam van zijn
(ex-)schoonmoeder willen geven. De rechtbank acht deze verklaring dan ook ongeloofwaardig.
Conclusie
De hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen leveren naar het oordeel van de rechtbank bewijs en de overtuiging op dat [verdachte] een van de mannen is die [slachtoffer 5] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en heeft gepoogd met geweld geld te stelen.
Ten aanzien van feit 5
In de woning van [verdachte] in [woonplaats 2] heeft op 13 januari 2015 een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij is in een ruimte achter de wc een voorwerp in een plastic zak aangetroffen. Dit betrof een vuurwapen met houder van het merk Tokarev M57. Daarnaast is in de woning munitie aangetroffen.18.Een verbalisant heeft onderzoek ingesteld naar het aangetroffen wapen en munitie en hierin beschreven dat het een pistool van het merk Zastava, type M57 TOKAREV, kaliber 7.62 x 25 mm betreft. Dit pistool is vuurwapen van categorie III. De munitie (9 stuks) betreffen type 7.62 “Tokarev” van het kaliber 7.62 x 25 mm. De munitie is passend voor het pistool en betreft munitie van categorie III.19.
De verdediging heeft betoogd dat [verdachte] zich niet bewust was van het aanwezige wapen en dat iemand anders het wapen daar heeft kunnen verstoppen.
Het wapen is aangetroffen in de woning van [verdachte] . De rechtbank acht het onaannemelijk dat een ander een wapen in het huis van [verdachte] verbergt zonder medeweten van [verdachte] . De verdediging heeft ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat een ander dit wapen in de woning van [verdachte] heeft gelegd. De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] een wapen en munitie van categorie III als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad. Hierbij merkt de rechtbank op dat in de tenlastelegging wordt gesproken over categorie II. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit niet anders worden gezien dan een kennelijke verschrijving nu het wapen (met bij behorende munitie) een pistool betreft en in het dossier wordt besproken als behorend tot categorie III.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780098-15 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 05/881648-14 onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
in de zaak met parketnummer 05/780098-15
hij op of omstreeks 24 oktober 2014 te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1]
, in de woning van haar zus aan de [adres 2] , hebben/heeft vastgepakt
en/of vastgehouden en/of, onder bedreiging van een pistool, althans een
wapen, hebben/heeft laten plaatsnemen op een bank en/of hebben/heeft belet
genoemde woning te verlaten en/of (vervolgens) hebben/heeft vastgepakt en/of
meegenomen naar buiten in de richting van haar woning aan de [adres 3];
in de zaak met parketnummer 05/881648-14
1. subsidiair.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 24 oktober 2014, te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a. a)opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s)
die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of vastgehouden en/of onder bedreiging van
een pistool, althans een wapen, in een auto geduwd en/of in die auto
meegenomen naar haar woning aan de [adres 2] en aldaar haar vastgehouden
en/of haar (vervolgens) meegenomen naar de bovenetage en aldaar haar op bed
vastgebonden aan handen en/of voeten en/of
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2014, te Nijmegen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [naam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan
en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , te plegen met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met bivakmutsen op hun
hoofd(en), die [slachtoffer 2] heeft/hebben meegenomen naar een woning aan de
[adres 2] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen de deur van haar
woning te openen en/of heeft/hebben gevraagd naar geld en/of die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedwongen om haar zus [slachtoffer 1] te bellen en te
laten zeggen dat ze dringend naar de [adres 2] moest komen en/of
(vervolgens) toen die [slachtoffer 1] was gearriveerd, haar heeft/hebben
laten plaatsnemen op de bank en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben
meegenomen naar boven en/of die [slachtoffer 2] aan handen en/of voeten
heeft/hebben vastgebonden en/of
een (vuur)wapen heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en/of op
dwingende toon heeft/hebben gezegd "Kijk ons niet aan, zeg waar het geld (van
[naam] ) ligt, jullie weten waar we het over hebben" en/of "Waar is het geld
(van [naam] )", althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gezegd dat ze naar haar woning aan de [adres 3]
zouden gaan en/of die [slachtoffer 1] bij de haren heeft/hebben gepakt en/of
gezegd "Jij gaat met ons mee, jij gaat zeggen waar het geld (van [naam] ) ligt,
anders maken we je hele gezicht kapot", althans woorden van soortgelijke aard
of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 1 november 2014, te Nijmegen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [naam] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn/haar mededader(s), althans
alleen, met bivakmutsen over hun hoofd(en) en/of met handschoenen aan, die
[slachtoffer 5] , die een woning aan de [adres 4] binnenging, heeft/hebben vastgepakt
en/of vastgehouden en/of een (vuur)wapen op/tegen het hoofd heeft/hebben gezet
en/of gehouden en/of duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 5] een kapmes/machete
heeft/hebben vastgehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgepakt
en/of meegenomen naar de bovenverdieping van die woning en/of die [slachtoffer 5] met het
wapen, althans met een voorwerp, op/tegen het achterhoofd heeft/hebben
geslagen en/of die [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgebonden en/of geboeid en/of die [slachtoffer 5]
heeft/hebben toegevoegd "Waar is het geld, er moet geld zijn" of woorden van
soortgelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 1 november 2014, te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 5] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 5] ,
in een woning aan de [adres 4] , vast gepakt en/of vastgehouden en/of een
(vuur)wapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezet, althans een
(vuur)wapen op die [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/of die [slachtoffer 5] met dat wapen,
althans met een voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of die
[slachtoffer 5] heeft/hebben vastgebonden en/of geboeid aan de handen en/of (vervolgens)
die [slachtoffer 5] , vanuit die woning aan de [adres 4] , in een auto heeft/hebben
geduwd en/of aan beide kanten van die [slachtoffer 5] achterin de auto zijn gaan zitten
en/of die [slachtoffer 5] in die auto heeft/hebben vastgehouden en/of met die [slachtoffer 5] zijn
gaan rijden;
5.
hij op of omstreeks 13 januari 2015, te [woonplaats 2] , een of meer wapens van
categorie III, te weten een pistool (Zastava, type Tokarev, M 57 kal. 7.62mm x 25 mm)
en/of munitie van categorie III, te weten een aantal patronen/kogels (11 patronen/kogels,
type hagel 16mm en/of 27 patronen/kogels, type knal, 7.62 x 25 mm), voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 05/780098-15 en 05/881648-14 onder 1, subsidiair en 2:
eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven
en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven en beroofd houden
en
medeplegen van poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld met geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal te vergemakkelijken
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 05/881648-14 onder 3 en 4:
eendaadse samenloop van
medeplegen van poging tot diefstal, vergezeld met geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal te vergemakkelijken
en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven en beroofd houden
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780098-15 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 05/881648-14 onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen in de zaak met parketnummer 05/881648-14 (1 st munitie, pistool Tokarev, 1 st munitie Tokarev) vordert de officier van justitie onttrekking aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van eendaadse samenloop en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De raadsman heeft verzocht tevens rekening te houden met de omtrent verdachte opgesteld rapportages, de duur van het onderzoek en de rol die het Openbaar Ministerie daarin heeft gespeeld. Daarnaast heeft de raadsman benoemd dat het Openbaar Ministerie zeer onzorgvuldig heeft gehandeld. De raadsman heeft verzocht gelet op het voorgaande een lagere straf op te leggen dan geëist door de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 oktober 2015;
- voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 26 maart 2015 en 31 augustus 2015;
- een multidisciplinair rapport van drs. M. Kemink, psycholoog, gedateerd 14 april 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met een ander twee vrouwen van hun vrijheid beroofd in een poging een ander een grote som geld afhandig te maken. Daarbij is grof geweld gebruikt, met name door verdachte. Een van de vrouwen is, terwijl zij nietsvermoedend op de bus stond te wachten, in een auto geduwd en onder bedreigende omstandigheden meegenomen naar haar eigen huis. Daar is zij onder bedreiging met een vuurwapen gedwongen haar eigen zuster onder valse voorwendselen naar haar woning te lokken en daarna vastgebonden. De andere vrouw is na aankomst in de woning mishandeld en zowel verbaal als door een pistool tegen haar hoofd te zetten bedreigd. Nadat deze poging tot diefstal geen resultaat opleverde - omdat laatstgenoemde vrouw wist te vluchten - is ongeveer een week later ingebroken in een woning om alsnog dat geld te vinden. Hierbij is opnieuw een persoon van zijn vrijheid beroofd die per toeval die woning binnenkwam. Ook die persoon is mishandeld en heeft een (vuur)wapen tegen zijn hoofd gezet gekregen.
Dit zijn ernstige feiten. Verdachte en zijn mededaders hebben in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Die hebben doodsangsten uitgestaan en hebben nog lang last gehad van wat hen is overkomen, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen. Daarnaast versterken dergelijke feiten ook in het algemeen de gevoelens van onveiligheid die in de samenleving bestaan.
Naast deze feiten heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet Wapens en Munitie door een vuurwapen met munitie in zijn bezit te hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor deze feiten alleen een langdurige gevangenisstraf passend. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf acht de rechtbank op zijn plaats, mede gelet op het door verdachte gebruikte geweld. De rechtbank zal die eis dan ook volgen.
Ten aanzien van het beslag overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. De rechtbank behoeft hieromtrent dan ook geen beslissing meer te nemen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] bijgenaamd [naam 4] , [slachtoffer 2] bijgenaamd [naam 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding.
[slachtoffer 1] bijgenaamd [naam 4] vordert een bedrag van € 759,70, waarvan € 600,- immateriële schade.
[slachtoffer 2] bijgenaamd [naam 4] vordert een bedrag van € 1259,95, waarvan € 1200,- immateriële schade.
[slachtoffer 5] vordert een bedrag van € 5000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 4] vordert een bedrag van € 590,- aan materiële schade
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het volgende verzocht met betrekking tot de vorderingen:
[slachtoffer 1] bijgenaamd [naam 4] : toewijzen.
[slachtoffer 2] bijgenaamd [naam 4] : € 1200,- toewijzen, benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
[slachtoffer 5] : € 1500,- toewijzen, benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
[slachtoffer 4] : € 90,-- toewijzen, benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] bijgenaamd [naam 4] stelt de verdediging zich op het standpunt dat de loonderving onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde partij verzekerd moet zijn tegen kosten van medicijnen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] bijgenaamd [naam 4] stelt de verdediging zich op het standpunt dat de gevorderde materiële schade (kerstspullen) onvoldoende is onderbouwd en dat de gevorderde immateriële schade veel te hoog is.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] verzoekt de verdediging het bedrag te matigen tot het bedrag dat door [slachtoffer 1] bijgenaamd [naam 4] is gevorderd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] stelt de verdediging dat de ketting en de tussendeur niet zijn onderbouwd en dat het causaal verband tussen de schade aan het voordeurslot twijfelachtig is nu de rekening daarvoor gedateerd is 3 juni 2015.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] bijgenaamd [naam 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] bijgenaamd [naam 4] als gevolg van het onder parketnummer 05/881645-14 feit 2 en parketnummer 05/780099-15 bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal per schadepost worden besproken.
Medicijnen
Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft benadeelde partij rustgevende medicatie gebruikt. Deze kostenpost is door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd (uit de stukken blijkt dat benadeelde partij zelf het gevorderde bedrag moest betalen), is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost, groot € 13,54 en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 30 december 2014, kan worden toegewezen.
Loonderving
De benadeelde partij heeft (ten minste) een aantal dagen niet kunnen werken. Dit heeft een inkomensverlies van € 146,16 tot gevolg gehad. De rechtbank acht het, gelet op de aard van de gebeurtenissen op 24 oktober 2014, zonder meer aannemelijk dat dit inkomensverlies daaraan te wijten is. Deze kostenpost is door de verdediging voor het overige niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan de vordering met betrekking tot deze schadepost worden toegewezen. De ingangsdatum van de wettelijke rente bepaalt de rechtbank, schattenderwijs, op 24 november 2014 (de datum waarop de eerstvolgende loonbetaling na het incident zou hebben plaatsgevonden).
Immateriële schade
Voorts is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/881645-14 feit 2 en parketnummer 05/780099-15 rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de vrijheidsberoving – waarbij benadeelde partij is mishandeld en met een wapen bedreigd – is zij ‘anderszins’ in haar persoon aangetast, doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten voor toekenning van smartengeld, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 600,- acht de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan en gezien de bedragen die Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, billijk. De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar per 24 oktober 2014.
[slachtoffer 2] bijgenaamd [naam 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] bijgenaamd [naam 4] als gevolg van het onder parketnummer 05/881645-14 feit 1 subsidiair en feit 2 bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal per schadepost worden besproken.
Kerstspullen
De benadeelde partij heeft aangegeven dat kerstspullen zijn vernield. Aangezien verdachte en/of zijn mededader haar woning heeft doorzocht, acht de rechtbank dit aannemelijk. Nu de hoogte van de schade ( € 59,95) de rechtbank (ook zonder aankoopbonnen te hebben gezien) niet onredelijk voorkomt, is zij van oordeel dat dit bedrag kan worden toegewezen.
Immateriële schade
Voorts is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/881645-14 feit 1 subsidiair en 2 rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de vrijheidsberoving – waarbij benadeelde partij vanaf een bushalte in een auto is meegenomen, gedwongen mee te gaan naar haar huis, vastgebonden en met een wapen bedreigd – is zij ‘anderszins’ in haar persoon aangetast, doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 1200,- is, gelet op de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan en gezien de bedragen die Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, billijk.
De gevorderde wettelijke rente over de totale schade is toewijsbaar vanaf 24 oktober 2014.
[slachtoffer 5]
De rechtbank merkt op dat het voegingsformulier door de moeder van [slachtoffer 5] is ingevuld zonder dat is gebleken dat zij daartoe door hem is gemachtigd. Nu [slachtoffer 5] met zijn aanwezigheid ter terechtzitting de vordering (€ 5.000,-- aan smartengeld) heeft bekrachtigd, is dit gebrek wat de rechtbank betreft geheeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] door het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/881645-14 feit 3 rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de vrijheidsberoving – waarbij benadeelde partij met een wapen is bedreigd, geboeid in een auto is meegenomen en op een andere plek geboeid in de nachtelijke uren is achtergelaten – is hij ‘anderszins’ in zijn persoon aangetast, doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijke integriteit. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal een smartengeld van € 1500,- worden toegekend.
In het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden, nu beoordeling daarvan een nadere onderbouwing zou vergen, hetgeen een onredelijke belasting van het strafproces zou betekenen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 november 2014.
[slachtoffer 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 05/881649-14 feit 3 bewezenverklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal per schadepost worden besproken.
Slot voordeur
De benadeelde partij heeft aangegeven dat bij het voorval het slot van haar voordeur is vernield. De kosten van het herstel bedroegen € 90,-. Nu deze schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd en niet onredelijk voorkomt, is zij van oordeel dat dit deel van de vordering kan worden toegewezen.
Gouden ketting en tussendeur
De rechtbank acht de schadepost in verband met de gouden ketting niet toewijsbaar nu deze in het dossier op geen enkele plaats is terug te vinden. De rechtbank acht ook de schadepost die ziet op de tussendeur niet toewijsbaar nu die niet met stukken is onderbouwd of anderszins aannemelijk is gemaakt. Nadere onderbouwing van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verdachte hoofdelijk veroordelen tot betaling aan de benadeelde partijen van de toewijsbare schadevergoeding. Dit betekent dat de verdachte niet meer tot vergoeding gehouden is indien en voor zover de toegewezen schadevergoeding door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Verder ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte – eveneens hoofdelijk – op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Met betrekking tot het aan [slachtoffer 4] te betalen bedrag is de ingangsdatum van de wettelijke rent 3 juni 2015 (de datum waarop benadeelde partij tot betaling is aangesproken door de woningbouwvereniging).
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
9. De beslissing
De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair in de zaak met parketnummer 05/881648-14 tenlastegelegde;
verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten in de zaken met parketnummer 05/780098-15 en 05/881648-14 heeft begaan, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen.
veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 1] bijgenaamd [naam 4] € 759,70
te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 13,54 vanaf 30 december
2014, over een bedrag van € 146,16 vanaf 24 november 2014 en over een bedrag van
€ 600,- vanaf 24 oktober 2014
2. [slachtoffer 2] bijgenaamd [naam 4] € 1259,95
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2014
3. [slachtoffer 5] € 1500,-
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2014.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
4. [slachtoffer 4] € 90,-
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt aan veroordeelde tevens hoofdelijk de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [slachtoffer 1] bijgenaamd [naam 4] € 759,7015 dagen
te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 13,54 vanaf 30 december
2014, over een bedrag van € 146,16 vanaf 24 november 2014 en over een bedrag van
€ 600,- vanaf 24 oktober 2014
2. [slachtoffer 2] bijgenaamd [naam 4] € 1259,9522 dagen
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2014
3. [slachtoffer 5] € 1500,-25 dagen
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2014.
4. [slachtoffer 4] € 90,-1 dag
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2015.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders de betreffende schadebedragen zijn betaald, ook veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. C. van Linschoten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen en mr. M.G.A. Luijckx, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2016. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑01‑2016
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 590-594; proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 608-609, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1870-1872.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 1000-1001; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1873-1874.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1870-1872.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1832-1833.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 616.
Mutatie rapport, p. 620.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 863-864.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 595.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 610.
Document politie Gelderland-Zuid, inhoudende persoonsgegevens verdachte [medeverdachte 1] , p. 1742-1743.
Document politie Gelderland-Zuid, inhoudende persoonsgegevens verdacht [verdachte] , p. 1747-1748.
Telecom analyse, p. 1136.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1873-1874.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1827.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , p. 1035-1036.
Verhoor getuige [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris d.d. 20 mei 2015, p. 1.
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 346-347, 349.
Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 896-898; proces-verbaal van bevindingen WWM, p. 925-926.